MOHAWKS.
▼AM
Miss M. E. BHADDON.
Naar het EngeUch.
91)
„Laat het spoedig plaats hebben,
lieve," had hij ge/egd, en zij bad
hem niet tegengesproken. Zij waren
van plan hun huwelijk zonder drukte
en omslag te doen plaats hebben,
om dan op reis te gaan naar het
Vasteland, en dan in het zonnige
Zuiden van Frankrijk van de eene
oude stad naar de andere te trekken,
vervolgens af te zakken naar de
Middellandsche Zee, en op hare be-
tooverend schoone kust te toeven,
tot de zomerhitte hen van daar ver
dreef; en dan wilden zij zich naar
Weenen begeven, naar die bekoor
lijke stad, waar Lavendale en Whar
ton zulk een wild leven geleid had
den, en vervolgens naar Oostenrijksch
Tyrol, om daar het genot en de rust
der eenzaamheid te smaken, en om de
verkwikkelijke, door ijsvelden afge
koelde berglucht in te ademen in
dat woeste hoogland, waar de her
dershut het eenige bewijs levert, dat
er menschen wonen, en waar men
meer kans heeft, een gier of een
arend, dan een mensch aan te treffen.
„Laat het spoedig geschieden," had
hij gezegd, toen hij aan hare zijde
stond in het huis, waar de lijkkist
haars echtgenoots nog niet lang ge
leden was uitdragen en zij had hare
blanke armen om zijn hals geslagen
evenals jaren geleden op dien avond
in de Sineesche tent op het bal bij
Lady Skirmisham, met tranen in de
oogen, en, met eene weemoedige open
hartigheid, waarin zich een gevoel
van wanhoop openbaarde, had zij
geantwoord
„'tZal geschieden, wanneer gij het
wilt, mijn geliefde, ik geef niets om
de wereld, ik geef niets om wien
ook in deze wereld of aan gene zijde
des grafs, ik geef alleen om u. En
ge ziet er zoo ziekelijk uitIk
wil uwe vrouw worden, opdat ik het
recht moge hebben, u te verzorgen
en te verplegen."
„'t Is een armzalig vooruitzicht
voor jeugd en schoonheid, voor ver
nuft en aanvalligheid, liefste mijne,"
had hij gesproken, met een glimlach
neêrziend op haar gelaat, dat met
een uitdrukking van onuitsprekelijke
liefde naar hem opzag. „Ge hebt je
moeten afgeven met een ouden echt
genoot, en nu wilt ge je gaan wijden
aan een sukkelend man Ik geloof
dat ik zwakker en hulpbehoevender
ben, dan Mr. Topsparkle was, in
weerwil van zijne zeventig jaren. Maar
wezenlijk, liefste mijne, ik heb me
voorgenomen, me te verbeteren, mij
goed in acht te nemen, nu mijn leven
het waard wordt, dat ik er iets voor
doe en laat. Ik wilde zoo gaarne er
van verzekerd zijn, nog lang in 't
leven gespaard te blijven, liefste
mijne, nu ik van je bezit verzekerd
ben. Ik gevoel nieuw leven in mijn
aderen, nu ik hier sta, terwijl je lieve
oogen naar me opzien, en mij toe
zegging doen van het grootste geluk.
Ja, liefste mijne, ik wil me niet
langer laten beangstigen door een
voorspelling. Waarom zou ik niet
gelukkig mogen zijn?"
Ja, inderdaad, waarom niet? Hij
vroeg dit wederom bij zichzelf op
dezen Kerstavond, in de winteravond
schemering, terwijl hij daar gezeten
was voor het groote haardvuur in
de voorzaal, dat zoo vroolijk snorde
in den grooten schoorsteen, en waar
van de vonken zoo lustig naar boven
stegen, dat het waarlijk niet aanging
mismoedig en somber te blijven,
vooral ook nu zij, die hij zoo innig
liefhad, spoedig komen zou, om zijne
gast op het Kerstfeest te zijn, en
tot Nieuwjaarsdag bij hem te blij
ven dan zou zij terugkeeren naar
het spookhuis op Soho Square, om
daar nog een enkelen nacht in haar
eenzamen weduwstaat door te bren
gen en dan zouden zij stil, onbe
kend, en zonder dat iemand acht
op hen sloeg, samen komen in St.
Anne's Church, waar zjj voor altijd met
elkander vereenigd zouden worden.
Zij werd verwacht. Herrick en zij
ne jeugdige gade waren daar om haar
te ontvangen. Zij zou haar eigen,
klein gevolg medenemen Lady Pol-
whele, en de Asterleys, en een zekere
Miss Lydia Yan Sittard, eene jonge
dame van goeden huize, zonder groot
fortuin, die zich gemakkelijk bewoog,
en die Lady Judith zich in den laat-
sten tijd als gezelschapsjuffer en confi
dante uitverkoren had. Eene dame
van aanzien, moet er altijd zoo iemand
op nahouden, eene niet officieel aan
gestelde eerekamenier, die evenals
de werkelijke titularis, nu en dan
weder weggaat, om plaats te maken
voor een opvolgster.
Lavendale was geen bewonderaar
van Lady Polwhele, en evenmin van
den kapitein, haar geleider, en zijne
levendige echtgenoote, en het be
vreemdde hem inderdaad, dat zijn
aanstaande vrouw er zulk gezelschap
op verkoos na te houdentoch had
hij, zoodra hij maar bespeurd had,
dat zij het gaarne wilde, zich gehaast
hen uittenoodigen, en was hij bereid
geweest, hun al de eer eener onbe
krompen gastvrijheid te bewijzen.
Miss Van Sittard beschouwde hij als
een onschuldig jeugdig persoontje
maar ietwat onbeschaamd, zooals de
jonge dames uit de aanzienlijkste
wijken van Londen over 't algemeen
waren. De schrijver van Gulliver
had openlijk haar een onbeschaam
de slet genoemd, maar „onbeschaamde
slet" was in den mond van den Deken
van St. Patrick somtijds eene vleiende
uitdrukking.
Lord Bolingbroke had beloofd een
paar dagen vóór het einde desjaars
op Lavendale Manor te komen door
brengen, om daar de boerderij in
oogenschouw te nemen, en haar
ouderwetschheid te vergelijken met
zijn eigen boerderij te Dawley, waar
hij al de nieuwste verbeteringen had
aangebracht.
„We zullen Virgilius voor elkander
aanhalen, en ons verbeelden land
bouwers te zijn," had hij gezegd,
toen hij de uitnoodiging aannam.
„Wellicht neem ik vriend Pope in
mijne koets mede, en dan kunt ge
er verzekerd van zijn, dat die scher
pe oogen van hem een karaktertrek
zullen trachten te bespeuren in elke
eigenaardige bizonderheid uwer wijze
van leven, dat hij uw huis en uw
park, uwe tafel en uwe vrienden
zal schetsen in lijnen, even scherp
en geacheveerd als eene Romeinsche
medaille."
Elke slaapkamer van eenig aanbe
lang in het groote oude huis was
schoongemaakt en gemeubeld voor aan
zienlijke gasten. Irene en de huishoud
ster hadden herhaaldelijk de vertrek
ken bezocht, en waren telkens en tel
kens weder de gangen op en neder ge-
loopen, voordat het uitgemaakt was,
welke kamers bestemd waren voor
Lord Bolingbroke, en of de slaap
kamer met het met vlinders beschil
derde behangsel goed genoeg zou zijn
voor den dichter.
„Wees er van verzekerd, Juffrouw
Becket, 'dat hij je in een zijner hekel
dichten onder handen zal nemen, als
ge hem eene minder goede kamer
geeft," sprak Irene; „ze zeggen, dat
hij even boosaardig als knap is, en
dat hij gaarne zijne vrienden be
schimpt."
„Heere, mevrouw, ik behoor niet
tot zijne vrienden, en daarom zal hij
me waarschijnlijk wel ongedeerd la
ten," zeide de huishoudster. „Maar
niet gaarne zou ik door 't een of ander
het vermoeden willen wekken, dat
ik geen eerbied had voor een be
roemd dichter. Ik wenschte alleen
maar, dat het Dr. Watts of Mr.
Bunyan was, die verwacht werdde
mooiste kamer van het huis zou
niet goed genoeg zijn voor een dezer
beide vrome heeren," liet de een
voudige ziel er op volgen, die niet
eens scheen te weten, dat de een
van hare lievelingsschrijvers reeds
overleden was.
En nu was het al bijna donker
geworden op Kerstavond, en het ge
rammel en getrappel van Lady Ju
diths koets met zes paarden kon elk
oogenblik in de groote laan ver
wacht worden. Zij en haar gezelschap
zouden vroeg in Londen het middag
maal gebruiken, en bijtijds op La
vendale Manor aankomen, om daar
thee te drinken, en een stevig negen-
uursmaal van rundvleesch en kalkoen
te gebruiken. De Indische kopjes
en schoteltjes, de meloen vormige
zilveren theeketel, de keurige trek
potjes, koffiekannetjes en chocolade
kannetjes en die miniatuur thee-
kistjes, waarin onze voorvaderen
hunne zwarte thee van dertig shil
lings het pond bewaarden dat
alles was, onder oppertoezicht van
Irene, in den salon tentoongesteld;
en Irene zelve, gedost in een kleed
van ruischend zeegroen brokaat, en
ongepoederd, maar hoog gekapt,
terwijl hare donkere oogen vol licht
en leven waren, was eene zoo schoone
jeugdige huisvrouw als waarop ooit
eenige aanzienlijke woning zich had
kunnen beroemenHerrick stond bij
het vuur, met de handen saamgevou-
wen op den rug, met welbehagen zijne
vrouw gade te slaan bij het licht der
waskaarsen, terwijl zij daar rusteloos
op en neer liep, in afwachting van
de komst der gastenhij sloeg haar
gade, bewonderde haar, en glimlachte
haar toe met al de teederheid van
een jeugdig echtgenoot, steeds zich
verbazend, dat dit schoone, onschuldige
schepsel werkelijk zijne vrouw was.
Zij bevonden zich met hen beiden
alleen in den salon, maar Lavendale
stond in de groote voorzaal te mij
meren bij het helder brandend haard
vuur, en te wachten op de komst
zijner geliefde.
„Waarom zou ik niet gelukkig
mogen zijn vroeg hij bij zichzelf.
„Waarom zou ik niet in leven mogen
blijven, om 't genot ie smaken van
het gouden fortuin, dat het noodlot
mij in den schoot heeft geworpen
eindelijk, eindelijk! Een verzwakt
gestel kan weêr opgelapt worden.
Een hart, dat zich aangewend heeft
al te gejaagd te kloppen, kan weêr
tot kalmte komen in een atmosfeer
van vrede en vreugde. Ik heb tot
nu toe op roekelooze wijze mijne
levenskracht verteerd. Ik moet matig
worden. Zal ik wanhopen, om die
geheimzinnige waarschuwing, die wel
licht bij slot van rekening niets an
ders is geweest dan de vrucht mijner
verbeelding, van een wakend droomen?
Ja, ik wil gelooven, dat die lieve
weemoedige stem mijn moeders
eigen stem slechts de uitwerking
is geweest eener door koorts opge
wonden verbeelding. Ik weet, dat ik
niet sliep, toen ik die blinkende ge
stalte zag, toen ik die bovenaardsche
stem hoorde; maar er kan een soort
van zinsbegoocheling bestaan, waarin
's menschen geest zich het beeld,
waarop hij staart, de stem welke
hij hoort, kan scheppen. Luister, daar
zijn de paardenZij is hier, zij is
hier, en waar zij is, daar kan de
dood niet komen."
Het getrappel van zes paarden op
den hard bevroren grond was onmis
kenbaar. Er waren ook een paar
voorrijders, en de Kapitein begeleidde
te paard het rijtuig, zoodat er alles
te samen negen paarden waren. De
lakeien vlogen naar de groote voor
deur, om die te openen, de hofmees
ter verscheen op den drempel, Her
rick en Irene kwamen uit den salon
toesnellen, en Lavendale spoedde zich
blootshoofds in 't duister naar buiten,
om zijn aanstaande te ontvangen. Zij
was nauwelijks minder opgewonden.
Zij wierp het portier der koets open,
voordat de lakeien er bij konden
komen, en sprong bijna in Laven-
dale's naar haar uitgestrekte armen.
Zij had een kastoren hoed op, ver
sierd met een struisveer, en had een
langen fluweelen met bont omzetten
mantel om, die haar het voorkomen
gaf van eene Russische prinses. De
koude lucht had een blos op haar
gelaat te voorschijn geroepen, en haar
oogen tinteldennooit nog had zij er
bekoorlijker uitgezien.
Lavendale was blijkbaar overstelpt
van geluk en blijdschap en kuste haar
hartelijk zonder zich te geneeren,
ten aanschouwe van al de aanwezi
gen. Daarna strekte hij zijn hand
uit naar .Lady Polwhele, die een war
me kap op 't hoofd had, en wier als
loodwit getint gelaat nog bleeker
was dan gewoonlijk, nu de koude er
een blauw waas over geworpen had.
„Wat hebt ge je geducht gewapend
tegen den Winterkoning, lieve 1 Hebt
ge het sabelbont van Anastasia Ro
binson geleend?"
„Denkt ge, dat alleen eene sopraan
zangeres een met bont omzetten man
tel kan dragen?" zeide zij op vroo-
lijken toon. „Ik heb dezen mantel
gisteren gekocht, en ik durf je ver
zekeren, dat hij mooier is dan alles
wat Peterborough ooit aan zijne
vrouw gegeven heeft. Ze zeggen, dat
zij werkelijk met hem getrouwd is,
en dat zij en hare moeder haar in
trek genomen hebben in zijne woning
op Parson's Green, maar hjj moet
haar plechtig hebben doen beloven
het huwelijk geheim te houden, en
hij moet haar zelfs verboden hebben
haar trouwring te dragen."
„Hij is een dwaas," antwoordde
Lavendale, „en zijne trotschheid is
er eene van het laagste soort. Koning
Cophetua schaamde zich niet over
zijne jeugdige bedelares. Hij was zich
er bewust van, dat hij de vrouw
zijner keuze tot zich kon opheffen.
Miss Robinson is alleen maar te goed
voor Mordanto, die bij het einde van
het hoofdstuk half gek zal zijn. Wel
kom op Lavendale Manor, waarde
Noorsche prinses 1 't Is maar een
vervallen oud huis voor u, die ge
woon zijt aan zulk een pracht en
weelde
„Spreek daarvan niet," haastte
zij zich hem in de rede te vallen
„vergeet, dat ik ooit die pracht en
weelde gekend heb. Gave God, dat
ik zelve me er niets meer van herin
nerde 1 Ah, daar zie ik uwe jeug
dige vriendin, Mrs. Durnford, die
me met een glimlach hier welkom
heet, en ook haar talentvollen echt
genoot;" en Lady Judith liep het
huis binnen, en omhelsde toen Irene,
die zij sedert den vorigen winter niet
gezien had.
Lady Polwhele en de twee andere
dames waren al dien tijd bij de koets
blijven staan, waar zij hooge woorden
hadden met de twee kameniers, die
de reis medegedaan hadden, en die
nu moesten hooren, dat zij bijna alles
vergeten hadden van huis mede te
nemen, omdat dit of dat kostbaar
voorwerp niet dadelijk voor den dag
kwam.
[Wordt vtrvolqd
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.