MOHAWKS. VAN Miss M. E. BRADEON. Naar hét EngeUch. 98) Lavendale telde de slagen, met ademlooze inspanning luisterend, ter wijl hij de in zijn vest gestoken hand zenuwachtig tegen zijn hart drukte. De laatste slag had zich laten hoo- ren, en hij leefde, 't "Was of zijn hart nu kalmer en regelmatiger klop te dan het den geheelen dag gedaan had. Hij voelde niets van bezwijming of van het wegzinken zijner krachten; veeleer voelde hij een krachtiger leven in zich; het bloed stroomde hem sneller door de adereneen ge voel van opgewektheid maakte zich van hem meester, als bij iemand, wien een of ander zwaar pak van het hart is genomen. „Mijne heeren," sprak hij„mag ik u verzoeken eens op uw horloges te zien, en me te zeggen, of dat uurwerk gelijk is?" Zijne vrienden haalden hun horlo ges uit hun zak, en zagen er op met het natuurlijkste gezicht ter wereld. „Ja, uw klok loopt goed," antwoord de Bolingbroke. „Zij loopt drie minuten achter bij mijn horloge," zeide Asterley. „Ik houd het er voor, dat het nieuwe jaar nu precies drie minuten oud is." „Dan is het eene zinsbegoocheling geweest," riep Lavendale uit, „en dan ben ik een vrij man!" Op de aktie volgde nu reaktie, en hij barstte in een half zenuwachtig snikken uitmaar Judith's hand op zijn schouders bracht hem weder tot bedaren, en hij zat aan hare zijde, toen de vioolspelers en pijpers in de voorzaal eene vroohjke melodie lieten hooren, en de pretmakers van tafel opstonden. „Laat ons nu wat dansen," riep Judith uit„we hebben van het oude jaar met een dronk afscheid genomen, laat ons dansend het nieuwe begroeten. Lady Polwhele, ik verwed er wat onder, dat die nog jeugdige voetjens van u brandend verlangen naar een hopsadansjen." „Op mijn woord, lieve Judith, mijne voeten gevoelen zich nog geen dag ouder dan toen Willem III ko ning was, en Lady Orkney en ik mededingsters waren," verzekerde de Douairière; „en ik ben even bereid om te dansen als de jongste onder u." „En toch weet ik zeker, dat zij den geheelen vorigen zomer eene marte lares van het podagra is geweest, en dat zij nauwlijks uit de groote zaal naar haar draagstoel kon loopen, toen zij te Bath was," fluisterdé Lady Bolingbroke Miss Asterley in 't oor. Zij begaven zich allen naar de groote met eikenhout beschoten voor zaal, en in een oogenblik was er een contre-dans geregeld, met Durn- ford en Irene aan 't hoofd, als jong gehuwden, wien men 't vergeven kon, dat zij nog dwaas genoeg waren om nog eens samen te willen dansen. Lavendale en Judith zaten in dep hoek bij den haard er naar te zien. De hooge, acht dagen loopende klok, stond vlak tegenover hen, en zij kon niet nalaten nu en dan een blik op de wijzers te werpen. De klok wees twintig minuten over twaalven. „We hebben den geest gefopt, denk ik," fluisterde Bolingbroke Durnford in het oor, terwijl zij even van het dansen uitrustten. „Zie eens, hoeveel beter en vrolijker Lavendale er uit ziet. Hij was op het punt om voor goed het slachtoffer te worden van zijn eigen ziekelijke verbeelding. Hem daarvan te genezen, 't was hem ge heel te genezen." Nooit had Lavendale zich geluk kiger gevoeld. Ja, hij zeide by zich zelf, dat hij zich door zijne verbeelding had laten misleiden. Gewetenswroe ging, of de onrust der liefde had het vizioen te voorschijn geroepen en de waarschuwing! uitgelokt, 't Was goed als het berouw over het verleden bij hem opgewekt had, als het hem be wogen had, met meer ernst aan de toekomst te denken. De ernstige ge dachten, door die vreemde ondervin ding bij hem opgewekt, hadden hem bevestigd in zijne begeerte om een beter leven te gaan leiden. Hij voelde zich wel, onvoorwaardelijk wel, ter wijl hij daar in den rossen gloed van het haardvuur aan Judith's zijde zat te kijken naar de bewegelijke gestal ten en het dansen, naar die lange lijn van golvende vormen, die omhoog geheven armen, en die gebogen hal zen, dat bevallige spel van die slanke gestalten, die daar vrolijk praatten en lachten, terwijl de muziek ze sotto voce akkompanjeerde. Zelfs Lady Polwhele zag er op haar gunstigst uit bij een contredans. Zij had onder richt ontvangen van een Franschen meester in een tijd, toen dansen nog eene schoone kunst was, en zij spreid de al de deftige bevalligheid en al de bevallige vrijmoedigheid van de uitnemendste dansschool ten toon. Ja, 't was een alleraardigst schouw spel, dacht Lavendale by zich zelf, een wonderaardig schouwspel; maar 't was hem of 't een droom was, en zoo was 't met alles wat hij van avond zag. Zelfs Judiths gelaat, als hij er een blik op wierp, deed hem onwillekeurig denken aan een droom beeld. Er was iets onwerkelijks in alles wat hy zag. Indedaad, niets in zijn leven was hem werkelijk toege schenen na dat vizioen, en na die ge heimzinnige stem in de wintersche- mering van den vorigen avond. Op eens begonnen al die trippe lende gestalten te waggelen en te slingeren, terwyl hy er naar keek, en toen was het of de afmetingen van de zaal zich uitbreidden tot in het oneindige, of de overzijde onmetelijk ver van hem verwijderd was, en toen daalde er een sluier van half-duister over alles neder, en rees hij wagge lend overeind. „Lucht, lucht! ik stik!" gilde hij met schorre stem. Die wonderlijke schorre kreet maak te op eens als met een tooverslag een einde aan het dansen. Boling broke vloog naar de deur der voor zaal en wierp ze wijd open. De koude winterlucht stroomde de zaal binnen, en blies dien verduisterenden sluier, die zich over het schouwspel had uitgebreid, weg. „Goddank," sprak Lavendale, „ik kan weder ademhalen! Vergeef het me, dames, en zet uw dans voort," liet hij op hoffelijken toonder op vol gen; en toen liep hy, half leunend op Bolingbroke, met langzame schre den naar buiten, naar het terras vóór den 1, overdekten ingang, vergezeld van Judith. Hier zette hij zich neder op eene steenen bank, en de koele stille nacht bracht hem weder geheel tot bewust zijn. „Ik ben nu weêr wel, beste vriend," zeide hij tot Bolingbroke; „'t was maar eene voorbijgaande flauwte. De rook van het houtvuur had me be dwelmd." „En hier zult ge de tering opdoen, als ge in deze koude nachtlucht blijft zitten," antwoordde zijn vriend ter wyl Judith met een bleek, ontsteld gelaat, verteerd door folterenden angst over hem heen hing. „Het is niet koud, maar indien ge bang zyt voor uw jicht „Dat ben ik indedaad, beste Laven dale, en daarom wil ik het aan Lady Judith overlaten, gedurende eenige mi nuten op je te passen, maar ik raad je ten sterkste aan, niet langer [dan noodig is hier buiten te blijven zitten. Voelt ge je bepaald geheel hersteld?" „Geheel hersteld. Onbeschrijfelijk gelukkig," mompelde Lavendale, op drooinerigen toon, met zijn hand in die van Judith, en de oogen naar haar, die naast hem stond, opslaande. Bolingbroke was zoo bescheiden, hen alleen te laten. De oude intrigant vond het de natuurlijkste zaak der wereld, deze twee alleen met elkander te laten. „Hoe innig lief hebben zij elkaar!" sprak hy by zichzelf; „'t is jammer, dat die arme Lavendale zoo blijkbaar opgeschreven is voor den dood. En toch is het nog best mogelijk, dat hij zóó lang in leven blijft, dat zij van elkander hun bekomst krijgen een korte tijd is soms voldoende, om van het hoogste genot verzadigd te worden." „Liefste mijne, weinige minuten geleden dacht ik, dat ik ging ster ven," sprak Lavendale met zachte stem. „Ware die flauwte een uur vroeger gekomen, ik zou tot me zei ven gezegd hebben„dit is de hand des doods." „Waarom, mijn innig geliefde?" „Omdat het mij geprofeteerd is, dat ik te middernacht zou sterven." „Dat was eene valsche profetie. Middernacht is voorbij, en wij zijn hier, gij en ik, te zamen, gelukkig in onze wederzydsche liefde," zeide Judith. „Gy trilt aan al je leden „'t Is de koude." „Neen, 't is niet de koude, Judith folterende angst staat op je gelaat te lezen. Leest ge op mijn gelaat den dood?" „Ik lees daarop alleen liefde, ein- delooze liefde, de belofte van ons nieuw leven in een gelukkig nieuw jaar." „Judith," mompelde hy, en hij liet zyn hoofd tegen haar boezem aan leunen, „ik weet niet, of ik gelukkig ben, dan wel rampzaligik weet al leen, dat ik by je ben: verleden en toekomst zijn gelijkelijk met een donkeren sluier overtogen. Maar, wer kelijk, ge huivert. Ge zijt toch niet koud, is het wel, liefste mijne 't Is zulk een heerlijke nacht, zoo stil, zoo kalm 't Was een dier uitverkoren nach ten, die men omstreeks dezen tijd van 't jaar heeft. Geen koeltjen be woog het licht gebladert der heesters, of deed de toppen van gindsche pijn- boomen wuiven. Er was een weinig sneeuw gevallen, en de paden in den tuin waren wit, maar de sneeuw had de heesterperken onaangeroerd ge laten. 't Was volle maan, en elke omtrek en elk blad was scherp afge rond in dat zilverig licht. Een blauw achtige lichtgloed lag over het land schap in de verte, die in de nabijheid van den horizon in purper overging, terwijl hier en daar in de vallei een plekjen met schitterender zilverglans tintelde, waar de rivier, tusschen lage heuvels en donkere eilandjens door, voortvloeide naar de meer bedrijvige wereld daarginder. Plotseling liet zich, zilverhelder te midden van den maneschijn en de nachtelijke stilte, een welluidend klok gelui hooren vreugdetonen van den op een afstand verrijzenden toren der kerk van Flamestead vreug detonen, waarmeê het nieuwe jaar werd ingeluid. „Mijn God!" gilde Lavendale, „de uurwerken waren verzet!" Hij staarde Judith aan met wjjd opengesperde oogen, en de doodelijke bleekte van zyn gelaat veranderde nu in eene blauwachtige lijkkleur. „Liefste mijne, de geest mijner moeder heeft waarheid gesproken," sprak hij„de dood roept me op met het slaan van middernacht. Liefste, liefste J udith, die nimmer, nimmer de mijne zult zyn! Maar o, 'tis za liger dan al wat ik gedurende mijn leven ondervonden heb, hier aldus te mogen sterven." Zijn hoofd steunde tegen bare borst; zij had haar armen om hem heen geslagen, en zij voelde, dat zijn voor hoofd vochtig was van doodzweet. Ja, 't was de dood, die de hand aan hem had geslagen De draad, die ai sedert lang was afgesleten geweest, was eindelijk afgebroken. De laatste zandkorrels waren uit den zandkoker van dat verwoeste leven geloopen; en op 't oogenblik, dat het leven waarde voor hem scheen te zullen krijgen, riep de dood den berouw vol len zondaar op uit de armen der lief de. Uit de armen eener aardsche liefde bracht de dood hem over in die eener andere liefde daarginder; uit de bekende wereld voerde de dood hem naar een onbekende. In dien snellen, plotselingen overgang van het leven tot den dood, was hy min der een ongeloovige geweest dan hij het geweest was in het leven, dat achter hem lag. Hij had gemeend eene poort geopend te zien, die toe gang verleende tot de in nevelen ge hulde verafgelegen eeuwigheidhij had de armen uitgestrekt naar iets of iemand, die hem riep en wenkte; hij was er zeker van geweest, dat hij niet heenging naar de buitenste duisternis, der vernietiging ten prooi, maar dat een nieuw bestaan hem wachtte. Toch was daarom de schok nauwlijks minder bitter voor hem ge weest, daar deze hem scheidde van de vrouw, die hem beminde. Door vriendenhanden werd die levenlooze gestalte het oude huis bin nengedragen, en de doode Lord La vendale werd op het bed nedergelegd, waarop zyn vader vóór hem in den zelfden toestand gelegen had. De gor dijnen werden nedergelaten, en de blinden gesloten van al de vensters de gasten, die zoo'n pret gemaakt hadden op den Oudejaarsavond, ver trokken haastig op den Nieuwejaars- morgen, en het jaar ving op Laven dale Manor onder diepen rouw aan. Alleen Herrick en Irene bleven in het donkere huis, en waakten en baden in de kamer, waar de doode lag. En zoo stierf met zijn laatsten ver tegenwoordiger het geslacht Laven dale uit. Naam en geslacht verdwenen plotseling uit de oogen der menschen, gelijk een schip, dat in zee wegzinkt. Nog dieper schaduwen wierp de dood over Lavendale Manor, want op den morgen van Lord Lavendale's teraardebestelling werd de oude Ve- netiaansche scheikundige koud en stijf bij zijn fornuis gevonden; het levens elixer, het geneesmiddel voor alle denkbare kwalen, stond zachtkens te koken in den smeltkroes, in zijn on middellijke nabijheid, en zijne verma gerde vingers hielden een dier antieke wegwijzers naar de onsterfelijkheid omklemd, vol van de wijsheid van het oude Arabië, die de troost en het genot zijns levens geweest was. De schok van het overlijden zijns vriends en beschermers had het on vermijdelijk einde verhaast. De lamp des levens, nauwlettend verzorgd in de eenzaamheid, en lang brandend gehouden door eene zeldzaam matige levenswijze, had tot op den laatsten druppel olie gebrand, en den ont dekker, die met al zijn zoeken naar het bovennatuurlijke ijdel werk ver richt had, was het toch gelukt in leven te blijven tot aan zijn honderd elfde jaar. Wordt vervolgd.) Gedrukt bq DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 6