MOHAWKS.
VAN
Miss M. E. BBADDON.
Naar het EngeUch
96)
Toen Herrick zich naar zijn eigen
kamer begaf, was hij zeer ongerust
over zijn vriend. Het vizioen, of de
droom, de zinsbegoocheling, de
zenuwaandoening, of hoe men het
noemen wilde had een al te over
weldigenden invloed uitgeoefend op
Lavendale's geest, dan dat zijn vriend
het geval van weinig beteekenis kon
achten.
„Er moet iets gedaan worden,"
dacht Herrick bij' zichzelf, „anders
zal zijne verwilderde fantazie hem
den dood aandoen. Hij zal sterven
door de overmacht van zijn eigen
verbeelding. Ik moet Bolingbroke
raadplegen, die de ervarenste man
hier aan huis is, zoo niet van geheel
Europa, en hij moet iets zien te be
denken, om Jack's geest van die
nachtmerrie te bevrijden."
Aan Irene zeide hij niets, maar
den volgenden morgen na het ontbijt,
toen Lavendale en Lady Judith met
eenige weinige uitverkorenen zich
naar de stallen begeven hadden, om
de kleine stoeterij in oogenschouw te
nemen, en te bespreken, hoe die later
vergroot moest worden, wist Mr.
Durnford eene gelegenheid te vinden,
om Bolingbroke afzonderlijk te spre
ken.
„Ik wilde gaarne met uwe lordschap
spreken over eene zeer ernstige aange
legenheid," zeide hij„wilt ge me met
uw gezelschap vereeren op eene kleine
wandeling, gedurende een halfuur?"
„Ik stel me tot uwe beschikking,
waarde Durnfordmaar ik hoop, dat
uw ernstige aangelegenheid niet van
onaangenamen aard zal wezen. Ge
zijt toch niet op me afgezonden door
een of anderen ongelukkigen duivel
onder mijne krediteuren, die zich er
over beklaagt, dat mijne begunstiging
hem op de flesch dreigt te doen gaan
Ik heb aan Dawley driemaal meer
geld verspild, dan volgens de eischen
der voorzichtigheid raadzaam mocht
heeten, en ik vrees dat ik het land
goed zal moeten verkoopen, om te
kunnen betalen wat ik heb laten
doen om het te verbeteren, zoodat
een of andere smerige Londenaar
zal profiteeren van mijn smaak en
buitensporigheid, 't Is een vloek voor
zoons, dat vaders soms zoo allerijse-
lijkst lang in leven blijven. Lord
John is een schitterend voorbeeld
eener aartsvaderlijke lengte van jaren.
Hij heeft het zijne gedaan om mij
tot het Bijbelsche Christendom te
bekeeren. Ik kan, wanneer ik op
mijn beminden vader zie, aan Met-
huzalem gelooven."
„Ik zou me de onbeschaamdheid
niet willen veroorloven, een zoo groot
man als Lord Bolingbroke lastig te
vallen met de aanspraken van een
schuldeischer, al ware deze ook mijn
eigen broeder," antwoordde Durnford.
„Helaas, mylord, de aangelegenheid,
over welke ik met u spreken wilde,
is er eene, waaraan met geld niets
te herstellen of te verbeteren valt."
„Dan moet het indedaad eene
zeer vreemde zaak zijn, mijnheer, en
ik ben geheel gehoor."
Herrick deelde aan Bolingbroke
alles mede wat er tusschen hem en
Lavendale in den afgeloopen nacht
was voorgevallenen toen spraken
de beide mannen geruimen tijd
ernstig met elkander, terwijl zij, niet
tegenstaande de winterkoude, in de
laan op en neder wandelden, waar
twee rijen in den vorm van pyra-
mieden geschoren taxisboomen een
even groenen dos vertoonden, als
ware het midden in den zomer.
„Men kan het zich nauwlijks voor
stellen, dat de verbeelding machtig
genoeg kan zijn om eenmantedoo-
den," sprak Bolingbroke, nadat zij
de zaak lang en breed besproken
hadden„toch vrees ik, dat we hier
te doen hebben met een toestand
van zenuwen en organen, in welken
eene geestverbijstering noodlottig kan
worden. Ik moet bekennen, dat het
uitzicht van uw vriend dezen morgen
me niet beviel. Er is eene doodehjke
bleekte, enkel maar wat afgezet met
een koortsachtig blosjen, die het oner
varen oog kan misleiden, en den
schijn hebben van gezondheid, maar
die voor mij eene zekere aanduiding
van binnenkoorts is. Dat vizioen van
gisterenavond kan zinsverbijstering,
monomanie wezen, of wat ge maar
wilt, maar de invloed, dien het op
hem uitoefent, is uiterst gevaarlijk.
Alles wat we kunnen doen, is, dat
we ons best doen om zijn geest af
te leiden van dit idee fixe. Laat ons
vandaag zoo vrolijk zijn als we maar
eeuigszins kunnen, en laat de schoone
Judith haar uiterste best doen om
haar betooverenden invloed op hem
uitteoefenen, opdat de uren spoedig
voor hem voorbijgaan."
„En wat zoudt gij er van zeggen,
als we dezen noodlottigen dag eens
met ten minste één uur verkorten,
en daardoor ook zijn zenuwachtigen
angst wat korter deden duren up-
perde Durnford. „We konden gemak
kelijk al de uurwerken tegen den
avond vooruitzetten, zoodat ze allen
twaalf zullen slaan, wanneer het nog
maar elf uur isen dan kunnen we
hem zeggen, dat het noodlottige oogen-
blik voorbij is, en dat alzoo de waar
schuwing der geestverschijning feite
lijk gelogenstraft is. Te middernacht
zou hij sterven. Zoo luidde het vonnis
door de geestenstem over hem uitge
sproken. Hij is telkens teruggekomen
op dat woord „middernacht". „Dit
is mijn laatste dag op aarde," zeide
hij„van avoud te twaalf uur zal ik
van u heengegaan zijn." Als we hem
maar ten aanzien van dat noodlot
tige uur konden misleiden als het
ons maar mocht gelukken hem in
eene vrolijke stemming te brengen
en hem de oorzaak van zijn angst
te doen vergeten, dan zouden zyne
geschokte zenuwen wellicht tot be
daren komen, en zijn arm overspannen
hart weêr kalm gaan kloppen."
„Ik merk waar ge heen wilt,"
antwoordde Bolingbroke, „en ik zal
mijn best doen om u te helpen, 't
Zou bezwaarljjk gaan, op eens een
uur aan den avond te ontnemen,
zonder ontdekt te worden. We moeten
beginnen, zoodra de duisternis invalt,
met de klokken te dokterenlaat ons
ze bijvoorbeeld tien minuten vooruit-
zetten, voordat ze zes uur slaan, en
van dien tijd af tot elf uur winnen
we tien minuten elk uur. Er zal al
leen maar wat behendigheid voreischt
worden, om de grap ten uitvoer te
breDgen, tenzij er niemand hier aan
huis mocht zijn, wien ge 't kunt toe
vertrouwen u behulpzaam te zijn."
„Ik weet hier niemand, wien ik
zulk eene mate van vertrouwen zou
willen schenken, behalve u en mijne
vrouw," antwoordde Durnford. „Maar
wij kunnen met ons drieën de zaak
wel in orde brengen; er zijn maar
twee uurwerken, die op de bedoelde
wijze behandeld moeten wordende
groote klok in de voorzaal, en de
Eransche pendule in den Balon."
„Maar dan is er nog zijn eigen
horloge, als hij er een bij zich draagt
hoe moeten wij 't daarmeê stellen
„Hij heeft een half dozijn horloges,
die geen van allen in orde zijnik
heb er hem gedurende het laatste
half jaar geen op zak zien hebben."
„Dan hebben we nog onze vrienden
hier, die ongetwijfeld allen horloges
op zak hebben, en die ons verraden
zullen, tenzij zij vooraf gewaarschuwd
zijn."
„Dat is zoo; er moet hun iets wijs
gemaakt worden, opdat zij hun mond
houden. Ik zal hun zeggen, dat we
een aardige grap bedacht hebben
of dat het eene weddingschap is
om Lavendale een uur in de
war te brengen."
„Ge moest dat maar aan mij over
laten, dunkt me," zeide Bolingbroke
op vrolijken toon, want hij zag in
dedaad de zaak niet zoo ernstig in,
als zij werkelijk was. „Ik weet wel,
hoe ik met dat soort van volkjen
moet omspringen."
„Goed; uwe lordschap belaste zich
er dan meê, de zaak met allen te
regelen, behalve met Lady Judith.
Ik wilde gaarne aan haar oor alleen
toevertrouwen, welke angst mijne
ziel kwelt. Zij heeft Lavendale innig
lief, en zoo ooit de liefde eener vrouw
een man aan een ontijdigen dood
kan ontrukken, dan is zij de vrouw,
die hem redden en behouden kan."
„Zijn laatste dag op aarde." Laven
dale hield zichzelven voor, dat het
zoo was, en luisterde zenuwachtig
naar het slaan van de torenklok in
de verte, ofschoon hij zich vrolijker
aanstelde dan de wildste schooljongen.
Zijne koortsige gejaagdheid veront
rustte zijn aanstaande.
„Lieve Lavendale, je voorkomen
doet me ontstellen, en ge ziet er
waarlijk ijselijk ziek uit," liet zij zich
op eens te midden van een gesprek
ontvallen, terwijl zij in den middag-
zonneschijn op een Italiaansch terras
samen op en neêr wandelden.
Er was den vorigen nacht een
weinig sneeuw gevallen, die tegen
de donkergekleurde boomstammen in
het park lag opgehoopt, terwijl op
het groote dak met zijn spitse gevels
zich hier en daar witte plekken onder
een helderbiauwen hemel vertoonden.
„Ik moet zeggen, dat ik 't niet
heel beleefd van je vind, me dus in
de rede te vallen," riep Lavendale
uit, „terwyl ik mijn uiterste best doe
om je met mijn opgeruimde stemming
bezig te houden. „Zoudt ge me liever
zoo plechtig als een figurant bij eene
lijkstatie zien?"
„Ik wenschte niets liever, dan dat
ge geheel je zelf waart, Lavendale,"
zeide zij, en zij leide haar hand op
zijn arm en zag hem met een onder
zoekenden blik aan. „Ge maakt van
daag den indruk op me, als speeldet
ge komedie."
„Zou mijne vreugde eene komedie-
vertooning zijn, liefste mijne, terwijl
mijn hart haast bezwijkt onder over
maat van blijdschap, nu ik de dagen
en de nachten kan tellen, die nog
verloopen moeten, voordat gij en ik
één zijn? Zoo ik tenminste maar dien
gezegenden dag mag beleven! Ach,
Judith, dat is de vreeselijke kwestie,
of ik het wel beleven zal't Leven
hangt aan een zoo broozen draad,
dat de mensch aan den vooravond
van een groot geluk het onwillekeurig
vraagt, of hij wel lang genoeg leven
zal, om dat geluk te smaken? 't Is
de overmaat van geluk, die me thans
overweldigt."
„Als iedere minnaar zoo onstuimig
sprak
„Dat zou gebeuren, als iedere min
naar zoo innig liefhad. Maar ge zult
zulk een wildepraat niet meer van
me hoorenik zal zoo plechtig zijn
als 't je behaagt. A propos van ko
medie spelen, hebt ge Wilks wel eens
gezien in de rol van Sir Harry Wil-
dair f'
„O, wel twintig maal. Ge weet,
hoe ik verslaafd ben geweest aan
komedie- en operavertooningenik
ben blijde, dat dit tot het verleden
behoortalleen reeds het gekras eener
viool verscheurt me de zenuwen. Laat
ons spreken over onze eigen toekomst.
Hoe bekoorlyk vind ik dit landgoed
De rust, die er heerscht, het antieke
voorkomen van de plaats oefent den
meest kalmeerenden invloed op me
uit."
„Het kan niet in één adem genoemd
worden met Kingwood Abdy, noch
wat grootte, noch wat pracht betreft."
„Waarom noemt gij eene plaats,
van welke ik een afgrijzen heb?
Wat doet ge me te herinneren aan
mijne vroegere slavernij
„O, liefste mijne, alleen, om u het
liefelijke der vrijheid nog te meer te
doen gevoelen!" sprak hij teeder, en
haar aan zijn borst drukkend. Zjj
hadden het einde van het terras be
reikt, waar een rond zomerhuis stond
een ondiepe koepel, gedragen door
Koriuthiesche zuilen, naar het model
van een klassieken tempel en hier
zaten zij eenige minuten op eene
steenen bank, Judith geheel gehuld
in haar bonten mantel, en dus wei
nig of niets gevoelend van de Decem-
ber-koude, Lavendale zich er over
verheugend, dat hij wat uit kon rusten,
nadat hij een half uur daar op en neêr
geloopen had.
Judith kwam telkens weder op
hunne toekomst terug, met eene vol
harding, die haar minnaar het doods
zweet deed uitbreken.
„Ik ben van plan je zoo zorgvuldig
te verplegen," zeide zij; „ik zal al
het mijne doen om op die bleeke en
ingevallen wangen de kleur der ge
zondheid terug te doen keeren."
„Ge zult altijd mijne godin zijn."
„Eerst wanneer ge je krachten
geheel zult hebben teruggekregen,
wanneer ge een stevige landedelman,
zooals Bolingbroke, zult geworden
zijn, zal ik volkomen gerust over je
zyn. O, Lavendale, wat hebt ge roe
keloos met je leven omgesprongen
„Wat beweegreden had ik, om als
een bedaard man te leven, toen ik
uwe liefde verbeurd had?"
„Ach, lieve Lavendale, we hebben
zeer slecht ten opzichte van elkander
gehandeld," sprak Judith, met eene
zucht, die voor een deel de vrucht
was van waar berouw, voor een ander
deel echter de openbaring was van
de teedere koketterie eener minnares,
die zeker is van hare overwinning.
„Indien ik maar zekerheid hadde,
dat we elkander al dien tijd bemind
hebben!"
„Ik kan antwoorden voor me zelf,"
verzekerde de minnaar. „Mijn harts
tocht is nooit veranderd. Op al mijn
dwaze zwerftochten heb ik maar ééne
leidstar gehad."
„Hoe ook toen ge Chichinette
schaaktet?"
„Noem me den naam niet dier
buitenlandsche Biet, het kind van eene
Vlaamsche Jodin en een Auvergner,
die schoenen poetste op den Bont
Neuf. Ik had haar stamboom gekregen
van hare kamenier, die eene niet
erkende zuster van haar was. Kunt
ge waarlijk meenen, dat ik ooit liefde
gevoeld heb voor zulk een schepsel
Zij was zoo gierig als Harpagon,
zoo vuil alB Lady Moll Worthless,
en zij at knoflook, en baadde zich in
olie bij elk maall"
„En toch hebt ge haar geschaakt
„Liefste kind, een man in mijne
pozitie was verplicht eene vrouw te
schaken, minstens éénmaal in het
seizoen. Mijne reputatie zou ik anders
verloren hebben. Wat nu ühichinette
betreft, de geheele zaak is een uit
vloeisel geweest eener in dronken
schap aangegane weddingschap, en
ik heb er hartelijk leed over gevoeld,
toen ik tot de ontdekking kwam,
dat gij het zoo ernstig opnaamt."
„Kon ik dan anders? Stel je eens
voor wat het was, je te beminnen
zooals ik deed, er naar te smachten
om altijd de uwe te worden, zooals
ik nu ben" zij zeide dat, met
haar hand in de zijne geklemd en
met haar hoofd tegen zijn schouder
leunend „en dan te weten, dat ge
geknield laagt aan de voeten eener
Eransche danseres. Nu, een jaar daar
na werd ik er ziek van, als ik het
schepsel op het tooneel zag, en de
walging, die zij bij me opwekte, deed
me bijna bezwijmen in mijne loge.
f Wordt vervolgd
Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.