CAELO DONATI,
(DE DOLENDE RIDDER)
VAN
EDNA LYALL.
Naar de tiende Eng eh die uitgave.
36)
Doch Merlino, met iets dat hem
ergerde, was als een hond die een
been in den bek heefthij zou er
aan knagen en trekken, en eerst
aan den eenen dan aan den anderen
kant bijten, en als men meende dat
hij het goed en wel ingeslikt had,
zou hij het uitspuwen, en weer van
voren af aan beginnen.
„Ze is nog niet op, wil ik wed
den," riep hij boos, „het is onverdra-
gelijk; zij steekt nooit een vinger
uit om mij te helpen, en natuurlijk
is alles weer in de warl"
Hij verliet met driftige schreden de
kamer, en stortte zeker zijn toorn
uit over het hoofd van Nita, want
zij kwam kort daarna beneden met
een erg beBchreid gezicht, maar met
dien boozen gloed in hare oogen,
waarvan Carlo maar al te goed de
beteekenis kende.
Al het andere zou hij nog hebben
kunnen dragen, zoo bij Nita's liefde
slechts had kunnen winnen; maar
na de eerste dagen, toen zij hem
werkelijk dankbaar was geweest dat
hij haar gered had van wat zij in
hare betere oogenblikken volmondig
erkende zonde te zjjn, had zij nooit
iets voor hem gevoeld, noch hem
eenige genegenheid betoond. Als zij
met hem alleen was, of iets gedaan
wilde hebben, was zij altijd beleefd,
zelfs vriendelijk, maar zoodra er an
dere menschen bij waren, scheen zij
er een genot in te vinden hem at te
snauwen, en liet zij hem geen oogen-
blik vergeten dat hij jonger was
dan zij. De oudste-zusterachtige be
handeling is een man nimmer heel
aangenaam, en voor Carlo was het
vooral zoo hinderlijk, omdat hij en
Anita zoo weinig met elkander ge
meen hadden. Misschien maakte juist
dit het hem zoo moeielijk haar voor
zich te winnen. Zy hadden geen en
kele gelukkige herinnering uit hun
kindschheid samen, hetgeen zulk een
sterke band vormt tusschen de mees
te broeders en zusiers; zij waren
elk atzonderlijk opgegroeid, en als
Anita een enkele maal uit het kloos
ter tehuis kwam, was er weinig
sympathie tusschen hen geweest.
Op haar negentiende jaar, had zij
voor goed het ouderlyke huis ver
laten, en haar levenslot aan dat van
Merlino verbonden, thans, na een
tijdsverloop van vijf jaren, waren
broeder en zuster zoo goed als
vreemdelingen voor elkaar, en Carlo
deed menigmaal, wanhopig zijn beat
den scheidsmuur die tusschen hen
gekomen scheen, omver te werpen.
Ware zij hem even onverschillig ge
weest als hy haar was, dan zouden
zij zonder veel onaangenaamheden
hebben voortgeleefd, maar hij hield
van haar niet alleen als iemand die
hem door zijne moeder op haar
sterfbed bepaaldelijk was nagelaten,
niet alleen uit familiezwak, zooals
in dien eersten tijd van onuitspreke-
lyke smart, maar met die hemelsche
liefde die hem de kracht had gege
ven, zich om harentwil op te offeren.
Het is dikwijls moeielijker de karak
ters te begrjjpen van hen die na
aan ons verwant zijn dan die van
gewone kennissen; juist onze nauwe
bloedverwantschap verhindert ons
een goed en rechtvaardig oordeel te
vellen, en misschien was Carlo door
zijn liefde tot-haar, eenigszins voor
JNita verblind. Hij schreef haar deug
den toe die zij niet bezat, en gevoel
de zich dan gekwetst, wanneer zij
in het dagelijksch leven, gewogen en
te licht bevonden werd. Hy placht
tegen zichzelven te zeggen: „Is zij
niet het kind van mijn vader en
moeder. Hoe is het dan mogelijk
dat zij niet in haar hart wezenlijk
goed en liefhebbend zijn zou?"
Maar hij bedacht niet, zooals een
onpartijdig toeschouwer gedaan zou
hebben, dat, ofschoon Nita van natu
re een goeden aanleg hebben mocht,
haar leven en haar opvoeding alles
gedaan hadden om dezen te doen
bederven.
Inderdaad, haar karakter was het
natuurlijke uitvloeisel van een lang
durige tyrannie. De dwang in het
klooster had haar het eerst geleerd te
bedriegenhet bedrog was langzamer
hand in haar geheele zijn als inge
weven, zij was de leugen gaan be
schouwen als een zeer vergefelijke
zonde, en zag er in het minst geen
bezwaar in, het doel dat zij beoogde
laDgs kronkelwegen te bereiken
Moest zij niet in slimheid opwegen
tegen de tyrannie der anderen? Bij
haar huwelijk was zij gevloden tot
wat zij zich als liefde en vrijheid
had gedacht, maar in drie maanden
had zij geleerd dat zij zich deerlyk
vergist, en zich verkocht had tot
de meest ondragelijke slavernij.
Wanneer eene vrouw zulk eene
ontdekking doet, staan haar slechts
twee wegen openzij moet zinken
of zwemmenmen kan zich niet laten
drijven in zulk een geval. Nita be
proefde nimmer haar man lief te
hebben, zij trachtte nooit de kibbela
rijen die zij gedurig hadden, te voor
komen hy speelde den baas over
haar zooals in zijn natuur lag, en zij
onderwierp zich in slaafsche wan
hoop, terwijl zij hem vreesde en
haatte met geheel haar hart. Zoo
moest zij onvermijdelijk zinken, het
kon niet anders, en het ontbrak niet
aan een Comeiio die is er altijd!
om haar te helpen. Sardoni be
schouwde haar als een alledaagsche
vrouw zonder hart, en dit was ook
zoo. Maar toch was zij niet zóo har
teloos om ongevoelig te zyn voor de
bekoring van Comerio's toewijding,
als zij daarby de wreedheid van haar
echtgenoot vergeleek, en alledaagsch
genoeg om te vallen in den eersten
strik, dien hij voor haar spande.
Comerio's invloed nam toe met een
snelheid die haar bang maakte; zij
stond op den rand van den afgrond,
maar nog op het laatste oogenblik
had een blinde drang huar doen om-
keeren, en tot hare moeder hare
toevlucht doen nemen. Toen had zij
zich aan de genade van Carlo over
gegeven, zij had alles bekend, en
hem om hulp gevraagd, hij had ge
antwoord met net geschenk \an zyn
leven, en nu voor het oogenblik het
gevaar wus afgewend, gevoelde de
arme Nita op eens een réactie, en
wenschte zij met al wat in haar was,
dat zij anders had gehandeld. In
haar slechtste oogenblikken haatte
zij Carlo, omdat hy haar minnaar
verdreven had, in haar betere uren
trachtte zij zich op te winden tot
een soort van dankbaarheid aan
hem voor hetgeen hij gedaan had;
terwijl zij er menigmaal, uit wraak
voor het vernederend gevoel dat hij
haar zwakheid kende, een genot in
\ond zyn humeur op de proef te
stellen, en den troep het bewijs te
geven dat zij in het minst niet van
plan was, mee te doen in het koor
van bewondering dat de buitenwe
reld over den nieuwen baryton aan
hief.
Tyrannie geeft aanleiding tot be
drog, en doet tevens den lust tot
tyranniseeren ontstaan. Nita, die zoo
ongelukkig werd gemaakt door het
heerschzuchtig karakter van haar
man, zette dit betaald aan Gigi, of
aan haar arme kamenier, of, zonder
ling genoeg, het meest aan Carlo.
Zy was zoo zeker van zijn liefde,
zoo zeker dat hy haar nooit verla
ten zou, dat zij het gerust doen
durfde; en thans was het bewust
zijn dat zij hem verdriet kon doen
eer aangenaamhet gaf huar een
gevoel van macht dat haar hoog
moed streelde.
„Gij schijnt Merlino mooi uit zijn
humeur gebracht te hebben," begon
zij op sarkastischen toon, in ant
woord op Carlo's groet.
Hij hield niet van haar manier
om over haar man te spreken, en
trachtte het gesprek op iets anders
te brengen.
„Hij heeft van daag allerlei on
aangenaamheden gehad, maar nu is
alles in orde. Wij zijn naar het thea
ter geweest; het viel mij meê."
Alles is in orde, behalve het hu
meur van den impresario, moest
gij liever zeggen," zeide Nita scherp.
„Ik wilde wel, dat gij hem begaan
liet en er u niet altijd in mengdet;
gij maakt het maar erger voor mij."
Nita's onredelijkheid was somtijds
groot genoeg om een man dol te
maken, en Carlo kon niet nalaten
een weinig medelijden te hebben
met Merlino; hij wist zeer goed dat,
zoo hij niet meê naar den schouw
burg ware gegaan, haar verwijt zou
zijn geweestGij doet ook nooit iets
0111 Merlino weêr in zijn humeur te
brengen, gij beproeft nooit de moeie-
lijkheden voor mij uit den weg te
ruimen.
Hij zweeg, en Nita, die gehoopt
had een twist aan te stoken, en be
vond dat zij onmogelijk alleen kon
kibbelen, liep naar het raam waar
Gigi tevreden met zijn soldaatjes
speelde, en wierp zonder een woord
te zeggen, het geheele kleine leger
kamp in de doos.
„Kom, ga heen! wij kunnen hier
uw speelgoed niet hebben," zeide zij,
en duwde hem weg.
Gigi, wiens tranen altijd zeer in
de buurt waren, barstte in luid snik
ken uit, en Carlo die uit beginsel
nooit bij moeder en kind tusschen-
beide kwam, hield zich met moeite
in toen het arme schaap de deur
uit werd gezet.
„Het is alles uw schuld," zeide
Nita, terwijl zij de deur dichtsloeg
met een hoogroode kleur, „gij maakt
veel te veel werk van het kind, hij
moet leeren, dat hij niet bij de groote
menschen hoort."
Zij nam haar schrijfportefeuille en
ging aan de ledige tafel zitten.
„ik ga straks naar het postkantoor,"
zeide Carlo, om de onaangename
stilte te verbreken, „hebt gy ook
brieven
„Wat kan u dat schelen!" vroeg
zy boos. „Is het niet genoeg, dat
uiijn man den ganschen dag mijn
gangen nagaat? Als gij denkt, dat
gy mijn spion kunt zijn, vergist gij u
Het was al erg genoeg eer gij hier
waart I"
En met eene beweging van onge
duld nam zij haar boeltje bijeen,
en verliet de kamer.
Sardoni keek op, en zag den pijn
lijken trek op Carlo's gelaathij was
er zóo door getroffen, dat hij zich
niet laDger kon inhouden.
„Bij Jupiter!" riep hy, „als Mad""5
Merlino niet uwe zuster was, zou ik
haar eens vertellen wat ik van haar
denk."
Hij was nieuwsgierig wat Carlo
zeggen zou.
Eenige oogenblikken zweeg hij
toen, een zucht onderdrukkende, ant-
woordde hij op luchtigen toon, maar
die hem toch niet gemakkelijk af
ging: „Gij ziet het, als men het
puard niet slaan kan, slaat men op
het zadel; Merlino heeft haar boos
gemaakt en nu moet ik het misgel
den
„En Merlino schijnt hetzelfde te
doen; gy staat tusschen twee vuren."
„Maar met een goeden kameraad
om mij op te vroolyken als ik neer
slachtig ben. Eenmaal, amico mio
en terwijl hy sprak scheen die onver
wachte, zonnige Italiaansche glimlach
zijn geheele gelaat te verhelderen
eenmaal hoop ik in staat te zijn,
u te geven zoowel als van a te ont
vangen."
Sardoni kon geen woord uitbren
gen eenige oogenblikken bleef hij
in gedachten verdiept, toen keek hij
op, en zeide op zijn korte Engelsche
manier:
„Ik zal u aan uw woord houden.
Morgen is het Zondag. Hebben wij
repetitie V'
„Marioni wil de Trovatore maken
met het orkest en het koor, maar
hij heeft ons niet noodig!"
„Goed, dan gitat gij 's middags
met mij meê? Ik heb iets heel on
aangenaams te doen, en zou gaarne
uw hulp hebben."
Carlo scheen werkelijk blijde met
dat verzoek, en waarlijk, zijn belang
stelling in Sardoni deed hem goed,
en hielp hem voor het oogenblik zijn
eigen zorgen te vergeten.
HOOFDSTUK XX.
Een Terugkomst.
Vergeefs dat Vrees en Haat ea Zelfverwijt beproeven
De onwriicbre poort vau 't lot te wriLgeu uit haar
groevea.
De viagrea kneuzen op d'arduiaeu waad,
Die enkel wijkt voor liefdes zachte haad;
Hy voelt alleeu zic-h van zija last bevrijden,
Die, door de smart geleerd, met allen meê kan
lijden.
Whittier.
„Hoe somber ziet het er hier uit
riep Carlo, loen hij den volgenden
dag na kerktijd met Sardoni door
de stille straten met hun gesloten
luiken, naar het station liep. Ik vind
het goed en wel de winkels te sluiten
en den menschen een rustdag te
geven, maar er ligt zoo iets slaperigs
over alles; zij schijnen het zelf niet
prettig te vinden."
Sardoni lachte. De Zondag middag
is altijd een slaperige tijd in Enge
land, waarom weet ik nietik ver
zeker u, ge kunt de werkzaamste
en vroomste menschen dien éenen
dag in een middagslaapje vinden.
„Zij schijnen er geen begrip van
te hebben hoe iets te genieten,"
zeide Carlo, met dat gevoel van ge
druktheid dat alle vreemdelingen
ondervinden bij die doodsche stilte.
Odaar komen muzikanten aan, dat
geeft een beetje levenGiusto cielo
Wat beduidt dat? Een troep oproer
makers? Zie! zij hebben „Bloed en
V uur" in hun banier, dat is toch wat
te erg!"
„Dat, mijn waarde Valentino, is
de afschuw van den echten fatsoen-
lyken Brit; het is het „Leger des
Heils", een vereeniging van geeste
lijke arbeiders."
„Zij zullen in ieder geval de sla-
penden wakker maken!" zeide Car
lo lachend. „Zij doen de stad een
beetje minder gelijken op eene waar
de pest heerscht. Het is wel wat
erg de gewoonten van uw land te
beoordeelen, nu ik hier slechts zoo
kort benmaar waarlijk, uw Zondag
Bchijnt mij te vervelend-fatsoenlijk
het lijkt hier weinig op een fes-
ta- dag."
„Dat hangt alles af van wat gij
een festa noemt," zeide Sardoni. „In
den regel gaat de Engelschman, die
een godsdienstige opvoeding heeft
genoten, 's morgens en 's avonds
naar de kerk, eet ééns op het mid
den van den dag, en wat meer dan
gewoonlyk, om zyn bedienden te spa
ren; spreekt kwaad van het Heils
leger, omdat het de Sabbathsrust
verstoort; en zit 's namiddags met
veel zalving te knikkebollen over een
bundel preeken."
Wordt vervolgd)
Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,