HAARLEMSCH
Eerste Blad.
No 19
Achltiende Jaargang.
144
van WOENSDAG 4 Maart 1896.
N ieuwsberiehten
Uitgave; van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 84
TÏLEPHOONNUMMER
TELEPHON1SCHE VERBINDIN6
met AMSTERDAM.
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maandenf ,25.
B franco p. post ,40.
Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk.
Prijs per Advertentie van 1—5 regels f 0.25, elke regel
meer 5 cents, groote letters naar plaatsrnimte.
VERSCHIJNT
Dinsdag- en Vrijdagavond.
Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst.
„ONZE LEESTAFEL".
Onlangs versohenen werken op aan
vrage ter bezichtiging te verkrggen bij
De erven Loosjes, te Haarlem.
HEINZE(L.) Theoretisch-Practische Har
monieleer. Voor Nederl. Organisten en
en muziekstndeerenden bewerkt door
Corns. Irnmig Jring. 2.40
LUNDEGARD (A.) Titania. Naar het
Zweedsch. 2 dlning. 3.25
PEYROT (Mr. J. B.) De Veiligheidswet I.
ing. 2.—
SCHIMMEL (H. J.) Jan Willem's le
vensboek ing. 2.60
Buitenlandsche nieuw verscheoen werken.
AICARD (JEAN) Notre-Dame-d'Amour
ing. 1.90
Autonr da Monde. Aquarelles. Souvenirs
de9 Voyages. Fase I (Japon). .ing. 0.35
CHERBULJEZ (V.) Le roi Apépi..ing. 1.40
La France. Aquarreltes. Souvenirs des Voy
ages. Fase. l(Nos soldats ing. 0.35
THEUR1ET (A) Fleur de Niceing.» 1.90
Bovenstaande werken zyn voorhanden
bq de boekhandelaars de erven Loosjes
Tweede Kamer. In de zitting van
Donderdag werd aangenomen art. 24
van het wetsontwerp tot herziening van
de personeele belasting bizonder tarief
voor dienstboden), nadat de Minister had
overgenomen het am. van de Komm.
van Rapp., om het bizonder tarief voor
huisbewaarders en bewaarsters te stellen
op ƒ10, en dat van den heer Bouman,
om voor jagers, uitsluitend voor de jacht
dienende, een speciaal tarief vast te
stellen op ƒ18. Bij art. 25 (paarden)
verzekerde de Min. pertinent aan den
heer Schepel, dat geen verandering komt
in het thans toegelaten gebruik van
een boerenpaard om in dringende ge
vallen een dokter te halen, of iets der
gelijks. Na diskussie trok de heer Sche
pel zijn amendement op art. 29 in, om
het uniform tarief voor paarden op 25
te stellen, en ook zijn am. op art. 30
tot vaststelling van een lager speciaal
tarief voor verhuurders en gemengd
gebruik. Een am. van den heer van
Borssele, om geneesheeren en veeartsen
niet lager te laten betalen, maar te
belasten voor paarden in gemengd ge
bruik, werd krachtig bestreden door
den heer van Delden namens de Komm.
van Rapp.de heer Meesters stelde een
andere definitie voor; de heer van De
dem drong nader aan op een afdoende
verklaring van den Min. in zake de
bedoeling van gemengd gebruik. Nadat
ook de Min. het am. bestreden had,
werd het am. ingetrokken, en trok ook
de heer Meesters zijn voorstel in. Her
haaldelijk verklaarde Min., dat de defi
nitie van gemengd gebruik van paarden
volstrekt niet bedoelt de menschen in
slechter konditie te brengen dan nu.
Aan de orde kwam toen art. 30 bis,
voorgesteld door den heer Rutgers van
Rozenburg c. s., om te bepalen, dat de
belasting op rijwielen nader bij de wet
zal worden geregeld. De Komm. van
Rapp., bij monde van den heer de Beau
fort (Amtterdam), meende in de gegeven
omstandigheden zich vóór het amende
ment te moeten verklaren, nadat dit
door den heer Rutgers nader was toe
gelicht. Het am. werd door den Minister
overgenomen. Op de vraag van den heer
"Veegens aan de Reg., of nu de voort
zetting der schriftelijke gedachtenwis
seling over de Kieswet ook zou af
hangen van de beslissing over de rijwiel
belasting, verklaarde de Min. van Buitenl.
Zaken, dat de al of niet aanneming van
het amendement Rutgers de voortzetting
van de schriftelijke gedachtenwisseling
betreffende de Kieswet geen uur zou
behoeven te vertragen. De heer Veegens
nam dankbaar akte van die verklaring
en de heer Rutgers dankte den Min.
van Fin. voor de toezegging van spoedige
regeling der rijwiel belasting. De heer
Goeman Borgesius bleef niettemin den
vorm van een nieuw artikel 30 t is af
keuren. Het werd echter aangenomen
met 42 tegen 31 sttmmen, zoudat eene
rij wiel-belasting, hetzij als onderdeel
van het personeel, hetzij afzonderlijk,
nader zal worden geregeld.
Art 31 werd goedgekeurd, met deze
wijziging door de Regeering er in ge
bracht, dat nu ook het hoofd van het
gezin geacht wordt te houden de rijtui
gen, pleiziervaartuigen, dienstboden en
paarden van de leden van zijn gezin.
Artt. 32 en 33 werden aangenomen.
Er ontspon zich een uitvoerige beraad
slaging over een am. van den heer van
Alphen, om het belastingjaar van 1
Mei tot 30 April te laten loopen. Het am.
werd aanbevolen door de heeren Roes-
sing en Gerritsen, en bestreden door
den Minister en den heer Bouman. Het
werd verworpen met 47 tegen 34 stem
men. Het dienstjaar zal dus zijn het
kalenderjaar. Art. 34— 37 werden aan
genomen. Een am. van den heer F.
Mackay bij art. 38, om geen verhooging
der belasting in den loop van het jaar
te eischen, als de belaste dienstbode
vervangen wordt door een andere, waar
voor de belasting hooger is, werd ver
worpen met 69 tegen 11 stemmen, na
bestreden te zijn door den heer de
Beaufort, namens de Komm. van Rapp.,
en den Minister, in weêrwil van eene
wijziging door den voorsteller in het
am. aangebracht. Bij art. 39 verklaarde
de Min. aan den heer de Beaufort, dat
uitbreiding der vragen in het aanslag
biljet niet noodig is. Artt. 39—46 wer
den goedgekeurd. Bij art. 47 wees de
heer Pijnappel op het bezwaar der be
paling, dat de aanslag voor dienstboden
en paarden geschiedt in de gemeente,
waar de belastingplichtige zijn domicilie
heeft. Het zou nu afhangen van de
belasting, waar hij zijn domicilie wenscht
te kiezen, wat van belang is met het
oog op de gemeentelijke opcenten. Spre
ker wilde echter de zaak laten rusten,
totdat de gemeente-financieën aan de
orde zijn. De Min. voerde tegen deze
opmerking aan, dat men een werkelijke
woning moet hebben in eene plaats,
om deze als domicilie te kunnen opgeven.
Het afleggen van de eenvoudige verkla
ring zou niet voldoende zijn. Artt, 47
en 48 werden goedgekeurd. Op art. 49
nam de Min. over een am. van den
heer A. van Dedem waardoor, op ver
langen van het Kollege van zetters, een
ander, dan een zijner leden kan worden
aangewezen voor de vaststelling der
huurwaarde, doch dit niet behoeft te
geschieden door den inspekteur. Bij art.
64 ontheffingenvroeg de heer Gerritsen,
waarom bij vermindering van woning
ook geen ontheffing wordt verleend voor
mobilair en haardsteden, maar alleen
voor de huurwaarde. De Min. antwoord
de, dat vermindering van mobilair of
haardsteden niet is na te gaan. De
heer Gerritsen was door dit antwoord
niet bevredigd, en stelde een am. voor
om de ontheffing te doen slaan op de
eerste drie grondslagen. In de zitting
van Vrijdag werd het laatst vermeld
amendement, nadat het bestreden was
door den Min. van Fin., en door den
heer van Dedem namens de Komm. van
Rapp. aangenomen met 75 tegen 6
stemmen. Door den heer Rutgers van
Rozenburg werd bezwaar gemaakt tegen
paragraaf 3 bevoegdheid tot geheele of
gedeeltelijke ontheffing van belastingschuld
bij ziekte, gebrek aan werk, overlijden van
den kostwinner en dergelijke), wat hij een
ongemotiveerd privilege vond, vooral
als dit niet als wanbetaling werd be
schouwd, waardoor het kiesrecht verlo
ren gaat. Hij stelde voor 3 te schrabben.
De heer Veegens nam akte van de ver
klaring van den heer Rutgers, dat door
de toepassing dezer bepaling invloed op
de verkiezingen zou kunnen worden
geoefend. Dit zou later te pas kunnen
komen.
De Min. bestreed het am. en verde
digde de bepaling als wettelijke regel,
ter vervanging van de tegenwoordige
huismiddeltjens. Bij de kieswet zou over
het al of niet behoud van het kiesrecht
van deze kategorie beslist kunnen wor
den. Het am.Rutgers werd verworpen
met 78 tegen 5 stemmen. De artt. 64
76 werden goedgekeurd. Bij art. 77
Overgangsbepalingenwerd behandeld
een am. van den heer Heldt, om vrij
te stellen van opcenten de allerkleinste
aanslagen en vermindering te geven met
der opcenten van de aanslagen van 2
tot 4, en '/3 aanslagen van f 4 tot f 6.
De Voorzitter maakte bezwaar, dit am.
toe telaten, op grond, dat het zou regelen
de wijze van heffing van provinciale en
gemeentelijke opcenten waaromtrent
zijns inziens de Kamer de bevoegdheid
mist om te beslissen. Over deze kwestie
werd uitvoerig gedebatteerd. Het voor
stel van den Voorzitter, om het am.
niet toe te laten, werd aangenomen met
50 tegen 36 stemmen. Daarop stelde de
heer Heldt hetzelfde am. voor, doch zóó,
dat het nu alleen sloeg op de Rijks-
opcenten. Dit am. werd bestreden door
den heer de Beaufort Amsterdamna
mens de meerderheid der Komm. van
Rapp., en door den Minister, op grond,
dat de kwestie, hoe eventueel opcenten
zullen worden geheven, eerst te pas
komt bij de Middelen-wet, als daarbij
het heffen van opcenten wordt aange
vraagd. Na repliek van den heer Heldt
werd het am. verworpen met 73 tegen
15 stemmen. Art. 77 werd goedgekeurd.
Toen werd het eerst behandeld art. 80
(in werking treding der wet op den dag
der afkondiging). Bij dit art. kwam in
debat een am. van de heeren Vermeulen
en Kolkman om de wet eerst bij K B.
te doen in werking treden, nadat wet
telijk zal geregeld zijn de verhouding
der Rijks- en Gemeente financieën. De
heer Vermeulen lichtte dit amendement
toe. Bij de onzekerheid, welken invloed
deze wet op vele gemeenten zal hebben,
en de waarschijnlijkheid, dat zij groote
verliezen van inkomsten ten gevolge
zal hebben, mag men, betoogde Spreker,
niet uitsluitend betrouwen op het beleid
van den Minister, wiens levensduur
onzeker is, maar moet de zekerheid
bestaan, dat niet vele gemeenten tot
ondergang gebracht worden. Het am.
werd bestreden door den heer de Beau
fort {Ifjjk bij Duurstededie betoogde
dat de gemeente financieën niet bena
deeld zullen worden door de invoering
dezer wet. Alleen werd nu principieel
beslist, dat de personeele belasting
Rijksbelasting zal blijven, en dat juichte
Spreker zeer toe. De Min. van Fin.
bestreed met nadruk het amendement.
Hij verklaarde, dat eene tijdelijke rege
ling na aanneming der wet in het belang
der gemeenten noodig is, en altijd
noodig zal blijven, maar dat invoering
der wet noodig is in het belang van
het Rijk, de Provincie en van hen, die
door de nieuwe wet belangrijk zullen
verlicht worden. De Min. konstateerde,
dat de fmancieele toestand op het oogen-
blik gunstig is. Hij berekende 4 miljoen
te zullen overhouden door bespai ing, hoo-
gere invoerrechten, zegel enz. Daartegen
over staan de opofferingen bij deze
personeele belasting door de schatkist
gebracht; maar dan blijft nog een bedrag
over, groot genoeg om gemeenten te
helpen. De heeren Kolkman en Heems
kerk verdedigden nader het amendement
dat nog verder bestreden werd namens
de Komm. van Rapp., en door den
Minister. De voorstellers wijzigden toen
het am., zoodat het nu luidde: „de wet
treedt in werking op een door de wet
nader te bepalen dag." Na een uitvoerig
debat werd met 49 tegen 45 stemmen
de beslissing verdaagd tot Dinsdag.
De Kamer heeft besloten, met 83
tegen 7 stemmen, om na de personeele
belasting het eerst te behandelen de
grensregeling tusschen Amsterdam en
Nieuwer Amstel. De heer Roessingh had
daartegen bezwaar gemaakt, evenals de
heer Heemskerk, die er echter in be
rustte, daar zijns inziens de Minister
van Houten pressie uitoefent ten gunste
van de behandeling dezer wet, door
verband te leggen met de kieswet. De
Min. van Binnenl. Zaken ontkende dit,
en zeide, dat alleen de indeelingstabel
der Kieswet moet ingevuld worden ten
aanzien van de indeeling voor Amster
dam. Daarom achtte de Min. afdoening
van het grensontwerp wenschelijk. Dit
behoefde geen aanleiding te geven tot
allerlei spekulatieve beschouwingen. Ver
der zijn nog andere ontwerpen aan de
orde gesteld, o. a. dat omtrent de
Btoomtoestellen en het West-Indische
mail kontrakt.
Sedert 15 Juli 1.1. wordt in de na
bijheid van Kopenhagen een boot ge
bruikt, welke zich zoowel in het water
door middel van eene gewone scheeps
schroef, als op het land evenals eene
locomotief door middel van raderen op
rails voortbeweegt
Men wilde eene zoovel mogelijk on
afgebroken verbinding over de noordeljjk
van Kopenhagen gelegen meren, het
Fure en Farummeer, welke door eene
omstreeks 340 m. breede landstrook
te scheiden zijn, maken. Dit werd vol
gens de plannen van den Zweed C. J.
Magrell in Boras door een kleine, maar
sterk gebouwde schroefstoomboot met
vier raderen bereikt, waarop zjj zich
over een de landengte doorsnijdend en
in de beide meren ongeveer M. door
loopend railspoor voortbeweegt. Zoodra
de stoomboot dit spoor nadert, wordt
de as der beide kettingen in ronddraai
ende beweging gebracht. Slechts deze
raderen zijn drijfraderen die achteraan
bevestigd zijn alleen loopraderen."
De spoorbreedte bedraagt 1.27 M.
Het schip is 14 M. lang en 3 M. breed,