MOHAWKS. VAN Miss M. E. BE,ADDON. Naar het EngeUch, 81) Voor de eerste maal gedurende op zijn minst een jaar had Monsieur Fétis zich niet gekwetep van zijn och tendplichten bij Mr, Topsparkle's toi let. Hij was zeer ziek thuis gekomen van zijn avondfeestje, en hij gevoelde zich van morgen niets beterdaarom waB Madame verplicht geweest een klein briefje te sturen, om haar echt genoot op Soho Square te veront schuldigen, een briefje, half in 't Fransch en half in 't Engelsch, met eene gelijkelijk slechte spelling in beide talen. Madame's kamer was eene kleine voorkamer, vlak bij de voordeur. Uit haar vensterraam kon zij een naderen den bezoeker opmerken, terwijl zij door hare deur elk gesprek kon afluis teren, dat in de gang werd gevoerd, en zoo bleef zij op de hoogte van ieder, die uitging en binnenkwam. De kleine kamer was als een spinne- web, waar menige brooddronken gon zende vlieg onverhoeds was inge vlogen, om er gekortwiekt weêr uitte- komen. 't Was het hol van Circe, en de beenderen van tallooze slacht offers lagen daar te bleeken, altijd metaforisch gesproken. Vandaag was Madame Fétis zoo verdiept in het optellen van die lange kolom cijfers, dat zij minder dan ge woonlijk acht gaf op hetgeen daar buiten omging, en geheel onverwachts bespeurde zij dan ook, dat er een draagstoel voor hare deur, nog geen drie voet van haar venster werd neer gezet. 't Was niet een gewone gehuur de, maar een eigen draagstoel, geverfd en opgesierd, met eene bestudeerde eenvoudigheid, die genoegzaam aan duidde, dat de eigenaar een voornaam heer was. De paneelen waren donker bruin, het wapenschild, dat daarop prijkte, was niet bont of opgeschikt alles was donker, eenvoudig, sober van stijl. Madame Fétis had geen tijd om zich in gissingen te verdiepen, want de oranje met bruine livreien der lakeien, die voor den draagstoel uitliepen, deden haar zien, dat de stoel het eigendom van een niet min der personaadje kon wezen dan van den patroon en quasi-meester haars echtgenoots, den rijken Mr. Topsparkle; en het hart der kleine Frangaise klopte gejaagd van bevre digde ijdelheid bij de gedachte, dat hare betoovering Mr. Topsparkle ge- dieven had naar de woning liaars echtgenoots, aan welke hij nog nooit te voren een bezoek gebracht had. Een der gepoederde lakeien bracht nu met meer dan noodige luidruch tigheid den klopper in beweging. Madame vloog naar de deur, om die te openen, en stond daar te glimlach en en te buigen, toen Mr. Topsparkle uit den draagstoel steeg. „Waarde dame, ge bewijst me waarlijk te veel eer," sprak hij, ter wijl hij de met hout beschoten gang binnenkwam, en die donkere ruimte vervulde met een overweldigenden geur van rozenolie, ,,'t Gebeurt niet vaak, dat IJebe de plaats van Cer berus inneemt." „Mijne dienstboden zijn zoo traag, edele heer," antwoordde Madame bij wijze van verontschuldiging; onze Cerberus poetst half duttend de schoe nen, en mijne femme de chambre verkeert nog in een toestand, waarin zij nauwelijks weet, of de kamerBtoffer, dien zij in de hand heeft, een droom of werkelijkheid is. Indien uw edel heid zich verwaardigen wilde, in de kamer te komen „Een oogenblikje zal ik vertoeven, waarde dame," zeide Topsparkle, en, zich naar de openstaande deur wen dende, wenkte hij zijn lakeien, dat hij hun wat te zeggen had. „Ge kunt met dien draagstoel naar huis gaan, vrienden. Ik zal te voet terugkeeren." De dragers namen nu hun lichter geworden last op, en de lakeien liepen voor den draagstoel uit, terwijl Mada me Fétis de deur sloot, en haar be zoeker, die de kamer binnenging, volgde, waar zij een grooten armstoel naar voren schoof, in welken zij ge woon was haar middagdutje te doen, en die natuurlijk de weelderigste zetel van het vertrek was, anders zou hij niet zoo bij haar in de gunst gestaan hebben. „Zoo heeft dus mijn goede Fétis het niet langer kunnen volhouden," zeide Mr. Topsparkle, terwijl hij in den armstoel plaats nam. „Ja, mijnheer; hij is erg ziek." „De inhoud van uw vriendelijk briefje wekte nauwelijks eenige ver bazing bij me. Ik heb nog eens nage dacht over 't geen we onlangs met elkander besproken hebben, waarde Madame Fétis," vervolgde Topspar kle, terwijl hij zich met achtelooze houding voorover boog in den gemak- kelijken stoel, met zijn elleboog op zijn knie, terwijl hij op het stoffige tapijt met de barnsteenen punt van zijn wandelstok figuren teekende; „en daar ik zeer veel belang stel in de gezondheid vooral in de geestelijke gezondheid van uw uitmuntenden echtgenoot, verlangde ik zeer meer te vernemen uit dezelfde bron; en daarom ben ik, in plaats van een lakei te zenden, om te laten vragen, hoe het met uw man gesteld was, zelf gekomen. Ik weet, hoe ongerust eene liefhebbende vrouw zich pleegt te maken, hoe hare teêrgevoeligheid soms overdreven gewicht hecht aan de ziekteverschijnselen „O neen, mijnheer, ik overdrijf niet ten aanzien van den toestand mijns echtgenoots," riep de dame uit, en hij zette een knorrig gezicht „'t wordt al erger en erger; en ik vrees, het zal niet lang meer duren, dat ik hem met een dwangbuis aan naar Bedlam zal zien vervoeren. Yan nacht nog heeft hij een erger aanval gehad dan ooit te voren, en den avond te voren „Dien avond toen ge Jack Spencer en Lord Lavendale ten uwent gehad hebt, en een gezelschap, dat bij u soupeerde en kaartspeelde," viel Topsparkle haar in de rede, en hij gaf met zijn magere vingers een lik je op Madame's molligen arm. „O, ik heb gehoord van uwe gastmalen en festiviteiten, ma belle, en van het geld, dat verloren en gewonnen is onder dit bescheiden dak van u." „Ik kan u verzekeren, mijnheer, dat het eene zeer sobere partij was. Er waren geen dames bij, en er is geen glas gebroken, en geen enkel meubelstuk beschadigd. Ik verklaar u, dat we met partijen als die er nooit meê uit zouden kunnen, niettegen staande Mr. Spencer een guinea af schuift, waar ieder ander heer een shil ling geeft. Maar 'tzijn die dolle avonden wanneer de dames en de heeren onder het souper gaan stoeien, of wanneer er degens getrokken worden onder het kaartspelen, en het ameu blement vernield wordt die koren op den molen brengen." „Er is dan weinig van dat soort van afleiding op Mr. Spencer's partij geweest 't is een ernstige en be daarde bijeenkomst geweest," zeide Topsparkle, op den toon van iemand, die zoo maar wat voortbabbelt, om dat hij anders niet te doen heeft; „maar die bedaarde avonden zijn gevaarlijker dan je luidruchtige par tijen, waarbij de lui aan 't stoeien gaan. Ik zou durven wedden, dat er hoog gespeeld is." Madame schudde bedenkelijk het hoofd. „O, dat zal zeker wel het geval geweest zijn, uw edelheid, want die dwaze man van me heeft tot het aanbreken van den dag liggen omwoelen, en hij heeft liggen ijlen als een waanzinnige tot negen uur, toen hij in slaap viel liggen ijlen over Yenetië en een zekeren Borro- meo. Herinnert uw edelheid zich misschien een vriend van mijn man, die zoo heette?" „Borromeo?" herhaalde Topspar kle, en hij deed alsof hij zich eerst eens moest bedenken. „Neen, die naam is me vreemd. En heeft dus uw man in zijn slaap liggen praten, en heeft hij gepraat over Yenetië? Ver toeven zijne gedachten vaak bij dat onderwerp „'t Is de eerste maal, dat ik hem daarover heb hooren praten. Als hij ijlt, dan is het meestal over het huis van uw edelheid op Soho Square. Wat kan er toch in die prachtige woning zijn, wat -Louis aanleiding geeft, om er met zulk een afgrijzen van te spreken Hij praat altijd over geesten. Gelooft gij werkelijk, dat het er spookt, mijnheer „'t Spookt er geen zier meer, dan in dit gezellige kamertje van u, schoone vriendin; maar dienstboden zijn bijgeloovig en hebben de eigen aardigheid, dat zij voor elke mooie oude woning een geest uitdenken. Mijn huis is vroeger bewoond geweest door Lord Gray, die onthoofd is na den opstand van Monmouth, en die dwaze dienstboden van me hebben een verhaal bedacht, dat die gestalte zonder hoofd tusschen middernacht en het kraaien van den haan door de gangen omzwerft. Er zijn op Soho Square geen geesten, Madame, be halve zulke kinderachtige verzinsels, als waarvan ik u zooëven verteld hebmaar ik vrees, dat het met uw man heel min gesteld is, en dat dat ijlen van hem een maar al te duidelijk verschijnsel is van de brandewijndrin kers-ziekte. Ge moogt wel goed op hem passen, mijn goede Madame Fétis, als ge hem niet wilt zien sterven in een krankzinnigenhuis." „Helaas, mijnheer, hoe kan ik passen op een man, die niet ver kiest op zichzelven te passen Gis terenavond nog heb ik hem gesmeekt, niet naar een souper ten huize van Lord Lavendale op Bloomsbury Square te gaan, op 't welk zijne lordschap hem genoodigd had." „Wel zoo, had zijne lordschap uw man op een souper genoodigd? Dat is allerliefst, dat moet ik zeggen." „Uw edelheid zou nauwelijks willen gelooven, hoeveel notitie de aanzien lijkste heeren van het land steeds van Fétis genomen hebben. Dat juist is zijn verderf geweest. Lord Laven dale was verbazend met hem opge tild. In zijn slaap dien nacht was het telkens en telkens weêr Laven dale Yenetië Borromeo Laven dale dat alles dooreen ijlde hijen toen heeft hij gisterenavond na afloop van de opera, een draagstoel besteld en heeft hij zich laten brengen naar zijne lordschap, in weerwil van mijn beweren, dat het gezelschap, waarin hij zich ging begeven, hem verleiden zou om hoog te spelen, en zoo onzen val verhaasten zou. Hij verkoos niet naar me te luisteren, maar is er heengegaan in een groen geribt flu- weelen kostuum, dat uw edelheid voor haar laatsten verjaardag heeft laten maken, doch maar ééns heeft aangehad „Ik herinner me dat kostuum," zeide Topsparkle: „ik zag er even ziekelijk meê uit, als eene voorname dame met haar ochtendmuts op, voordat zij zich heeft laten blanketten. 't Heeft me vijf en negentig guineas voor mijn verjaardag gekost, en ik heb het den volgenden morgen reeds aan Fétis geschonken, 't Is mijn re gel, nooit een kostuum voor de tweede maal aan te trekken, als ik vind, dat het me niet goed staat, wanneer ik het voor de eerste maal aanheb.1 't Zou in strijd zijn met het gezond verstand, als iemand ter wille van een handvol armzalige guineas een afkeer van zichzelven kreeg. Ik durf er een eed op te doen, dat Fétis er bewonderenswaardig uitziet in dat kostuum, 't Stemt volkomen overeen met zijn tint." „Hij had met dat kostuum meer het voorkomen van een voornaam heer, dan pas geeft voor iemand in zijne positie," antwoordde Madame op gestrengen toon. „Indien hij zich wat meer moeite wilde geven, om geld over te sparen voor zijn ouden dag, en er zich wat minder op toeleg de, om door te gaan voor een aanzien lijk heer, 't zou voor ons beiden vrij wat beter zijn." „Maar met eene zoo bekoorlijke vrouw, en zulke voorrechten, die de ge volgen zijn eener voortreffelijke oplei ding, heeft een man van een romanesk karakter er aanspraak op, dat men 't hem vergeve, wanneer hy het vergeet dat hij niet in 't purper geboren is," zeide Topsparkle, nog altijd met het voorkomen van iemand die in gepeins is. „Maar ik doe u afwijken van uw verhaal. Ge wildet zoojuist zeggen „O, mijnheer, indien gij mijn man van morgen om vier uur eens gezien hadt, toen hij van zijne slemppartij thuis kwam!" „Gij speekt daar een gestreng woord, Madame. Was hij dan dron ken „Erger dan dat, mijnheer. Hij was zoo bleek als een doode en trilde aan elk zijner leden. Hij had getracht te voet naar huis te gaan, maar was bijna op de straat neêrgeslagen, toen er gelukkig een ledig rijtuig voorbijreed, dat hem kon opnemen, 't Was, of hij met stomheid geslagen was hij verkoos geen antwoord te geven ook maar op een enkele mijner vra gen, en liet zich als een klein kind door mij naar bed brengen. Toch was 't niet het verlies van zjjn geld, dat hem van zijn zinnen beroofd had, want de guineas vielen zoo maar uit zijn zakken, zoodat het tapijt er meê bezaaid was, alsof het goud geregend had. Hij lag den halven nacht te jammeren, totdat hij om zoo te zeggen zijn bewustzijn geheel ver loor." „Heeft hij evenals den vorigen nacht geijld?" „Vau 't oogenblik af, dat hij thuis kwam, heeft hij geen veVstaanbaar woord gesproken." „Hoe vreemd! 't Doet denken aan een soort van toeval. Hebt ge er een dokter bij geroepen?" „Neen, mijnheer; ik wilde niet gaarne, dat iemand hem in zulk een toestand zag, daar het dan wel eens ruchtbaar kon worden in de buurt, dat hij krankzinnig is, wat natuurlijk onze affaire geheel bederven zou." „Gij zijt eene zeer verstandige vrouw, en uwe voorzichtigheid kan waarlijk niet genoeg geprezen worden," riep Topsparkle met geestdrift uit. „Zorg, dat geen sterveling hem te zien krijge, voordat hij zijn verstand weêr heeft gekregen. Werd het eenmaal rucht baar, dat hij krankzinnig is, dan was het met uwe zaak gedaan." „Ik heb met volmaakte oprecht heid tot uw edelheid gesproken, als tot den beschermer en vriend mijns echtgenoots," antwoordde Madame met zachte stem. (Wordt vervolpd). Gedrukt bjj DE ERYEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 6