HAARLEMSCH
Eerste Blad.
No. 7.
Achttiende Jaargang.
144
met AMSTERDAM.
van WOENSDAG 22 Januari 18*6.
Nieuwsberichten
Uitgave van ?*E ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 84
tblephoonnummer
telephon1sc he verbinding
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maandenf,25.
franco p. post —40.
Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk.
Prijs per Advertentie van 1—5 regels f 0.25, eikeregel
meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte.
VERSCHIJNT:
Dinsdag- en Vrijdagavond.
Advertentim worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst.
Weten en Werken.
Maandagavond trad voor de bezoekers
der bijeenkomsten de Heer J. B. A.
Saeys op, met eene voordracht over Cey
lon.
In herinnering werd gebracht hoe dit
schoone eiland het eerst werd bezeten
door de Portugeezen en zulks sedert
1505; dat vervolgens in 1656 de Neder
landers er bezit van namen tot 1796,
als wanneer de Engelschen er zich nes
telden en aan wie het in 1802 bij de
vrede van Amiens werd toegewezen.
Na de ligging en uitgebreidheid te
hebben aangestipt, ongeveer twee en
half maal zoo groot als Nederland met
eene bevolking van twee eh een half
millioen zielen, kwam het klimaat ter
sprake, wat aanleiding geeft tot den
aller weelderigsten plantengroei, terwijl
de kuituurgewassen als suiker, tabak,
koffie, kaneel en andere voor den handel
gewenschte planten erop het voordeeligst
voorkomen. Slechts het zesde deel der
oppervlakte is bebouwd, het overige is
ingenomen door soms ondoordringbare
wouden.
Bij het bespreken der dierenwereld
was het in de eerste plaats de olifant
i aarbij de Heer Saeys de aandacht be
paalde. Aangetoond werd hoe de olifant
op Ceylon met weinig moeite tot dien
sten van allerlei aard wordt afgericht
en met een paar voorbeelden uit den
mond van een Fransch reiziger de
schranderheid van het werd in het
licht gesteld.
In de binnenlanden van Cylon leven
nog wilde olifanten. De wijze waarop
de inlander zich van deze meester maakt
deelde Spreker mede.
Met het bespreken der slangen op
Ceylon kwam de Heer Saeys ten sterkste
op tegen de bestaande wanbegrippeu
omtrent slangenbeten de slang ontwijkt
den mensch en slechts bij wijze van
zelfverdediging maakt zij van haar
natuurlijke wapenen gebruik.
De bewoners van Ceylon zijn in
hoofdzaak Singaleezen, men schat hun
aantal op twee millioen. Het getal
Christenen bedraagt ongeveer tweehon
derd duizend, de overige bevolking be
lijdt het Brahmisme. Van den oorspron-
kelijken godsdienst, die van den Hindoe,
gaf de Spreker een overzicht en tevens
werd mfededeeling gedaan van het schep
pingsverhaal, dat echter later door de
Brahma priesters werd gewijzigd in
dier voege, dat de priesterheerschappij
en door en werd bevestigd. Gedurende
drie eeuwen moest het Brahmisme het
veld ruimen voor de leer van Boedha,
doch toen deze door den loop der tijden
zeer was verbasterd, verhief zich weer
het Brahmisme en dit heeft zich sedert
weten te handhaven.
In Thibet komt het Boedhisme in
zijn walgelijksten vorm voor, dien der
menschvergoding, van welken dedaila-
lama het voorwerp is.
Het Brahmisme heeft zijn grooten
invloed op den Singalees in de eerste
plaats te danken aan de fakirs, een
soort van geestdrijvers, van welke de
ongehoordste dingen verteld worden, als
gruwelijke zelfverminking en andere
gevallen van godsdienstwaanzin, maar
die niet nalaten op de bevolking een
diepen indruk te maken.
Een der hoofdtrekken in het karakter
van den Singalees is zijne vriendelijke
gastvrijheid, die zelfs tot in het uiterste
wordt doorgedreven en waaruit Spreker
tot de conclusie kwam dat hij, althans
volgens onze begrippen, nog op een laag
zedelijk standpunt staat.
Ten slotte deelde Spreker nog een en
ander mede over de parelvisscherij, het
paarlmoer en de paarlen.
"Voor men het bevroeden kon was het
alweer laat geworden en moest de Heer
Saeys zich op enkele punten bekorten,
doch zeer zeker is het, dat zijne voor
dracht met de meeste aandacht werd
gevolgd en men ook thans weer veel
heeft kunnen vernemen uit het ruime
veld der volkenkunde.
Hel Bestuur van Weten en Werken
heeft de toezegging ontvangen, dat de
Heer Andriessen van Bussum den 22
Februari a.s., dat is op een Zaterdag,
voor de gewone bezoekers eene voor
dracht zal houden over Zuid-Afrika en
Zuid Afrikaansche toestanden. Onder de
personen in den lande, die in de eerste
plaats bevoegd zijn zich in deze te doen
hooren, ook wat betreft de vooruit
zichten van den emigrant, behoort de
heer Andriessen genoemd te worden.
Ongetwijfeld zullen dus de bezoekers
gaarne den avond van 22 f ebruari tot
dit doel openhouden. Het kan een in
teressante bijeenkomst zijn, te meer
omdat de Heer Andriessen zich heeft
verklaard eventueele vragen te beant
woorden of ophelderingen desverlangd
te verstrekken.
Eersts Kamer. In eene slecht bezochte
en kort durende avondvergadering op
Maandagavond werd mededeeling gedaan
van de bekrachtiging van 57 wetten en
van het inkomen van eenige stukken.
De afdeelingen hebben gekozen tot
rapporteurs voor de algemeene beschou
wingen der Staatsbegrooting en de
Hoofdstukken Ilooge Kolleges, Builenl.
Kaken, Binnenl. Zaken, Financieën en
Kolonieën, de H.H. van Lier. van Nispen
van Pannerden, Pqnacker Hordijk, Al-
berda van Ekenstein en Smitz, en voor
de overige Hoofdstukken de HH. van
Lynden. A. Prins, Schimmelpenninck van
der Oye, Fokker en van Zinyiicq Berg
man.
In de zitting van Donderdag nam de
Kamer in behandeling het voorstel van
den heer Hartogh tot wijziging van het
Wetboek van Burgerlijke Rechts
vordering. De heeren Hartogh en Pijn
appel namen plaats als afgevaardigden
van de Tweede Kamer voor de verdedi
ging. De eerste spreker was de heer
van Bonevaf Faure die verklaarde tot
zijn leedwezen het voorstel te moeten
bestrijden. Hij erkende, dat het bestaan
de wetboek gebreken had, ten gevolge
van zijn ouderdom, en reeds in 1865
en 1877 is de wenschelijkheid van her
ziening erkend door pogingen tot ver
betering. Spreker betoogde uitvoerig,
dat aanneming van het voorstel nadeelig
zou zijn voor de uitspraak en voor de
justiciabelen. Verwerping zou niet scha
den, daar het goede in het ontwerp
wel door den Min. van Just, wettelijk
zal worden geregeld. De heer van Lier
kwam tot eene geheel andere konkluzie.
Hij verklaarde zich voorstander van het
voorstel, dat volgens hem wel degelijk
verbetering zou aanbrengen, en juist het
summier proces tot regel maakt, wellicht
zelfs al te konsekwent. Dat bij verwer
ping van het voorstel de Minister wel
de verbeteringen zal voorstellen, kon
Spreker niet toegeven. Met het oog op
die verwachting zegt. hij: „O sancta
simplicitas De heer Kist had ook veel
lof over voor het initiatief der voorstellers
en was overtuigd, dat vele hunner ver
beteringen wel den weg tot onze wet
geving zullen vinden. Hij vond het echter
nauwelijks mogelijk, dat zulk een om
vangrijke herziening kan geschieden
laDgs den weg van initiatief, en wel
wegens het groot sociaal belang bij de
zaak betrokken, dat veelzijdiger voor
lichting eischt, dan uitsluitend van
praktizijn. Tegens Spreker zou bij het
procesrecht door aanneming van dit
voorstel spoed meer worden tegenge
werkt dan bevorderd. De heer Fokker
verdedigde het iniatief. dat in geen
enkel opzicht schadelijk zal werken,
terwijl door verwerping tal van belang
rijke verbeteringen zullen worden prijs
gegeven. De heer Melvill van Lijnden,
hoewel ook hulde brengende aan den
voorsteller deelde ook in het gevoelen,
dat de voorbereiding thans niet zoo
volledig is geweest, als indien de Re
geering de herziening had voorgedragen.
Hij had groote bezwaren tegen het
voorstel. Bovendien was de wensch naar
deze herziening verre van algemeen. De
heer Hartogh verdedigde daarop het
ontwerp als het voorstel van de Tweede
Kamer, niet van hem en zijne vrienden,
een ontwerp, dat jaren langen arbeid
heeit gekost, gemaakt met voorkennis
van den vorigen en van dezen Minister
van Justitie, waaromtrent hij adviezen
had ingewonnen o. a. van de professoren
aan de verschillende universiteiten, ook
van Boneval Faure. Geheel over het
ontwerp gehoord was ook Mr. A. A. de
Pinto, de maker van het hooggeroemde
ontwerp van 1855. Spreker was van
oordeel, dat men dit waarlijk goed voor
bereid weik niet mag doen mislukken
in de hoop, dat de Min. wel voorstellen
zal doen.
De Min. van just, konstateerde, dat
de heer Hartogh hem bij zijn optreden
overneming van het ontwerp gevraagd
heeft, maar dat hij daaraan geen gevolg
bad kunnen geven, omdat hij reeds met
arbeid overladen was, en omdat hij geen
storing wilde brengen in den arbeid
van den heer Hartogh. De Min. ver
klaarde, dat er in het ontwerp niets
voorkomt, dat zijns inziens onaanneme
lijk is. In dat geval zou hij het hebben
medegedeeld. De heer de Boneval Faure
konstateerde, dat hij van den heer Har
togh het ontwerp ontvangen had na de
indiening, en verklaard had er kennis
van te zullen nemen, maar door drukke
bezigheden verhinderd was dadelijk zijne
bezwaren er tegen te ontwikkelen. Hij
hield vol, dat het voorstel eenzijdig was
voorbereid. De heer Pijnappel wees er op,
hoe zjjne toevoeging aan den heer Har
togh pleitte voor het groot belang, dat
de Tweede Kamer in de zaak stelde.
Hij erkende, dat hel voorloopig verslag
der Eerste Kamer van groote beteeken is
is, omdat het komt van een man van
zoo groot gezag en van zulke weten
schappelijke degelijkheid als de heer van
Boneval Faure. Maar op praktiesch ge
bied durft hij zich met dezen hoogleeraar
meten. De heer Kist vertrouwde, dat
de Reg. in de toekomst de rechterlijke
macht wel zal hooren omtrent wijziging
der wetboeken. De Min. van Just, beaam
de het gevoelen van den heer Pijnappel.
Het algemeen debat was daarmede af-
geloopen. Aan de orde kwam toen het
tweede onderdeel van behandeling de
procesgang in 't algemeen. De heer v.
Boneval Faure betoogde, dat de voorge
stelde summiere behandeling niet eene
korte behandeling is, zooals door den
voorsteller wordt beweerd, maar dat
daardoor de misbruiken van het voort
durend konkluzie nemen zullen worden
gewettigd. Door die vrijheid te geven
z\jn de partijen feitelijk overgeleverd
aan de praktizijns, wier eigenbelang
medebrengt de procedure zooveel moge
lijk te rekken, wat ten nadeele is van de
justiciabelen. De heer van Lier meent,
dat dit ontwerp juist aanleiding geeft
om den rechter meer dan tot dusver
een fatalen termijn te doen stellen, om
aldus de procedure te bespoedigen.
Vrijdag werd het debat voortgezet.
De heer Hartogh verdedigde het stelsel
van het ontwerp, dat 4 konkluzieën als
regel stelt, en meerdere alleen als de
rechter dit toelaat. Voorts stelde hij
tegenover elkander de meeningen van
de heeren van Boneval Faure en Vlie-
lander Hein, welke laatste tot Spre
kers leedwezen door ongesteldheid afwe
zig gewone behandeling wil, terwijl
Faure juist summiere behandeling
wenscht. Eindelijk beriep Spreker zich
op tal van adviezen ten voordeele van
het ontwerp, ook van leden van de
Haagsche en Rotterdamsche balie. De
heer Pijnapqel verdedigde hoofdzakelijk
tegenover den heer van Boneval Faure
art. 143 van het ontwerp, regeling der
termijnkepaling) als in alle opzichten juist
en leidende tot verkorting van het ge
ding. De heer Sassen, zich beroepende
op ïijn ervaring als lid van de balie en
als rechter, verklaarde zich tegen het
ontwerp, omdat dit niet in alle opzichten
vrijheid van de rechtspraktijk huldigt
en rechtzoekenden niet nader brengt
tot den rechterstoel. Naar zijn oordeel
zal het ontwerp in kleine zaken leiden
tot langduriger en kostbaarder proces
sen. De heer van Boneval Faure bleef
zijne meening volhouden, dat het stelsel
van het ontwerp zal leiden tot nadeel
der rechtzoekenden, o'mdat nagenoeg
alle inmenging aan den rechter wordt
onthouden. Spreker verdedigde wat hij
gezegd had betredende de praktijk der
praktizijns, en ook den toon, dien men
hem verweten had tegen den voorstel
len te hebben aangeslagen.
De heer Melvill van Lijnden had geen
bezwaar tegen den voorgestelden proces
gang, maar hij zag geen reden den
gewonen procesgang af te schaffen, waar
verschillende praktizijns, o. a. Mr. Vlie-
lander Hein, er prijs op stellen. De
voorgestelde procesgang zal hem echter
niet leiden tot afstemming van het ont
werp. De heer Kist verdedigde het stel
len van een fatalen termijn. Na replie
ken van de H.H. Hartogh en Pijnappel
was het onderdeel: „Procesgang in het
algemeen" afgehandeld. Aan de orde
was toen het onderdeel„Gelijktijdig
voordragen van de gansche verwering."
De heer Zinnicq Bergman bestreed
deze voorgestelde regeling als nadeelig
voor de rechtspraak, en leidende tot
misbruiken en geenszins tot goedkooper
recht. Verder verdedigde spreker de
praktizijns tegen den in de diskussie op
hen geworpen blaam. Ook de heer van