MOHAWKS. YA.H MiBS M. E. BRADDON. Naar het EngeUch. 97) Maar ge huivert, lieve. Laat ons naar huis terugkeeren; we willen wat biljart spelen, tot het tijd is om te dineeren." Toen zij op den drempel van het zomerhuis stonden, wierp zij zich aan zijn hart, en drukte zij een vurigen kus op die koude, bleeke lippen, waar op zelfs de openhartig beleden innige liefde eener vrouw geen kleur te voorschijn kon roepen. „Ik vergeef je het voorgevallene met Chichinette," sprak zij op vrolij ken toon. „Ik vergeef je al je schakin gen, alles wat tot je verleden behoort, want ge zijt nu de mijne, nu en voor eeuwig." „Voor eeuwig, liefste mijne!" „O, wat was dat daar voor een zucht? Ik verzeker je, dat ge de droevigste minnaar zijt, waarvan ik ooit gehoord heb." HOOFDSTUK XXXVII. 't Was de tijd voor het soepee, en Lavendale zat aan het hoofd zijner tafel, met Lady Polwhele aan zijne rechter- en Lady Judith aan zijne linkerhand, in een vertrek, schitterend verlicht door eene menigte waskaar sen, en door den gloed van een ko lossaal houtvuur, "t Was een ruim vertrek, met vijf hooge glazen deuren, die uitkwamen op een terras met eene marmeren ballustrade, van 't welk een dubbele trap afvoerde naar een Italiaanschen tuin het be koorlijkste zomervertrek van het huis, maar dat alles behalve verdiende ge minacht te worden als wintervertrek, wanneer het verlicht en verwarmd was zooals op dezen avond. Durnford en Irene hadden al het mogelijke gedaan om in het huis een atmosfeer van vreugde en vrolijkheid te scheppen, en vooral in dit vertrek, waar het uur van middernacht moest worden doorgebracht. Zjj hadden een klein korps vioolspelers en pijpers uit Kingston laten komen, en deze waren in de voorzaal geplaatst, om den maaltijd wat op te vrolijken met hun eenvoudige, vrolijke ouderwetsche Engelsche deuntjens. De tafel was be laden met het gewone stevige maal; maar Irene's vlugge handen hadden de huishoudster bijgestaan bij het versieren van de tafel met groen en hulstbessen, eD met de winterbloe men, welke de tuinman voor haar had kunnen vinden in een tijd, toen de eerste broeikast, die ooit in En geland was gebouwd, nog een nieuw- tjen was. De schitterende scharlaken- roode bessen, het rijke rood en purper en goud van het Bristolsche porselein, de zilveren schenkkannen en de ver guld-zilveren bekers, die daar fon kelden in het licht der waskaarsen, of de vlam van het haardvuur weer kaatsten, deden eene verblindende uitwerking. „'t Ziet er waarachtig verkwikkelijk uit!" riep Lady Polwhele uit; „en ofschoon ik aan het dinee te veel gegeten heb en den geheelen avond verduiveld slechte kaarten heb gehad, verlang ik er toch naar, het mes in dien kalkoen te zetten." „Wil uwe ladyschap zich met het voorsnijden van den vogel belasten vroeg Durnford, den schotel voor de Douairière plaatsend, die den naam had van uitmuntend te kunnen voor snijden „'t zal een soort van god delijke eer voor hem zijn, en hem op eens eene plaats bezorgen onder de hemelbewoners." Lady Polwhele bracht haar armen in postuur, stroopte hare manchetten op, en ging aan het ontleden van den kalkoen, met de behendigheid van een groot chirurg. De champagnekurken begonnen te vliegen, en de messen te ramme len te midden van eene steeds toe nemende luidruchtigheid van gebabbel en gelach, terwijl Lavendale achter over in zijn stoel zat en half fluiste rend met Judith sprak, die ook ach terover in haar stoel zat, zoodat zij beiden als het ware afgescheiden waren van de gulzigaards en pret makers aan tafel. Hij zag er nu beter uit dan hij er dien morgen uitgezien hadmaar de blos op zijne wangen, en de gloed van zijn oog waren slechts de voorbijgaande uit werking van de Bourgogne, die hij aan het dinee gedronken had, en van de opgewondenheid, waarin het kaart spel dien avond hem gebracht had. Hjj reikte zijn glas aan een lakei toe, om het te laten vullen met champagne, en dronk het in één teug ledig. „Wilt ge niet wat eten?" vroeg Judith. „Eten? Neen; in uw gezelsohap ben ik te etheriesch om te eten. De geest overheerscht de stof." Een oogenblik daarna dronk hij zijn tweede glas wijn. „Champagne telt niet meê, is het wel?" sprak Judith; „en toch heb ik nooit gehoord van luchtgeesten, die veel wijn dronken." „Eene flesch champagne is voor mij niet meer dan een druppel dauw voor een luchtgeest: er is daaraan niets aardsch. Zie Lady Polwhele kalkoen en ham verorberen met de gretigheid van een kruier, en toch zal zij na het soepee zoo évaporée zijn als ge maar verkiest een bundel zenuwen en gemoedsaandoe ningen. Luister!" 't Was de groote klok in de voor zaal, die daar sloeg. Lavendale had tot op dit oogenblik geen opmerking gemaakt betreffende het voorbijsnellen van den tijd, en al zijne vrienden konden niet nalaten bij zichzelven te lachen over de poets, welke hem ge speeld was, en die men hun had voorgesteld als eene weddingschap van Bolingbroke. Lavendale brak thans het gesprek af; hij luisterde met inspanning en telde eiken klokslag. „Elf!" riep hij uit; wat soepeeren we laat!" „We hebben ons zoo lang opge houden met dat verfoeilijke spel," zeide Judith, die geducht verloren had. „Nu, ik moet het me getroos ten, ongelukkig te zijn in het spel, als het spreekwoord maar waarheid behelst, dat men in dat geval geluk kig in de liefde kan zijn." Aan haar had Herrick, toen hij gelegenheid gevonden had om na den maaltijd een kwartiertjen vertrouwe lijk met haar te spreken, veel meer van de waarheid medegedeeld, dan hij aan Lavendale's andere gasten had toevertrouwd. Hij had haar ge smeekt, haar uiterste best te doen om haar minnaar afleiding te geven, om hem, indien het mogelijk was te verhinderen, zich over te geven aan zijn gemijmer, om hem zijn aan dacht, zijne belangstelling op andere onderwerpen te doen vestigen, om hem te betooveren, zooals zij alleen dat kon doen. „Helaas, ik vrees, dat al mijn wapenen stomp en versleten zullen blijken te zijn," had zij zuchtend gezegd; „we hebben in deze laatste gelukkige week ons zoo overgegeven aan onze liefde, we hebben zoo her haaldelijk met de meest mogelijke openhartigheid aan elkander beleden wat wij voor elkander gevoelen, dat ik geen schatten van teederheid, geen Qedrukt bjj DE ERVE uitgezochte middelen om hem te be hagen meer in voorraad heb. Evenals Juliet, heb ik me te spoedig, met al te groote openhartigheid gewonnen gegeven ik heb het te duidelijk laten blijken, hoe innig ik hem lief heb. O Durnford, als ik hem moest verliezen, dan werd ik volslagen krankzinnig „Ge zult hem niet verliezen, indien ge hem kunt verschalken, zoodat hij zijn wakenden droom vergeet." „Was het een droom? Was het niet de voorspelling van zijn dood Kan het niet wezen, dat onder een of anderen stoffelijken invloed het arme uitgeputte lichaam zich bewust is geworden van de verandering, die aanstaande is Hij zag er van mor gen uit als een doode. Er lag over zijn gelaat een aschkleurig waas, dat me deed ontstellen. Ja, ik werd, terwijl we druk spraken over ons toekomstig geluk, gefolterd door de vreeselijkste wanhoop. En nu wilt ge, dat ik vrolijk zal zijn, terwijl mij het -hart breekt zoo vaak ik hem aanzie In weêrwil van haar folterenden angst was het lady Judith toch gelukt den geheelen avond eene schitterende vrolijkheid aan den dag te leggen. Zij had gelachen om haar verlies bij het kaartspelzij had Lavendale en Bo lingbroke uitgedaagd tot de onzinnig ste weddingschappen betreffende het spel, en zij had eene betoovering uitgeoefend op haar minnaar, welke hem alles had doen vergeten behalve dat schoone schepsel, dat daar op de tafel leunde met hare ronde, blanke, van diamanten fonkelende armen, terwijl de beroemde halssnoer van de familie Topsparkle om den bekoor lijksten, blanksten hals van Engeland glinsterde, die zich nog blanker ver toonde, omdat hij afstak tegen het zwarte rouwgewaad der dame. Nooit had zulk een schitterend licht getin teld in die prachtige oogenen La vendale bevroedde er niets van, dat het de wilde gloed der wanhoop was. Hare stem, haar oogen, de teedere liefkozingen, welke zij telkens tot hem richtte, hadden Damiens ')zijn martelingen op het rad kunnen doen vergeten. Zoo was het elf uur geworden op de klok in de groote voorzaal, en Lavendale had ter nauwernood iets van het voorspoeden van den tijd gemerkt. „Nog één uur," sprak hij, op eens ernstig wordend, „en het jaar van Zijner Majesteits troonsbeklimming zal tot het verleden behooren." „Laat ons vrolijk zijn zoolang het duurt," zeide Judith; „laat ons in blijmoedige stemming het oude jaar ten einde brengen. Wat zoudt ge zeggen, als we nu eens wat gingen dansen, wanneer die lui daar met smullen gedaan hebben?" „Ik wil alles doen wat ge van me verlangt dansen, of zingen, preeken, of dobbelen." „Neen, ge moogt niet dansen. Ge hebt geen kracht genoeg voor die forsche landelijke dansen van hen, en een menuet is te langzaam en te plechtstatig, ofschoon gij en ik daarin uitmunten. Die andere vlinders moe ten maar dansen, en gij en ik zullen er naar zien, als een koning en eene koninginmaar laat hen eerst hun avondmaaltijd ten einde brengen en we moeten ook nog eerst eenige toas ten hebben, politieke, vriendschap pelijke, sentimenteele toasten. We zullen drinken op den Koning aan gene zijde van de zee, om BoÜDg- broke genoegen te doen. We zullen drinken op George en Caroline, om dat zij goede eerlijke zielen en zeer goede vrienden van ons zijn. We zullen drinken op iedereen en alles, al ware 't alleen maar om te drinken." „Mijne beminnelijke Bacchante," f) Hij pleegde een moordaanslag op Lode- wijk XV. LOOSJES, te Haarlem. fluisterde hij op teederen toon, „zelfs de zonde is schoon, wanneer zij door u geïnspireerd wordt." „O, 't kan bezwaarlijk zonde heeten, het wegstervend jaar in goeden wijn onder te dompelen. Ik houd me er van verzekerd, dat, zoo de oude Vader Tijd eene slem kon uitbrengen in deze aangelegenheid, hij zou wenschen te sterven zooals Clarence, in een vat malvezy," sprak Judith lachend, terwijl zij den lakei haar glas toe reikte, om het te laten vullen. Zij had gegeten noch gedronken tot op dit oogenblik, en nu raakten hare lippen nauwlijks den rand van haar glas aanzij zat daar, het oog onaf gewend op Lavendale gericht, en telde de oogenblikken, terwijl zij hem aldus gadesloeg. Het uitbrengen van toasten nam thans een aanvang. Lord Boling broke rees overeind, en in eene toe spraak vol bedekte bedoelingen dronk hij op den Koning. Sommigen dronken, en sommigen weigerden te drinken, maar allen lachten. „Uwe lordschap kon wel eens ken nis moeten maken met het inwendige van den Tower om dien keurigen toast, indien een onzer het eens in 't hoofd kreeg een verrader te worden," merkte Asterley op, terwijl hij zijn ledig glas op de tafel zette. „Daar ben ik niet bang voor," antwoordde Bolingbroke. „Ik heb een menigte vrienden, die ik in staat reken de rol van Judas te spelen, maar er is er geen onder, wiens woord zoo maar geloofd zou worden, zonder dat het door andere bewijzen werd bevestigd." „Daar gij als gast u in het huis bevindt van een man, die zijn titel en zijn heerlijkheid verschuldigd is aan de onwankelbare getrouwheid zijner voorvaderen aan de beginselen der Whigs, vind ik, dat ge moest drinken op hare Majesteit Koningin Caroline, die een veel beter Koning is dan haar echtgenoot," sprak Laven dale. „O, op Caroline, met alle liefde," riep Bolingbroke uil; „Caroline is het waardig, dat men op haar drinkt." En de gezondheid der Koningin werd door allen staande gedronken, en met een vele malen herhaald: „zij leve!" werd deze toast begroet. Toen kwam de toast op de Vrouw, de Geestigheid en de Schoonheid, saamgekoppeld aan den naam van Lady Judith Topsparkle, in eene schitterende toespraak van Boling broke, die zooveel Champagne gedron ken had als voor een minder man voldoende zou zijn geweest om stom dronken te worden, maar die alleen maar prettig opgewonden was, met nog meer gloed dan gewoonlijk in zijne tintelende oogen, terwijl zijn welgemaakte, ietwat zwaarlijvige per soon een nog meer gebiedend voor komen had dan gewoonlijk. Hij sprak twintig minuten achtereen, en al de aanwezigen hingen met onverdeeld genot aan zijne lippenja, zij hadden wel een uur lang naar die vrolijke ge- ïmprovizeerde welsprekendheid kun nen luisteren. „De Vrouw, de Geestigheid, de Schoonheid, en het prachtigste exem plaar van deze alle drie, Lady Judith Topsparkle!" riep Asterley, op zijn stoel staande en zijn glas omhoog heffend. Luide toejuichingen volgden, er werd een massa wijn gedronken, men hoorde het gerinkel van gebroken gla zen, daar de meest opgewonden drin kers hunne ledige glazen over hunne schouders smetenen toen lieten zich boven dat mengelmoes van zoo ver schillende klanken zilverhelder de slagen hooren van de klok in de groote voorzaal. Middernacht Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 6