Tweede Blad. van WOENSDAG 27 November 1895. JN ieuwsberichten. Tweede Hamer. Woensdag is de be handeling van het ontwerp tot regeling der Personeeie Belasting voertgezet. De heer Pijnappel bestreed den grondslag der haai d.-leden, de geringe progressie en de klassifikatie der gemeenten. Ook keurde hij het af, dat de belastbaarheid der woning te veel geschiedt naar den persoon, en de beoordeeling van vrij stelling of oninvorderbaar verklaring te zeer afhangt van het oordeel der ambl tenaren. Het verband tusschen personee en kiesrecht staat eene zelfstandige rege ling der beide onderwerpen niet in den weg. De heer Rink achtte de belasting te drukkend voor den middenstand. Hij bestreed den voorgenomen noodmaat regel tot hulp voor de gemeenten en was van meening, dat het nieuwe per soneel gelijktijdig met eene regeling der gemeente financiën moest werken. De Heer van Karnebeek achtte den eisch tot samenkoppeling onbillijk. Hij berust te in de noodregeling voor de gemeenten, mits niet blijvend. Hij was tegen vrij stelling van winkels. De heer van Dedem verdedigde in hoofdzaak het bestaande personeel tegen de bezwaren en bestreed de overdracht aan de gemeenten. Ook voor den middenstand was zijns inziens het ontwerp niet te drukkend. De heer Heemskerk hield de Reg. aan de ver klaring, dat het personeel niet prejudi ceert op de kieswetregeling, zoodat de Kamer volkomen vrij is, en er geen bedenkelijke politieke gevolgen zijn te vreezen. Met het ontwerp sympathie zeerde hij niet, omdat het teleur stelt de aangeslagenen in de bedrijfsbelasting, en de regeling voor aftrek voor kinderen onvoldoende is. Daarentegen wilde ook hij het personeel aan de gemeenten afstaan, maar met het oog op den toestand der gemeente financiën achtte hij dit ontwerp onaannemelij k. De Heer Hartogh verzocht van den Minister pertinente verklaringen omtrent den inhoud der wet op het bestaande kiesrecht en den geheelen financiëelen toestand van het Rijk. Hij duchtte na 1896 vooral moeie- lijkheden voor het kiesrecht. Wat zal de Reg. doen voor de gemeente finan ciën Bij behoud van de Vermogens- en Bedrijfsbelasting voor het Rijk kan het personeel aan de gemeente worden afgestaan. Spreker vroeg vooral licht omtrent den invloed der wet op de gemeente financiën. De heer Truijen achtte met den heer Roessingh de wet veel nadeeliger voor het platteland en veel fiskaler dan de tegenwoordige. De volgenden dag werd de diskusie voortgezet. De heer Hintzen verdedigde het wetsvoorstel. Hjj had van den Minister niet meer gegevens verwacht na de opgedane ondervinding bij de Vermogens- en Bedrijfsbelasting bij de eerste waren de theoretisch juiste be cijferingen niet uitgekomenbij de laat ste de niet gespecificeerde ramingen overtroffen. Men deed zich voor als principeele voorstanders, maar zocht redenen om de wet te ontwjjken. Spreker meende, dat wie de huurwaarde-regeling en de klassificatie goedkeuren, de wet moeten aannemenmen moet zich plaatsen op het standpunt der wet; gaat men van basis veranderen, dan rijzen weer andere moeielijkheden. Het spreekt van zelf, dat door verandering van wet telijke huurwaarde in werkelijke huur de een meer, de andere minder betalen zal dan thans bij de heerschende on regelmatigheid. Maar de vraag is of het beginsel goed is. En als men dan pleit voor ontheffing, speciaal van den midden stand, vroeg SprekerWaar is de grens Eenerzijds op minder verlies voor de schatkist, anderzijds op meer ontheffing aan te dringen. De klassifikatie achtte Spreker goed, beter dan de bestaande althans. Geen klassifikatie ware nog erger, en naarmate die moeieljjker is, bracht Spreker er den Min. luide hulde voor, Maar, had men gezegd, juist omdat in eene Rijkswet eene klassifikatie noo- dig is, moet men het personeel liever aan de gemeenten overgeven. Doch dan, meent Spreker, komt de regeling nooit tot stand. De toestanden zijn bovendien niet overal gelijk zij zijn en hij wees er] op hoe de gemeenten b. v. den Haag voorloopig ook Rotterdam, de grootere behoeften niet hebben van Amsterdam en andere gemeenten. Bij overgaaf aan de gemeenten zou de heffing duur zijn, en de gemeenten dus deheerFreub erkende dit thans ook 'er niet meer van genieten dan thans. De gemeenten zouden de hoegrootheid der belasting bepalen, dus ook Rijksbijdragen zelfs regelen. Dat gaat toch niet aan. Ten aanzien van de winkellokalen en de meerdere ontheffig van ambtenaren (door remissie voor kinderen) vertrouw de Spreker op de vruchten van gemeen overleg. Maar over 't algemeen zag hij in deze voordracht eene groote verbetering, die naar hij hoopte door de Kamer zou worden' [aangenomen. De heer Rutgers van Rozenburg betoogde ab dadelijk, wat het verband, met het nieuwe kiesrecht betreft bij het nieuwe is alles in orde, alleen zou bjj verwerping eene kleine verandering noodig zijn om; de kiezers van lett. a naar lett. b over te brengen, dat bij aanneming dezer wet, door de schuld van den wetgever van 1887, de grondslag van het kiesrecht vervalt. Nu moet men volgens Spreker, of het personeel uit stellen, of het met de kieswet wagen wordt deze aangenomen, dan is het goed, zoo niet, dan moet er een nood wet in komen, zóó dat elke aanslag in 't personeel kiesrecht gaf, eene groote uitbreiding, nu ja, maar die alle partijen thans immers willen alleen van anti revolutionaire gauche, die eiken dag een onder deunljen op haar klavier zet, weet men 't niet. De gelijktijdige regeling der gemeente financieën is een onbillijke eisch men kan er toch niet te gelijk over stemmen. Het personeel is gereed, en de gemeente-financieën zullen zich daarnaar regelen. Ten onrechte is aan bedeeling aan de gemeenten ge sproken, maar elk; subsidie ware over bodig, als men de gemeenten meer op centen liet heffen misschien voor 1896 wat te veel, doch dat komt in 1897 terecht. Spreker keurde eene te scherpe progessie afdeze diende alleen om enkele rijken te straffen, en zou alleen ontlasten degenen,' die niet rijk zijn, maar toch betalen kunnen. De haardste- denregeling keurde hjj afhij wildeliever dien grondslag doen vervallen en de winkels wilde hjj geljjk de kantoren, binnens- en buitenshuis belasten. Spreker raadde den Min. aan zelf in deze te handelen. Wat de klassificatie aan gaat, men kannietoverallel200gemeen ten oordeelen,evenmin over alle artieke- len van een tarief, over alle onderdeelen eener rechterlijke organizatie, over een kiestabel. Men moest zulke tabellen met vertrouwen aannemen. Spreker beval den Minister nog een nieuwen grondslag aan, misschien in plaats van de haardsteden, de rijwielen, die best f 5 (of f 10 met de opcenten) konden dragen, en voor 90 pet. voor weelde dienen. Zij, die 't ontwerp verwierpen om de gemeente financiën, de klassifi katie, het verband met kieswet, of om den afstand der belasting aan de ge meenten zouden bewerken, dat de wet er niet door kwam, maar zij zouden schuld dragen aan 't voortbestaan eener onbillijke belasting, en van den druk op den kleinen man. De heer de Savornin Lohman verklaarde zijn instemming in alles wat de vorige spreker omtrent de samenkoppeling van kieswet en be lasting door art. 80 der Grondwet gezegd had. De heer Zij pp hoopte, dat niemand de voorgestelde verbetering in deze be staande wet zou willen afwijzen. Die bestaande wet kon niet worden uitge voerd de voorgestelde wel. Spreker somde de voordeelen op, ook voor den landbouw met opzicht tot de werkboden, en hij hoopte alleen, dat de Min. de gunstige bepalingen ook tot de werk paarden zou uitstrekkenHij zou tegen elk doodend amendement stemmen. Hij wilde de haardsteden behouden, als minder drukkend dan meer progressie in huurwaarde en mobilair; hjj wilde den winkelstand wèl aanslaan, opdat men de aanslagen op het platteland kon verlagen. Hij stelde genoeg ver trouwen op den Minister en zijn amb tenaren, om op eene goede oplossing te rekenen. In de volgende zitting werden de geopperde bezwaren nader en met kracht door den heer Gerritsen besproken, die nogmaals betoogde, dat de Staat onmach tig is een behoorlijke verteringsbelasting te heffen, die overal gelijkmatig] drukt. Daartoe zijn, zeide hij,';]de gemeenten aangewezen. Zij kunnen de progressie in de huurwaarde opvoeren naar plaat selijke toestanden; het Rijk niet. De Min. wil de winkels vrijstellen. Zeer juist, met het oog op de bedrijfsbelas ting; maar dan ook konsekwent, de koffiehuizen, hotels, kantoren. Alles vrij maar dan dwingt men ook provincie en gemeenten tot die vrijstelling, te onbillijker, omdat de elders woonach tige handelaren in 't geheel niets meer aan de gemeente zullen bijdragen. Had de Reg. de gedane beloften bij de be drijfsbelasting vervuld? Neen. Wie zul len profiteeren De bewoners van kleine huizen in de gemeenten der 3 eerste klassen met groote gezinnen en de winkeliers; de ambtenaren en zij die van vaste traktementen leven, niet. Hun was nochtans allereerst ontzetting be loofd. Spreker meende, dat ook door dit ontwerp de gerechtigheid niet werd betracht, en hij zou er tegen stemmen. Daarna was de heer Veegens aan 't woord. Hij bracht gaarne hulde aan de techniek van het ontwerp, maar zou er tegen stemmen om een principieel bezwaar; om de spil, waarom het draait, om de klassificatie. Om te bepalen waar de belastbaarheid moet beginnen, is, meende spreker, meer lokale kennis making noodig dan waarover, met alle waardeering van hun kennis en talent, de 80 belasting-inspecteurs beschikken. En daarenboven, de tabel moet drie doel einden vervullengrondslag van belast baarheid zijn; de depressie voor de huurwaarde aangeven; den aftrek voor kinderen bepalen. Dat kan de beste tabel niet. Er was slechts één middel: afstand van het personeel aan de ge- gemeenten zjj kunnen eene goede rege ling maken. Nu er eene Rijks-inkom stenbelasting is, waarop de Min. ge meen te-opcenten moest doen heffen, diende 't personeel aan de Gemeenten over te gaan, maar het ging niet om 't verband met het Kiesrecht. Dat verband is door de Grondwet losge maakt, en deze Reg. wil 't nu her stellen, ten koste van een goede regeling der verteringsbelasting. Ook tegen 't tijdelijk hulpmiddel der toelagen aan de gemeenten, had Spreker groot be zwaar. Uit 't geen de Min. en ook de heeren Rutgers en Hintzen daaromtrent hadden gezegd, bleek, dat zij voor de autonomie der gemeenten niet veel ge voelden, de gemeenten niet als zelf standige organisatie in den Staat, maar als de. onderdeelen van het Dep. van Fin. beschouwden. Nivellement doodde de gemeentelijke autonomie en op dien weg wilde Spreker geen stap zetten; hij zou verbeteringen aannemen, maar zijn principieel bezwaar werd daardoor niet weggeruimd. Er volgden eenige replieken van de heeren Bouman, van der Kun, Heemskerk en Goeman Bor- gesius en duplieken der Ministers. De Min. van Fin. vroeg, wat hij over den afstand van 't personeel aan de gemeen ten zeggen zou De opinies staan tegen over elkander; hij zou niet pogen tegenstanders om te praten. Berekenin gen de Minister had ze niet. Dat ontnam hem echter niet het recht om, als andere verkeerde methoden toepasten bij hunne berekening, dit te zeggen. Eene regeling, waarbij 't voordeel in de eerste plaats zou zijn voor hen, die het eerst in de Bedrijfsbelasting zijn aangeslagen, kon de Min. niet geven. Omtrent winkels moest men afwachten wat de Kamer zou doen. De bezwaren tegen de klassificatie kon de Min. niet deelen, maar ook niet weeêleggen, en wat de progressie aangaat, deze op te voeren totdat men de aanslagen zoover kon doen dalen dat geen oninbare posten meer voorkomen, daartoe zag hij geen kans. Wat zijne plannen met de ge meente financiën betreft, hij wilde alles tijdelijk in statu quo laten, en de her ziening der personeeie belasting is dan het beste middel om tot eene blijvende regeling]'aan te sporen. Dat de Kamer zich door deze wet bond, kon de Min. niet inzien. Deze wet staat op zich zelf; 't is de afdoening eener oude rekening. De rijwielen vond de Min. geen geschikt objekt voor eene Rijksbelasting, maar allerminst voor grondslag voor 't perso neel. De Min. van Binnenl. Zaken had den wenk van den heer Druckerover gangsbepalingen voor 't Kiesrecht, reeds bij deze wet overwogen. Maar hij vond dit verkeerd, en 't doel zou er niet meê worden bereikt. Want de fout lag in de additioneele artikelen der Grond wet. Maar immers verviel niet de grond slag voor 't Kiesrecht; de huurwaarde blijft grondslag, doch wordt anders be rekend. Pressie voor de Kieswet is niet noodigdeze bestaatde Kieswet moet komen, afgescheiden van deze Wet. In de zitting van Dinsdag 19 No vember het algemeen debat was af- geloopen heeft de heer Rink ont wikkeld het amendement betrekkelijk het doen vervullen van den grondslag „haardsteden", als konsekwent passende in het stelsel van het ontwerp en in het belang van de laagst geklassificeerde deelen des lands, verklarende, dat een equivalent voor het verlies moet ge vonden worden. De heer Rutgers van Rozenburg ontwikkelde het amendement „rijwielen" ook als kompensatie voor de schatkist wegens het amendement ge bruik van paarden De belasting zou zijn f 5 per wiel op f 7.50 per tandem. De opbrengst wordt geraamd op 3 ton. De heeren Savornin Lohman en v. Gennep bestreden nadrukkelijk het amendement betrekkelijk de haardsteden, vooral we gens de finantieele gevolgen en den ingrijpenden invloed op de oekonomie der wet, terwijl het te zoeken aequi- valent den druk (voornamelijk van de huurwaarde) zou verplaatsen daar, waar zij het minst te dragen is. De heer Bastert was vóór eene be- belasting op rijwielen, ook die voor beroep of bedrijf gebruikt worden. Hij bestreed de afschaffing van den grond slag der haardsteden, ook wegens de ingrijpenden finantieele gevolgen, waar door de belastingschuldigen langs an deren weg gedrukt zouden worden. De heer v. Delden bestreed namens de meerderheid der Kommissie van Rapp. het am. betrekkelijk de haardsteden, ook omdat het zuiver destinktief is, een basis van de wet wegneemt, zonder iets er voor in de plaats te stellen. De heer Beaufort Amsterdamverklaar de, dat de Komm. van Rapp. in beginsel was voor de belasting van rijwielen, maar niet als afzonderlijke grondslag, dus als toevoegsel tot de rijtuigen, en dan ook met opneming van pleizier- vaartuigen. De heer v. d. Kun betoogde, dat de hoogere opbrengst der huur waarde en van het mobilair voldoende zal opwegen tegen het vervallen van een grondslag „haardsteden", komende hij tot een totale opbrengs der belastingen van f 10.776,000, zonder die belasting der haardsteden. Geeft de Min. op de haardsteden toe, dan dan zal Spreker niet blijven aandringen op den eisch eener gelijktijdige regeling der gemeente financieën. {Wordt vtrvolgi).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 5