de verbetering toe der pozitie der Kom
miezen bij de direkte belastingen. Hij
meende echter, dat de klerken, werk
zaam ter directie, evenzeer aanspraak
hadden op lotsverbetering. De Min zou
daarop de aandacht gevestigd houden.
Bij de afdeeling zegel registalie en
tistcheryen wees de heer Kolkman op
de nadeelen van den uitoefening der
visscherrj met den ankerkuil op ver
schillende benedenrivieren. De heer van
Gijn sloot zich daarbij aan. De heer
Tydeman drong aan op intrekking der
verouderde wet van 1818 betreffende
den verkoop van Staatsdomeinen. De
heer de Kanter betoogde, dat de houding
van hetdomeinbestuur in zake Kalantsoog
schade heeft gedaan aan het algemeen
belang. Hij protesteerde tegen het onge
past optreden van het domeinbestuur
in deze. De grond is in onbetwist eigen
dom geweest bij hen, die naar den Min.
eigendomsrecht beweren te hebben op
de duinen te Kalantsoog. De heer de
Ras wees den Min. op de billijkheid
der klachten over de verdeeling van
het partikulier werk onder de ambte
naren van het kadaster. De heer Smit
bracht mede ter sprake de ankerkuil-
visscherij en beweerde, dat de pacht veel
meer zou opbrengen, als maar belem
meringen werden weggenomen, die de
vermeerdering van jonge zalmen en
elften in den weg staan. De Min. wees
er op, dat destijds de Reg. eene Kom
missie had benoemd om de nadeelen
der ankerkuilvisscherij' na te gaan. De
resultaten van dat onderzoek hebben
de zaak nog niet duidelijk gemaakt.
len vinden hun bestaan in die
kuilvisscherij, daarom vindt de Min. het
niet geraden die menschen broodeloos
te maken. In zake Kalantsoog is het
Rijk elk oogenblik bereid tot eene
transaktie. Wil men die bevorderen, dan
moet niet te veel au fond der zaak worden
getreden. Er is in deze aangelegenheid
veel misverstand aan het licht gekomen.
Aan den heer Tydeman geeft de Min.
toe, dat er nieuwe beginselen in zake
de Staatsdomeinen zullen noodig zijn.
De heer Kolkman vertrouwde, dat het
toegezegde onderzoek betreffende de
ankerkuilvisscherij tot het gewenschte
resultaat zal leiden. De overige onder-
deelen en het geheele hoofdstuk wer
den daarna zonder stemming aangeno
men.
Bij de werken ter verbetering van de
haven van Burghas (Bulgarije) heeft
men in een heuvel, welke afgegraven
werd, het versteende geraamte gevonden
van een groot voorwereldlijk dier
een mammouth of een mastodont;
daarover is men 't nog niet eens.
De kop is van de schedelwandbeen-
deren tot het onderkakebeen 1 Meter
hoog en de slagtanden zijn 2 60 Meter
lang.
Het nemen van zeebaden is niet alleen
goed voor menschelijke patiënten, maar
ook voor zieke parelen. Een parelsnoer
van de Duitsche Keizerin ondergaat thans
naar men verhaalt, een badkuur in de
Noordzee.
De Keizerin, die natuurlijk een groot
aantal kostbaarheden bezit, had dat
bijzonder fraaie parelsnoer in lang niet
gedragen, en het was ook in lang niet
gelucht. In dat geval verliezen parelen
hun glans en krijgen zij een geelachtige
tint.
De Hofjuwelier, wiens hulp men in
riep, schreef frissche lucht en zeebaden
voor, en het parelsnoer der Keizerin
werd nu, in een glazen kistje, met een
gat er in voor het doordringen van het
zoute water op een geschikte plaats in
zee neergelaten.
De plek, waar de parelen baden, wordt
voortdurend door schildwachts bewaakt.
Te Ruffee (Fr. dep. Charente) is een
geheele diligence met het tweespan er
voor gestolen, om drie uur in den nacht,
terwijl de koetsier den postzak en de
pakketten het station binnenbracht.
De diligence werd een half uur later
teruggevonden op den weg naar Mont-
jean. De dieven hadden de riemen der
paarden stuk gesneden en de rijtuigkist
opengebroken, maar niets daarin te
stelen gevonden.
Het bezoek aan koffiehuizen of het
deelnemen aan danspartijen door perso
nen beneden de 16 jaren zal in Pruisen
verboden worden.
Van het eerste verbod kan worden
afgeweken, indien de ouders der perso
nen er bij tegenwoordig zijn.
De bekende boodschap van president
Cleveland aan het Congres in zake
de grensscheiding tusschen Venezuela
en Britsch Guyana is niet ongunstig bij
die wetgevende vergadering ontvangen.
Zelfs is er plotseling ongerustheid ont
staan waardoor financieele moeielijkhe-
den niet te vermijden waren. De tegen
standers van den president verwijten
hun gebrek aan tact en zijne voorstan
ders doen er althans voor een deel het
zwijgen toe. Inmiddels is het voorstel tot
benoeming van eene commissie aange
nomen.
De Amerikaansche pers gaat voor een
goed deel met den president in zijne
anti Engelsche neigingen mede en de En-
gelsche pers is tamelijk ernstig gestemd,
maar neemt niet aan, dat de lang niet
malsche aanval tot een vredebreuk zal
leiden, hoewel er toch zijn, die reeds
bepalen, dat de oorlog, behalve aan de
grenzen van Canada, ter zee zou ge
voerd moeten worden. Maar een goed
voorteeken is, dat nog het Amerikaan
sche, noch het Engelsche valk den oor
log wenscht. Een Russisch blad maakt
de opmerking, dat, mocht het werkelijk
tot een oorlog komen, Engeland dan
zou te kampen hebben zoo met binnen-
als met buitenlandsche vijanden, met
binnenlandsche bedoelt het blad de
Ieren, die naarzijn gevoelen zeer zeker
slechts toeschouwers zouden blijven tot
zij den Engelschenhunne trekken kunnen
thuis brengen.
Met de jongste volkstelling is gebleken,
dat Duitschland op dit oogenblik acht
en twintig steden telt met eene be
volking van honderd duizend zielen. In
vijf jaar heeft de sterkste aanwas plaats
gehad te Charlottenburg, met ruim
72 p. ct. In het algemeen is het zielen
tal in de groote steden het meest toe
genomen, wat al weer zou pleiten vóór
de bewering, dat de trek der platteland
bevolking naar de steden nog steeds
toeneemt.
Te Weenen zijn twee personen, moe
der en zoon, in hechtenis genomen, be
trapt op het uitgeven van vervalschte
geldswaardige papieren. Reeds twintig
jaar hadden zij van dergelijken arbeid
geleefd. Toen zij gevangen genomen
werden, namen zij vergift in. De vrouw
bezweek aan de gevolgan.
Een maatschappijen-oprichter van
Boston (V. S.) heeft naar de Ned. Bakk.
Cl. meedeelt, 't onlangs geraden geoor
deeld naar Canada uit te wijken, na
een aantal lieden voor een bedrag van te
zamen 30,000 a 50,000 dollars te hebben
opgelicht.
Zijne specialiteit was „sugarine" een
artikel dat zooals hij beweerde, bestemd
was de suiker voor fabriekmatige doel
einden te vervangen.
Het kon gemaakt worden uit gewone
stijfsel, door middel eener methode,
waarvan hij het geheim bezat, tegen
D. 0.01 Va per pond, en gereedelijk
verkocht worden tegen D. O.OS1/» per
pond.
Hij richtte de „Nationale Sugar re
fining Company" op en hem werd patent
verleend.
Het kapitaal der maatschappij werd
bepaald op D. 10 000, verdeeld in hon
derd aandeelen. Een zolder werd gehuurd
en het werk der „sugarine" bereiding
begon. Zijn geheele moleninrichting was
geen D. 1000 waard.
Hij verkocht zijn product tegen D.
0 05y2 en later werd ontdekt, dat het niets
anders was dan gewone rietsuiker, door
de toevoeging eener geringe hoeveelheid
goedkoope stijfsel witter gemaakt.
Tal van fabrikanten van goedkoop
suikerwerk hadden monsters ter beproe
ving besteld, toen plotseling de maat
schappij uit elkaar spatte.
De werkstaking van de arbeiders in
het machinevak aan de Clyde en te
Belfast blijven niet alleen nog voort
duren, maar zelfs is de kans ver
keken om in den eersten tijd tot een
vergelijk te komen, naardien de voor
stellen der patroons met groote meer
derheid zijn verworpen. Hierbij komt
nog, dat de arbeiders het, naar berekend
wordt, nog vier maanden kunnen uit
houden eer hun weerstandkas is uitge
put, doch ook de patroons hebben hunne
zekerheidskas, een fonds, dat een aan
merkelijk bedrag moet rijk zijn. Daar
ierder der partijen op zijn stuk staat
voorspelt een en ander geen gunstigen
kans op een spoedigen afioop. In het
ergste geval zouden de patroons zich
van andere werklieden kunnen voorzien,
maar dan zou het zeker met de rust
gedaan zijn.
Volgens een. nieuw bericht begint er
bij de werklieden te Belfast gebrek te
heerschen.
Wieuwerd, een plaatsje van een twee
honderd zielen aan de spoorlijn Leeu
wardenStavoren, is in't bezit van een
merkwaardigen grafkelder, waarover de
Heer J. J. M. M. van den Bergh in de
laatste aflevering van De Natuur zeer
interessante bijzonderheden meedeelt.
De grafkelder behoorde vroeger tot
het slot Waltha, veelal Thetinga State
genoemd, en ligt in het oostelijk ge
deelte der Protestantsche kerk, het
zoogenaamde kooreinde. Het merk
waardige van den grafkelder is, dat hij
de eigenschap heeft hoewel het water
vaak in den kelder staat alle lijken
die er in bijgezet worden, te doen ver
drogen, zonder dat er ontbinding plaats
heeft.
In 1765 werd die eigenschap door
een paar nieuwsgierige timmerlieden
ontdekt en omtrent een lijk, dat ten
onrechte voor dat van de bekende Anna
Maria van Schurman werd gehouden,
schreef de Leeuwarder Courant van 13
Maart 1765 het volgende:
„Zeldzaam is het, dat het in deszelfs
geheele gedaante gevonden is, konnende
de leden, gelijk als van een levend
mensch, verbogen worden, en zijnde de
kleederen gelijk aan klatergoud, hetwelk
aan zeker klein gewas, bijna als mos
terdzaad, waarvan de kist vol was,
toegeschreven wordt."
De oorzaak van deze bederfwerende
kracht schrijft men thans toe aan zekere
gassen die uit den bodem opstijgen.
De grafkelder is dezer dagen opnieuw
geopend en op een paar uitzonderingen
na vond men de lijken nog in denzell-
den gaven toestand als vóór honderd
dertig jaar.
Aan de Rijks Munt te Utrecht wor
den binnenkort de werkzaamheden her
vat, die ongeveer twee jaren zullen
duren. Er zal 6 ton pasmunt voor Indie
en 4 ton voor Nederland gemaakt
worden, benevens nieuw kopergeld. Als
eene bijzonderheid wordt vermeld, dat de
zilveren pasmunt wordt vervaardigd uit
de op den Radja van Lombok buitge
maakte rijksdaalders.
Met de opsporing van de daders
in zake het Rotterdamsche drama is
men niet veel verder gekomen. De aan
gehoudenen in deze ontkennen alle
schuld. Steeds ging de politie voort met
het afdreggen der verschillende wateren,
ten einde iets van de kleedingstukken
te ontdekken.
In de N. R. Ct. wordt melding ge
maakt van een gelijksoortig geval van
aanranding van een kleinen jongen als
de vorige week bij Winschoten plaats
vond.
Maandagavond is een jongen van 10
jaar, wonende in de Mauritsstraat te
Rotterdam, op den overweg van het
Hollandsehe spoor aan het eind van
den Diergaardesingel door een onbekend
man aangesproken, die hem een paar
centen beloofde, als hij met hem mede
liep.
De knaap gaf aan de uitnoodiging
van den man gehoor en liep met hem
den Spoorsingel en van daar het zoo
genaamde „Zwarte wegje" op. Op dat
wegje gekomen werd de knaap angstig
en weigerde verder mede te gaan, waar
op hij door den onbekende aangegrepen
en op den grond geworpen werd. Hij
trachtte het kind den mond dicht te
stoppen doch op het gillen en het
hulpgeroep van den knaap liet hij hem
los en nam de vlucht. Er is van het
gebeurde proces verbaal opgemaakt
Dinsdagavond, omstreeks negen uur,
kwam een opgeschoten jongen bij
een herbergier in de Pieter Jacobstraat
te Amsterdam met een daklooze poes.
De kasteeiln en diens vrouw anders
voor geen klein geruchtje vervaard
werden zoo verteederd van harte, dat
zij de arme zwerfster medelijdend op
namen en den jongen een fooi wilden
geven. Deze had zich ondertusschen
reeds uit de voeten gemaakt met een
geldbakje waarin ƒ16.
Men meldt uit Groningen Zaterdag
middag ongeveer kwart over tweeën, is
het lijk van den sedert 14 dagen ver
misten politie agent Van Vliet uit het
kanaal tusschen de mondingen van Win-
schoter-en Schuitendiep opgevischt.
Op dat tijdstip kwam een arbeider
met een modderpraam het Winschoter-
diep uitvaren. Bij het voortboomen stiet
zijn boom op het lijk, dat hij daarna
met behulp van een anderen arbeider
ophaalde en in de praam legde.
Onmiddelijk werd de politie gewaar
schuwd, die op hare beurt een brancard
liet halen, waarmede het lijk naar het
Academisch Ziekenhuis werd overge
bracht.
Op het lijk werd Van Vliet's sabel
nog in de scheede gevonden, terwijl de
handen nog in de handschoenen waren
gestoken.
Bij de voorloopige uitwendige schou
wing van het lijk in het ziekenhuis werd
aan het hoofd lichamelijk letsel gecon
stateerd, wat het vermoeden wettigt,
dat Van Vliet in een worsteling ge
moeid is geweest, voor hij te water ge
raakte.
De rechterkant van het voorhoofd ver
toont o. a. een bloedstorting, waar
schijnlijk gevolg van een vuistslag waar
voor te meer reden bestaat, omdat bij
het vinden van het lijk de rechterarm
gevonden werd in een houding, als ware
hij opgeheven, om een slag van het hoofd
af te weren. Ook de neus draagt sporen
van een ruwe aanraking, een slag of
stoot.
Van Vliet's horloge was op 5 uur 19
minuten blijven stilstaan. Aan zijn over
jas bevinden zich nog de beide haken,
zoodat de aan het Winschoterdiep ge
vonden jashaak met de zaak blijkbaar
in geen verband staat, althans niet van
Van Vliet's jas afkomstig is.
Een beursje werd niet op het lijk ge
vonden.
Het bestuur der Diligentia-concerten
te 's-Gravenhage klaagt in eene circulaire
aan de leden over de slechte gewoonte
om tijdens de uitvoering van orkesten
solostukken de zaal binnen te komen of
te verlaten, en verzoekt den leden zich
in dit opzicht te beteren. Mocht het
blijken, dat dit beroep op de leden niet
baat, dan zal het bestuur op de aan
staande ledenvergadering omtrent deze
zaak meer afdoende maatregelen voor
stellen.
Het is te hopen, zegt Het Fad., dat
die maatregelen niet noodig zullen zjjn
en dat de leden het voorbeeld zullen
volgen, door de Koninginnen gegeven.
HH. MM. kwamen Woensdagavond,
toen het Adagio van de Eroïca nog aan
den gang was; om geen stoornis te
verwekken, wachtten zij met binnen
komen. totdat het stuk was afgespeeld.
Kort na het spoorwegongeluk te Ot-
tignies werd door den heer W. Michel
te Amsterdam aan de Belgische regee
ring medegedeeld, dat door hem een
uitvinding was gedaan, die het botsen
van treinen onmogelijk maakt. Hem
werd daarop verzocht, de bijzonderheden
daar omtrent mee te deelen, doch de
heer Michel antwoordde, dat hij bezwaar
maakte dit te doen. Alleen aan koning
Leopold wilde hij in alle details zijne
plannen schriftelijk ontvouwen.
Met dit voorstel werd genoegen ge
nomen en vóór eenige dagen werd de
schets der uitvinding naar Brussel op
gezonden. De koning nam daarvan met
belangstelling kennis en heeft de zaak
tot verder onderzoek in handen gesteld
van het ministerie van spoorwegen.
De Engelsche kapitein James heeft
uitgerekend wat een oorlog tusschen
Duitschland en Frankrijk zou moeten
kosten. Hij komt tot de conclusie dat
de onkosten ongeveer 38 millioen francs
per dag zouden bedragen.
In militaire kringen in Duitschland
beschouwt men de berekening van den
heer James niet te hoog. Offieeel staat
vast, dat in de oorlog van 866 de on
kosten van het Pruische leger gemid
deld 2 millioen francs per dag bedroe
gen; en het leger van 1866 was klein,
vergeleken bij dat, hetwelk nu in het
veld zou worden gebracht.
Te Belgrado is een belangrijke post-
diefstal gepleegd. De wagen, welke de
post van Constantinopel bevatte, is door
roovers aangevallen en geplunderd.
Het bedrag van het gestolene, waar
onder een kistje met 40.000 francs in
Fransche goudstukken, is ƒ100,000.