MOHAWKS. VAN Miss M. E. BRADDOE". Naar het EngeUch. 94) Lady Judith nam slechts nu en dan een teugje champagne, waarbij zij het glas maar even met hare ro- bijnkleurige lippen aanraakte, terwijl zij Lavendale met een bekoorlijken glimlach aanzag. Zij zat op de eere plaats naast haar gastheer en, te mid den van die overdaad van rundvleeseh en gevogelte, bestond hun maal uit nektar en ambrozijn, en werden zij alleen beneveld door elkanders blik ken en glimlachjes, en door lieve woordekens, die zij heimelijk elkaar in 't oor fluisterden. De avond werd eerst gewijd aan kaartspel en muzieken toen werden opeens de deuren van de groote voor zaal opengeslagen, zoodat de koude winternachtlucht daar binnen kon dringen, en troepen vermomde dorpe lingen drongen binnen, om hunne kerstmisdwaasheden te vertoonen, en daarna onthaald te worden op de overblijfsels van het feestmaal. Ver volgens werden er kerstmisspelen uitgevoerd in de groote voorzaal: blindemannetje en slofje-onder, bij welk laatste spel Lady Polwhele zich buitensporig dwaas aanstelde. „De Douairière vergeet, dat het, ofschoon het haar als eene verdienste mag toegerekend worden, dat zij er nog uitziet als iemand van vijfen twintig jaar, dwaas is zich te willen aanstellen als een kind van vijf jaar," fluisterde Judith haar minnaar in de ooren, terwijl zij in een hoekje bij den haard naar deze kinderlijke spelen zaten te kijken. De levendige Mrs. Asterley wed ijverde met de Douairière in dartel heid, en liet zich bij het blindeman- netjes-spel vaker pakken en kussen dan had behoeven te geschieden, in de hoop, dat zij den demon der jaloezie in het hart haars echtgenoots mocht doen ontwaken. Maar Kapitein Aster ley geleek op Othello, alleen in zoo verre als hij niet lichtelijk jaloersch werden zoo werd de harmonie van den avond niet verbroken door zijn boozen hartstocht. Den volgenden morgen was de vossenjacht aan de orde. Lady Judith en haar minnaar reden te paard ter jacht uit, en zijne lordschap had een geschikt paard weten te vinden voor Miss Van Sittard. Judith reed zoo recht als een pijl, en overmoedig hierin gelijk in alle andere dingen, schroomde zij geen gevaar, en haar minnaar bewonderde zoowel de beval ligheid harer bewegingen als haar moed. „Ik wist niet, dat gij zulk eene meesteres op het jachtveld waart," zeide hij, terwijl zij vlak achter elkan der aan over een veld reden. „Ik' ben in alles thuis. Ik zou op Ringwood van verdrietigheid gestor ven zijn, als ik daar geen gelegen heid had gehad om op de jacht te gaan." „Ge hebt er toch niet aan gedaan, terwijl ik me daar ophield." „Gij waart toen daar, en ik had iets anders om over te denken." „En toch deedt ge je toen zoo koud, zoo onverschillig voor," zeide hij, zijn paard wat inhoudende, nu hij ernstiger werd. „Ik had zooveel te verbergen, lieve, en ik moest me toen wel aan stellen, alsof ik met minachting op allen en alles nederzag. Kom, laat ons voortmaken, mijnheer, anders zullen we de honden uit het oog ver liezen." De Kerstweek was bijna voorbij, 't "Was de dertigste December. Lord en Lady Bolingbroke waren ook ge komen Myladv ietwat lijdende, maar onbeschrijfelijk aanvallig en de lief heid zelve voor haar echtgenoot, die haar hartstochtelijk beminde, maar i toch gaarne in hare tegenwoordig heid opsneed van zijne vroegere ver overingen, eene zelfverheerlijking, die zij duldde, zonder ook maar een oogenblik uit haar humeur te geraken. Ook ergerde zij zich ganschelijk niet aan zijn overvloedige plichtplegingen aan de dame, aan wie hij vroeger het hof gemaakt had, aan Lady Ju dith, wie hij nu in herinnering bracht, welke genoegelijke dagen zij samen op Ringwood Abbey hadden doorge bracht, toen zijne vrouw te Bath herstel zocht van haar jicht. Hij had ook elegante complimentjes voor Lady Polwhele ten beste, die ter zijner eer met dikker blanketsel nog dan gewoonlijk zich had laten be smeren, en wier familie-diamanten fonkelden op een boezem van meer dan Vlaamsche afmeting, 't Was hem niet mogen gelukken den dichter mede te brengen. Mr. Pope's moeder lag ziek in zijn huis te Twitnam, en hij dorst haar niet langer dan vier entwintig uren achtereen aan de zorg van anderen toe te vertrouwen. Zijn wegblijven bracht eenige teleurstelling teweeg, maar toch was het, of den meesten een pak van 't hart was gevallen. Die schitterende, scherp- zichtige oogen drongen te diep door in de dwaasheid en de kleingeestig heid der groote wereld. 't Was na afloop van den maal tijd, in de avondschemering op dien dertigsten December, en terwijl al zijn gasten babbelden en lachten, in een kring gezeten rondom het haard vuur in de groote voorzaal, alvorens weder plaats te nemen aan de thee tafels in den aangrenzenden salon, dat Lavendale een bezoek ging bren gen aan zijn hoogbejaarden vriend in het laboratorium. Hij had zich ongemerkt verwijderd uit dien lucht- hartigen kring, terwijl Judith bezig gehouden werd door Bolingbroke's vroolpke scherts, en thans liet hij zich, blijkbaar uitgeput, nedervallen in een ouderwetschen eikenhouten stoel te genover de tafel, aan welke Yincenti zat te lezen. Hier werd in het schemeruur geen oogenblik rust genomen of ontspanning genoten van de zorgen des daags. De geleerde stak altijd zijne lamp op, zoodra het daglicht begon te verflauwen. Hij wilde geen minuut aan zijne studie ontrooven. Het volle licht der lamp viel op La- vendale's gelaat. „Wat ziet ge er bleek en afgemat uit!" sprak Yincenti. „Ge zijt toch niet ziek, hoop ik?" „Ik kan bezwaarlijk zeggen, of ik zeer ziek, dan wel alleen maar zeer afgemat ben," antwoordde Lavendale. „Ik had gisteren niet moeten deel nemen aan de jacht. Ik ben na die buitengewone inspanning nog niet weêr op mijn verhaal gekomen. Mijn dokter in Londen heeft me gezegd, dat ik nooit op de jacht moest gaan maar ik geloof niet in de genees kunde, of in de geneeskundigen. Even wel, de man heeft in dit geval ge lijk gehad. Ik bezit niet genoeg kracht meer, om in vliegenden galop over het veld te rijden. En mijn volbloed was gisteren nauwlpks te houden, en mijn tweede paard ook was buiten gewoon vurig, 't Was een schitteren de rit: Lady Judith en ik zijn tot op het laatste toe bij de honden ge bleven, ofschoon drie vijfde gedeel ten van het gezelschap ons in den steek had gelaten. Neen, ik moet niet meer deel nemen aan de jacht." „'t Zal verstandig van u zijn, als ge getrouw blijft aan dat voornemen. Denkt ge, dat, indien ik mijne kracht op jeugdigen leeftijd verspild had aan dwaasheden, ik thans nog in leven zou zijn? Ik ben zuinig geweest op mijn leven, mylordik heb gezorgd, dat er van mijne kracht niets ver loren ging." „Ik wil ook verstandiger worden. Mijne dagen zijn me nu kostbaar. Yincenti, herinnert ge u, hoe ge eenigen tijd geleden mijn horoskoop getrokken hebt „Ja, dat herinner ik me zeer goed." „En herinnert gij u ook, hoe ik u toen verboden heb, mij dat horos koop te laten zien Een dwaze, zenuwachtige, waanzinnige vrees deed me toen terugdeinzen voor de kennis van mijn lot. Maar nu zou ik wel gaarne de uitkomst uwer be rekeningen willen zien zonder dat ik evenwel beloof, er onvoorwaarde lijk geloof aan te zullen hechten." Vincenti fronste het voorhoofd. „Ik wilde u liever het horoskoop niet laten zien," antwoordde hij kortaf. „Waarom niet?" Vincenti bewaarde het stilzwijgen. „En ge wilt me ook liever niet zeggen, waarom niet, is het niet zoo zeide Lavendale met een flauwen glimlach. „Neen, dat zou tot niets goeds kunnen leiden mijne redenen daar voor kan ik bezwaarlijk onder woor den brengen" „Meent ge, dat ik ze niet kan gis sen? Het voorspelde lot was verduiveld slecht, en ge zoudt me liefst daar mede niet bekend maken." „Er was niets verduiveld niets buitengewoon slechts niets „Alleen maar het gewone lot van den mensch," viel Lavendale hem in de rede „de doodAlleen maar het gewone lot; maar voor mij zal dat vroeger komen dan voor den ge lukkige. 't Zal me overkomen op het oogenblik, dat ik vurig verlang in leven te blijven op 't oogenblik, dat de poorten van het Paradijs zich voor me openen. Ik sta aan de poort ik zie dat Paradijs daar in 't verschiet, beschenen door de zon het zonlicht eener hartstochtelijke, gelukkige, bevredigde liefde. Ik ben het zoo nabij, zoo nabij 't is maar één enkele stap over den drempel, en ik ben in den toovertuin. Maar daar loert de koning der verschrik king daar staat Apollo met zijn noodlottige pijlschicht; ik zal dien onuitsprekelijken zegen niet mogen smakende beker zal aan mijne dor stende lippen worden ontrukt dat is het wat de sterren hebben geprofeteerd is het niet zoo, Yin centi ,,'tls uw eigen opgewondenheid, die de vrees schept, welke u foltert." „Yerzeker me, dat mijne gissing verkeerd is, dat de sterren mij een lang leven beloven." „Ik wil u niets zeggen." „O, ge hebt me genoeg gezegd. Uw stilzwijgen beteekent meer dan woorden," sprak Lavendale, en hij stond op en verliet met haastige schreden den geleerde. Hij ging niet verder dan het aan grenzend vertrek, de oude Gothiesche bibliotheek, die thans maar flauw verlicht was door den gloed van een houtvuur, dat op het punt was van uittegaan. Hij zette zich neder bij dien eenzamen haard in dat stille donkere vertrekhij zat daar te mij meren, ten prooi aan eene wrevelige wanhoop. 't Was hard, 't was zeer hard, sprak hij bij zichzelf, 't was een wreed vonnis, door de onverbiddelijke Schikgodinnen uitgesproken; 't was hard, bitter hard, nu zijn hart en ziel gereinigd waren van alle kwaad, nu hij vrij was van zonde, nu hij berouw gevoelde over al de dwaasheden, waar aan hij zich had schuldig gemaakt, nu hij het vaste voornemen had op gevat, om een goed leven te gaan leiden en zooveel nut te stichten als hem mogelijk was 't was hard, zeer hard, dat het vonnis aan hem voltrokken moest worden „gij moet sterven in de glorie des levensgij moet sterven, nu uw hart vervuld is van hope en liefde." Het voorgevoel van het onheil, dat aanstaande was, was zoo krachtig in hem, dat hij de voorspelling aanvaardde als een soort van bevel tot voltrekking van het over hem uitgesproken oordeel. Hij worstelde niet langer tegen de wan hoop, de overtuiging, de uitspraak van hooger macht. Alles was voorbij. Deze korte ure van heuchelijk hope, deze zalige droom zou het besluit van alles zijnen dan zou het graf komen, het akelige koude graf, waar in zijn gebeente zou liggen te ver molmen. Hij zat daar langer dan een uur, omringd door stilte en duisternis. Het zwakke schemerlicht daarbuiten ging over in de dikke duisternis van den winterigen avond. Hij had wat nieuwe houtblokken op het haardvuur geworpen, en nu en dan rezen grillige vlammen en vonken daaruit omhoog, en vulden dan de kamer met een blauwachtig licht, dat onwillekeurig aan een lpkkelder deed denken, en geheel in overeenstemming was met zijne gedachten aan den dood. Hij zat daar bij het vuur te mijmeren, met de ellebogen op de knieën, al starend op de langzaam verbrandende houtblokken. N u en dan drong uit de verte een luidruchtig gelach tot zijn ooren door. Ze waren vrolijk genoeg zonder hem, ja, zij merkten nauw lijks, dat hij afwezig was. Zelfs zij kon hem wellicht voor het oogenblik vergeten, nu zij haar aanbidder Bo lingbroke bij zich had, die haar honigzoete woordekens in 't oor fluisterde. Zou zij hem langzamerhand verge ten, als alles voorbij was Zou zij ge durende een kort tijdsverloop bedroefd zijn, en dan weêr vrolijk worden, en dan de vrouw van een ander worden, en dan een aantal jaren wijden aan ijdele dwaasheid, totdat zij eindelijk zou worden zooals Lady Polwhele, en hare toevlucht zoeken hij blan ketsel en ratafia, bij dobbelsteenen en kaartspel, om zoo haar weg te vervolgen naar een weinig eervollen ouderdom en den grimmigen dood De gedachte kwam bij hem op, dat hij haar nauwlijks op deze planeet met gerustheid zou kunnen achter laten, zoo'n luchthartig en ijdel schep sel als zij was. „Zij bemint mij nu hartstochtelijk, dat weet ik zeker," sprak hij bij zich zelf: „Zg is de mijne met hart en ziel, ten eenenmale de mpnewp zijn als twee wezens, die leven door het kloppen van één gemeenschappelijk hart, maar zulke hartstochtelijke na turen vergeten zoo licht. Zij zal weder dansen, en gemaskerde bals bezoeken, en zich met minnarpen afgeven, voor dat er nog gras kan groeien op mijn graf." Hij bleef daar zitten, tot het hout opgebrand was, en het vuur weder op het punt was van uit te gaan. De klok sloeg acht. Hij had daar twee uren lang zitten te mijmeren. Hp sprong nu op eens overeind, koud als een doode; groote druppels zweet parel den op zpn voorhoofd, en zijne knieën knikten. Wat was het, dat hem zoo deed trillen Viel hij in zwijm, of was het slechts angst, die zich van hem meester maakte? Hij wendde zich om, en wil de in zijne benauwdheid de kamer uitloopen, toen ja, daar zag hp dat wonderlijk zachte licht, die flauwe gloed, dien hp zoo goed kende, ja, daar zag hp het op een afstand zweven, even voorbp het verst ver- wpderde venster 1 Wordt vervolqd). Gedrukt bp DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 6