CARLO DONATI,
(DE DOLENDE RIDDER)
VAN
EDNA LYALL.
Naar de tiende Engehche uitgave.
18)
„Wel zeker," antwoordde zij vroo-
lijk, „het is het altaar der offeranden.
Wat vond Clare het altijd prettig hier
rond te kijken weet gij nog? Ik
wilde dat zij met Oom George was
meegekomen 1"
„Ik ookik zou alles gegeven heb
ben om haar hier te hebben om
uwentwil, carina."
Er was zoo iets ongewoons in den
toon zijner stem dat Francesca haas
tig opkeek.
„Carlo mio, gij doet mij schrikken!
Wat bedoelt gij Leun zoo niet tegen
het altaar I Kom hier op den trap, in
de schaduw naast mij zitten. Waarom
zoudt gij om mijnentwil wenschen dat
Clare hier was Wat geef ik in werke
lijkheid veel om iemand nu ik u
heb?"
„Maar als er eens, zooals wij giste
ren avond spraken, oorlog kwam, en
ik u moest verlaten?"
„Carlino, wat bedoelt gij? O, er
komt toch geen revolutie P geen oor
log?"
„Ach neen, het is veel onschuldiger
dan datzeide hij met een bitteren
glimlach. Toen overtoog plotseling
een heldere glans zijn gelaathij sloeg
zijn arm om haar heen, en hield haar
vast omkneld. „Liefste," sprak hij
haastig maar met grooten ernst, „mijn
eigen, innig geliefde, gij hebt mij gis
teren avond door wat gij gezegd hebt,
nieuwen moed gegeven. Carina, er
zijn nog wel andere verwikkelingen
dan die tusschen de volkerendaar is
de groote strijd waarin gij en ik be
loofd hebben pal te zullen staangij
zoudt niet willen dit weet ik dat
ik een lafaard was, en wegliep. Ik
moet u, onbewimpeld, ook al doet het
mij pijn, ook al zou ik de geheele we
reld willen geven om dergelijk kwaad
voor u verborgen te houden ik
moet het u zeggen. Francesca, weet
gij wat het was dat mijn moeder's
dood is geweest Ik zal het u vertel
len. Het was dat zij hoorde hoe
Anita iedere minuut van haar leven
gevaar liep haar man ontrouw te wor
den Hij de man die haar ongeluk
kig zou willen maken hij, die aan
zijn lagen hartstocht den naam van
liefde durft geven, behoort op dit oo-
genblik tot de leden van Merlino's ge
zelschap. Merlino zelf vermoedt niets
zoo hij eenigen argwaan had, zou hij
Anita kunnen vermoorden. Ik heb aan
allerlei mogelijkheden gedacht om
dien kerel te doen wegsturen zonder
mijne zuster te verradendoch er is
maar éen middel op, mijn lieveling, en
dit isom te maken dat die man
weggaat die baryton moet ik
hem vervangen."
„Gij moet het aanbieden," liet
Francesca er bijna onhoorbaar op vol
gen, „maar misschien neemt Signor
Merlino u niet aan.
„Merlino heeft mij de betrekking al
aangeboden, en Woensdag, Carina
mia, moet ik hem laten weten of ik
zijn aanbod aanneem of niet."
„Ach!" Zij sloeg krampachtig de
handen ineen, maar alleen die éene
uitroep van diepgevoelde, onuitspre
kelijke smart ontsnapte haar.
Geen van beiden uitte verder een
woord, en de stilte die er heerschte,
was zoo volkomen, dat het scheen als
of de geluiden, welke men uit de verte
hoorde van de werklieden bezig met
de opgravingen, in de onmiddellijke
nabijheid waren. Een klein hagedisje
sprong over de steenen vlak voor hun
voeten, en verdween in de varens die
om en uit het altaar groeiden.
Eindelijk sloeg Francesca de oogen
op.
„Liefste, liefste," riep zij, „kijk niet
zooLuister, Carlo mio, ik zal mijn
woord houden. Ik zal, even als de
vrouwen uit de oudheid, zeggen „Ga,
en help" en ik zal niet schreien ik be
loof u, ik zal mij goed houden. En toch
toch ohoe kan ik het helpen
als ge mij zulk een slecht voorbeeld
geeft
Met een onderdrukten snik verborg
zij het gelaat tegen zijn borst. Het ge
zicht van haar lijden had hem week
gemaakt, maar hij herkreeg weldra
die merkwaardige zelfbeheersching,
die te schooner was omdat zij gepaard
ging met een vurig, teeder, fijnbe
snaard gemoed.
„Gij helpt mij mijn woord houden,"
zeide hij, haar nog dichter aan zijn
hart drukkende. „Als kind heb ik mijn
vader op zijn sterfbed beloofd dat ik
Nita zou beschermen, en gij hebt zel
ve het laatste woord mijner moeder
gehoord."
„Help ik u P" riep zij op bijna blij
den toon, „help ik u wezenlijk Dan
ben ik niet langer ongelukkig! Het
was de gedachte dat gij van mij weg-
gingt, en dat ik intusschen niets, niets
voor u doen kon, die mij het hart brak.
Als ik u helpen kan, zelfs terwijl ge
verre van mij zijt, als wij zelfs hierin
samen kunnen werkzaam zijn dan
kan ik het dragen
„Uw vader.zeide hij aarzelend,
„ik moet het hem dadelijk zeggen, en
carinahij zal alles uit een ander
oogpunt beschouwen."
„Hij zal het niet goed vinden dat gij
u aan het tooneel verbindt," zeide
Francesca. „Hij zal boos zijn, hij zal
het afkeuren, maar hij zal toch
moeten toegeven dat dit de eenige
weg is."
Carlo gaf door een bijna onmerkba-
ren hoofdknik te kennen, dat hij niet
alzoo dacht. Die laatste woorden leken
precies op Francesca, maar niet op
den kapitein.
„Hij zal natuurlijk wenschen dat ik
nog niet met u gesproken had. We
zenlijk, lieveling, ik zou het zelf bijna
wenschen, want wat heb ik u anders
gebracht dan zorg en droefheid, en de
schaduw van een schande!"
„Gij hebt mjj uzelven gebracht,
Carlino," zeide zij met vroolijke lief
talligheid in toon en blikgij schijnt
het geschenk van niet veel belang te
achten, zou ik denken?"
„En toch zou alles anders geweest
zijn, als ik nog éen week gezwegen
had. Ik zou met Merlino's gezelschap
zijn afgereisd, en er zouden geen on
aangenaamheden, geen verdriet ge
weest zijn ik zou uw vader niet tegen
mij gemaakt hebben, uw leven niet
hebben bedorven. Gij zoudt vrij ge
weest zijn, en ik zou de smart alleen
gedragen hebben."
„Wel, gij dwaze jongen," riep zij
half lachend, half schreiend, „gelooft
gij dan dat het verhaal hetwelk gij in
het belvedère, deedt, mij verliefd op u
heeft doen worden? Gij weet heel
goed dat ik u al jaren lang heb liefge
had En dan praat gij van stil weg te
gaan, en mij vrij te laten en gelukkig;
Carlino, ik schaam mij over u!"
Als waren zij kinderen, zoo verga
ten zij een oogenblik de donkere toe
komst, en gaven zij zich over aan het
geluk van het oogenblik. Aan schei
den konden zij niet denken, zoolang
zij in den ouden tempel van Yenus
bijeen zaten, te kussen en te kozen
zooals in alle eeuwen, en in alle
oorden der wereld gelieven doen
Na eenige oogenblikken spraken
zij over Carlo's toekomstig leven
hij vertelde haar welk een goeden
indruk hij van Sardoni ontvangen
had, met hoeveel warmte Piale over
Marioni, den régisseur, sprak, en al
wat hij ten gunste van Merlino zeggen
kon. Hij wilde om harentwil haar zijn
nieuw leven in heldere kleuren voor
spiegelen, en op vroolijken toon, met
meer goeden moed dan hij werkelijk
had, sprak hij er van op welke wijze
hij Nita's liefde en vertrouwen zou
winnen.
En toch herinnerde Francesca zich
zeer goed, hoe hij eenige weken ge
leden sprak, over het akelige, zwer
vende leven van een operazanger,
en wist zij dat hij in zijn hart er
nog voor terugdeinsde.
„Denkt gij dat gij in Italië blijven
zult vroeg zij.
„Neen," antwoordde Carlo met een
zucht. „Merlino blijft hier alleen tot
hij zijn koor weer bij elkaar heeft,
en de voornaamste acteurs een korte
vacantie hebben gehad. Alles is hier
zoo anders, gelijk ge weet; reizende
tooneelgezelschappen zijn in Italië
niet erg gezien."
„Waar zult gij dan wezen
„Eerst eenigen tijd in Engeland,
dan in Amerika."
„Amerika!" kon zij niet laten uit
te roepen. „Dat is vreeselijk ver!
ik hoopte zoo dat, nu zij pas te
rug zijn, er geen sprake van wezen
zou er zoo spoedig weer heen te gaan."
„Amerika is het groote veld voor
troepen als die van Merlinoik denk
dat ik een groot deel van mijn leven
daar doorbrengen zal."
Francesca zuchtte.
„Ach, het is ook eigenlijk alleen in
onze verbeelding dat er afstand be
staat onze brieven zullen even goed
over den Oceaan hun weg vinden. Gij
moet mij altijd goed al uw adressen op
geven, Carlinoen ik zal mijn best
moeten gaan doen kleiner te schrij
ven, of ik zal altijd plaats te kort
komen voor alles wat ik te zeggen
heb."
Toen eindelijk de anderen zich we
der bij hen voegden, waren zij meer
vertrouwd geworden met de gedachte
van een verandering, had de een
den ander gesterkt om te dragen, en
moedig de komende scheiding tegen te
gaan. Weinig vermoedde Mijnheer
Britton, toen hij zijn nichtje vroolijk
plaagde met haar onverschilligheid
omtrent de nieuwste ontdekkingen,
wat er in dat uur in den tempel van
Yenus voorgevallen was. Francesca
glimlachte enkel, en lokte hem uit
tot het geven van eene beschrijving
van al wat zij gezien hadden, terwijl
zij ietwat droomerig de slanke ge
stalte nazag die met Sibyl de steile,
oude straat afholde welke uit Pompeï
voert. Zij gingen iets gebruiken in
het kleine restaurant aan het begin
van het stadje; lieten den Heer
Britton bezwijken voor de verzoe
king welke in den vorm van pho-
tographieën, bronzen en lava orna
mentjes tot hem kwam, en reden
toen in de koelte van den avond
weder huiswaarts, Francesca met een
stervenden Gladiator in terra cotta op
haar schoot, die voor Clare met de
„Pelgrim" meê zou gaan.
Indien kapitein Britton Carlo stil
ler vond dan gewoonlijk, schreef hij
dit toe aan een zekere gedwongen
heid, veroorzaakt door de tegenwoor
digheid van een vreemde iets
waarvoor Carlo wel de laatste man
zou zijnToch had de brave kapitein
er hem te liever om, en praatte hij
met hem op zijn beleefde, half be
schermende manier, ietwat bestraf
fend soms over zijn luchthartige land-
genooten, die in open rijtuigjes op
eengepakt, in hun feestkleederen in
menigte op den weg waren.
„Ja, ja, gij Napolitanen zijt ver
schrikkelijke pretmakers," zeide hij
lachend; „kijk daar nu eens: tien
menschen in dat rijtuig gestopt, de
paarden prachtig opgetuigd, met schel
len, en toch zijn het menschen uit
den minderen stand, die morgen mis
schien honger lijden."
Francesca was doodsbang dat de
uitdrukking „mindere stand" tegen
spraak van Carlo zou uitlokken, maar
hij lette er niet op, en het volgende
oogenblik wist zij waarom. Zijn oog
was gevallen op een aanplakbiljet
op een der muren van Portici, waarop
in groote letters Madame Merlino's
naam stond.
Carlo had voor dien avond eene
uitnoodiging om op Casa Bella te
etenhij was het nog niet met zich
zelf eens of hij kapitein Britton alles
mondeling zeggen, dan of hij hem
schrijven zou. Hoewel hij heel goed
Engelsch sprak, kon hij met het
schrijven niet zoo goed terecht, en
zoo hij dus een gunstige gelegenheid
vinden kon, gaf hij de voorkeur aan
een mondeling onderhoud met den
kapitein.
De gelegenheid kwam. Het dessert
was afgeloopen, Francesca had de
kamer verlaten, do Heer Britton ver
ontschuldigde zich een oogenblik later,
daar hij brieven te schrijven had, de
kapitein schoof zijn stoel nog eens bij
de tafel, en gaf zijn gast de wijnflesch.
Toen wist Carlo dat zijn ure gekomen
wasde hand waarmede hij een stuk
ijs in zijn glas deed, beefde een weinig,
maar zijn stem was vast en helder
toen hij sprak:
„Het schijnt wel wat onbeleefd als
ik zeg, blijde te zijn dat mijnheer
Britton te schrijven had, maar ik
wilde gaarne een woordje alleen met
u spreken."
Kapitein Britton dacht aan zijn
plan om het huwelijk te verhaasten,
en verwachtte hetzelfde denkbeeld
bij Carlo. Een vriendelijke glimlach
speelde om zijn breeden mond.
„Ik zelf heb ook den geheelen dag
gewenscht eens met u te praten, maar
die familiepartijtjes zijn niet geschikt
voor een vertrouwelijk onderhoud."
Carlo dacht aan den tempel van
Venus, en zweeg. Kapitein Britton
hernam
„De zaak is, mijn waarde, dat ik
mij ongerust over u maak; gij ziet
er me lang niet goed uit. Ik wilde
dat die zuster van u aan den over
kant van den Oceaan zat, ik kom er
rond voor uit, het is voor ons allen
een naar iets geweest dat zij terug
gekomen is. Wanneer verlaten zij
Napels Gij zult niet meer de oude
zijn, voor en aleer die zwager van
u uit de voeten is."
„Het is niet waarschijnlijk dat ik
vooreerst van hem bevrijd zal zijn,
vrees ik," zeide Carlo, midden in de
zaak vallende. „Het is over den stap
dien ik wensch te doen, dat ik thans
met u wilde spreken."
Was hij van plan die huwelijks
reis voor te stellen welke de kapitein
bedacht had Zijn gelaat stond ernstig,
bijna streng, maar dat kon door de
Merlino's komen.
„Ik weet dat het een stap is dien
gij zult afkeuren," hernam Carlo.
„Én toch er is niets aan te ver
anderen ik moet hem doen."
Kapitein Britton's hoop verflauwde
hij begon met schrik te denken aan
allerlei dingen die hij het minst
wenschte dat gebeuren zouden.
„Kom," zeide hij na een oogen
blik van stilte, „behalve als gij weder
Roomsch zoudt worden, geloof ik niet
dat ik mij erg het harnas zou aan
jagen over iets dat gij doen zoudt."
„Maar het zal ons huwelijk ver
schuiven, dat wil zeggen ik vrees dat
dit onvermijdelijk zal zijn."
„Nu.zeide kapitein Britton,
denkende dat hij voor een hoogere be
trekking bij de rechtbank wilde gaan
studeeren, „gij zijt beide jong, en ik
verzeker u, ik verlang volstrekt niet
van mijn kleine Francesca af te zijn.
Hebt gij de zaak al met haar bespro
ken?"
„Ja, en zij is het met mij eens dat ik
gaan moet."
„Gaan moet? Waarheen?"
„Met Merlino en zijn gezelschap;
het is de eenige manier waarop ik mij
ne belofte aan mijn moeder kan hou
den, de eenig mogelijke om Anita
te beschermen."
Wordt jcervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.