CARLO DONATI, (DE DOLENDE RIDDER) VAN EDNA LYALL. Naar de tiende Engelsche uitgave. 44) AI de moeielijkheden en onaange naamheden kwamen altijd, alsof het van zelf sprak, in de schoolkamer terecht. In den winter vond men Clare bij het vuur zitten, in den zomer voor het open raam, luisterend naar mijnheer Britton's bezwaren over zijn kinderenof naar de klachten van grootmoeder, wier oogen begonnen te verminderen; of naar de moeie lijkheden van Kate in haar armen wijk of naar de hoop en vrees van de jongens als de tijd van examens naderde, of over hun eerste liefde, of hun verdwenen zakgeld. Haar heldere, lichtblauwe oogen konden schitteren van plezier, of vol gevoel worden van medelijden, of peinzend en geduldig kijken terwijl zij het vóór en tegen overwoog van een lastig vraagstuk; zij was het pret tigste mensch om tot zijn vertrouwde te maken, en de groote kring harer vrienden aarzelde dan ook niet haar dikwijls lastig te vallen, want Clare, meende men, vond het niet onaange naam een ieders bezwaren aan te hoorenmisschien vond zij het wer kelijk aangenaamweinigen althans gingen heen zonder vertroost te zijn, want altijd verliet men de schoolka mer met een gevoel als had men u een zwarten sluier voor de oogen weggenomen, zoodat de meest gewone en de onbeduidendste zaken van het dagelijksch leven veel belangrijker voor u werden dan gij u verbeeld hadt! Laat op dien avond in Maart, haastte zich Mijnheer Britton, toen hij uit Ashborough terugkwam, naar K het schoolvertrek, en, zooals bij ge hoopt had, vond hij Clare nog bij het vuur zitten lezen. „De kinderen zijn allen naar bed," veicelde zij. „Kate is nog tot half elf opgebleven, maar zij was vermoeid van haar kooroefening." „Ik ben blij dat gij er nog zijt," zeide Mijnheer Britton, „want ik heb een boodschap van een goede kennis van u, die tot mijn groote verbazing in Engeland is." „Toch niet Francesca 1" riep Clare. „Haar buurman, de jonge Donati; hij laat u groeten, en verlangt zeer u eens te zien." „Wel, dat is waarlijk een prettige verrassing!" zeide Clare. „Ik zou hem zoo graag eens weerzien, als jongen stelde ik veel belang in hem. Hoe komt hij hier in Engeland?" „Hij heeft een goede stem, en is operazanger gewordenDat ver klaart terstond het besluit van mijn broeder om minder met hem te willen omgaan, want gij weet, de kapitein is bijna even erg tegen het tooneel als gij. Maar ik geloof toch dat ik twee en twee bijeen heb kunnen krjj- gen, en vrij dicht bij de waarheid ben, en de reden weet, waarom Do nati zoo plotseling van beroep ver anderd is. Hij schijnt een zuster te hebben; hebt gij haar gekend?" „Toen ik in Italië was, was zij voor haar opvoeding in een klooster, toch heb ik haar eens of tweemaal gezien. Het arme kind! Zij heeft, meen ik, een heel dwaas huwelijk gedaan, kort nadat wij in Engeland kwamen. Ik heb er nooit het rechte van gehoord, maar ik weet wel dat zij met iemand weggeloopen is." „Zoo! is het dat!... Nu, dan schijnt zij haar dwaasheid duur be taald te hebben, het arme mensch! Haar man is een bullebakeen nor- scher, humeuriger kerel heb ik van mijn leven niet gezien. Hij is de impresario van het reizende opera- gezelschap waarbij Donati zich aan gesloten heeft; de zuster, madame Merlino, is de prima donna. Laat eens zien, hoe noemde hij haar? Nita, geloof ik." „Ja, zoo heette zij. Ik herinner mij haar als een quasi vroom, klein meisje, dat zich vreeselijk ergerde over Francesca's vrijheid." „Nu, zij schijnt een van die mooie, hulpelooze, ongelukkige vrouwen te zijn, die zoo groote behoefte hebben aan iemand om haar te beschermen. Toen ik laatst in Napels was, heb ik niets van die zuster gehoord, maar dien Zondag werd Donati door mijn broeder aan mij voorgesteld als een der veelbelovendste advocaten aan de rechtbank te Napels, en ik moet zeggen, hij blies zoozeer de loftrom pet over hem, dat ik wel wat bevoor oordeeld was. Toch maakte hij, toen ik hem zag, een aangenamen indruk en gij kunt u mijn verbazing voor stellen toen ik, Dinsdag morgen hoor de dat mijn broeder ruzie met hem had, en dat hun vriendschap uit was. Hij had besloten tot iets dat de ka pitein afkeurde, en dat gij, zeide mijn broeder, ook afkeuren zoudt. Intus- schen waren het Donati's zaken, en moest ik beloven, te zwijgenik zou evenwel spoedig zelf kunnen oordee- len, zeide hij, en het dan zeker met hem eens zijn. Ik was geheel op het verkeerde spoor, en dacht dat het geschil een politieke oorzaak had, maar dit is stellig en zeker de rech te verklaring. Nu vraag ik u, miss Claremont, u, die romans leest: gegeven een mooie actrice, met een bullebak van een man, en zeker eenige bewonderaars van niet het fijnste al looi, is het niet begrijpelijk dat er omstandigheden kunnen zijn, die haar vader of haar broeder er toe bren gen zouden alles op te offeren om haar te redden „Zeker," zeide Clare, „en het zou juist iets voor Carlo Donati zijn op die manier in de bres te springen hij had iets ridderlijks over zich, iets dat men tegenwoordig niet veel vindt. Herinnert gij u de woorden van Mrs. Browning? VA1 moest de ridderschap van de aard verdwijnen De vrouw blijft dolend ridder tot het laatst.'' Ik heb altijd gedacht, dat zij dit niet zou geschreven hebben, als zij Carlo gekend had!" „Ik geloof dat wij er niet langer aan behoeven te twijfelen of hij speelt nu de rol van „dolende ridder, zeide Mijnheer Britton peinzend, „en dat hij een moeielijke tijd heeft. Toch twijfel ik er aan of het hem geluk ken zal! Die zuster schijnt mij een zeer oppervlakkige vrouw, zonder veel hart; Hij is een edel mensch, veel te goed om zich weg te gooien aan zulk een leven!" Hij deed Clare een omstandig ver haal van hetgeen er dien middag voorgevallen was. „Het spijt mij dat hij op het too neel gegaan is!" zeide zij. „Ik had groote verwachtingen van hem. „Ik geloof dat iemand als hij veel invloed zou kunnen uitoefenen op de maat schappij „En toch is hij in sommige opzichten uitstekend geschikt voor zijn tegen- woordigen werkkring," hernam Mijn heer Britton. „Hij heeft een zeer mooie stem, en hij acteert waarlijk bizonder goed; ik ben hem van avond gaan hooren, en was verrukt. Zoudt gij hem morgen eens willen opzoeken? Gij zoudt hem misschien wat kunnen opvroolijken, want ik geloof dat de arme kerel een honden leven heeft, en hij scheen zoo blijde met de gedachte u te zullen ontmoe ten Ik heb beloofd dat het rijtuig morgen middag den dominé naar Ashborough brengen zal, hij preekt 's avonds in de St. Cyprianuskerk. Zoudt gij mee willen rijden? Gij kondt misschien met den jongen Do nati een ritje doen?" „Het zou de beste manier zijn om hem alleen te spreken," zeide Clare. „Ik wil het gaarne aannemen, 's Zon dags is hij zeker vrij." En zoo reed Clare den volgenden dag, nadat zij den geestelijke aan de consis torie van de St. Cyprianuskerk had af gezet, naar het Royal Hotel, en gaf zij haar kaartje met een paar woorden in potlood er op, om Carlo te vragen een toertje met haar te rijden. Terwijl zij stond te wachten, werd zij wel een beetje angstig en verle gen het was toch al zoo lang geleden sedert zij Carlo het laatst gezien had. Zou de tijd een scheidsmuur tus- schen hen hebben opgetrokken? Zou Signor Donati de zanger voor het pu bliek, minder genaakbaar zijn dan de open, luchthartige Italiaansche knaap, die eenmaal bijna met haar dweep te? Doch de eerste blik op hem verdreef al haar vrees; hij kwam haastig naar haar toe, op dezelfde hartelijke, jongensachtige manier, die zij zich nog herinnerde, en nam beide hare handen in de zijne. „Hoe lief, hoe vriendelijk van u om te komen!" riep hij uit. „Dit is het grootste genoegen dat ik in langen tijd gehad hebGigi," hij bukte zich om een kleinen jongen, op te tillen, „dit is Miss Claremont. Zoudt gij er tegen hebben, Clare, als ik hem mee nam? De Zondag wordt eenigszins als zijn bijzonder eigendom be schouwd." Clare was blijde het kind te zien, en sprak hartelijk over het ongeluk dat hij den vorigen dag bijna gehad had. „Welk een heerlijk bewustzijn nu voor u dat gij hem gered hebtl" zeide zij. „Ik heb dikwijls gedacht hoe een redder zich wel gevoelen zou." „Het is eene groote voldoening dat althans éen ding hetwelk ik be proefd heb, mij niet mislukt iszeide Carlo, op eenigszins treurigen toon. Op het eerste gezicht had Clare hem weinig veranderd gevonden, maar toen zij hem nauwkeuriger gadesloeg, merkte zij op dat zijn gelaat, wanneer het in rust was, teekenen van afmatting droeg, en al zag hot er nog zeer jeugdig uit, toch duidelijk van geleden smart en droefheid sprak. „Dat is een sombere beschouwing hernam zij. „Ik dacht toch dat gij zooveel succes hadt gehad, dit meende ik op te maken uit hetgeen Mr. Britton zeide." „O ja," antwoorde hij, „maar een kunstenaar leidt een tweevoudig le ven ik dacht op dit oogenblik meer aan mijn eigen persoonlijke opvat ting van de zaakmaar wezenlijk, somtijds vrees ik, dat ik in beiden misluk!" „Maar gij hebt toch al heel spoe dig opgang gemaakt?" „Denk niet dat ik ondankbaar ben voor de ontvangst van het publiek," zeide hij. „Ik weet dat ik wat de wereld noemt „succes" gehad heb, maar ik ben nog niet over mijzelf tevreden, en telkens als ik op het tooneel ga, gevoel ik dat ik misschien een slecht figuur zal maken. Het leven van een kunstenaar is een leven van eeuwigdurende onrust. Doch daar weegt tegen op dat wij oogen- blikken van inspiratie hebben, en dat weegt tegen alles op!" Clare was verbaasd over dat plot selinge vuur. „Dus houdt gij wezenlijk van uw nieuwen werkkring?" vroeg zij, „ik herinner mij dat gij altijd een lief hebber van muziek waart." „Ik zou niet weten hoe het zon der muziek te stellen was het toe stemmend antwoord. „Niet alleen dat de muziek op zichzelve al een zoo groot genot is, maar men komt eens uit zijn eigen kleine wereld; men leeft in het karakter van een ander; men heeft het bewustzijn de aan dacht van zijn hoorders gaande te houden en op hun gevoel te werken, en de vreugde van genot te geven! Bovendien is er een zekere voldoe ning in, datgene te zijn, waarvoor men bestemd was." „Hadt gij reeds lang het plan, dezen werkkring te kiezen?" „Weenmaar Piale had er mij geheel en al voor opgeleid. Ik was advocaat, zooals gij weet, ofschoon ik nog nooit had gepleit." »En het was zeker de wensch bij uwe zuster te zijn die u dit besluit deed nemen?" vroeg zij. Hij was verbaasd, en toch blijde dat zij dit dacht. „Het was mijne laatste belofte aan onze moeder," antwoordde hij. Maar hij zweeg over het offer dat de keuze van dit beroep hem gekost had, en Clare die niet het minste vermoeden had van zijn liefde voor Francesca, kon zich natuurlijk geen denkbeeld vormen van al wat hij had doorgestaan. In stilte vroeg zij zich af, of hij wel wijs gehandeld had; zij herinnerde zich mijnheer Britton's beschrijving van Madame Merlino, en zijn overtuiging dat, in dit geval, een ridderlijk optreden niet baten zou. „Ik weet, dat gij niet met het tooneel ingenomen zijt," hernam hij. „Als ik had kunnen denken dat gij de dingen in hetzelfde licht kondt zien als ik, dan zou ik u geschreven hebben zoodra wij in Engeland wa ren, want ik gevoelde mij toen zoo alleen 1"... „Hadt gij dat maar gedaan," liet zij op innig hartelijken toon er op volgen. „Waarlijk ik zou niet over de post met u gekibbeld hebben! Ook nu zal ik het niet doenEigen lijk kan ik er in het geheel niet over oordeelenik weet te weinig van het tooneel." „Toch keurt gij in uw hart mjjn tegenwoordig leven af!" sprak hij treurig. Hij verlangde zóo naar Cla re's goedkeuring van zijn streven „Misschien is het meer mijne be schouwing, dat gij kwaad doet, op dat het goede er uit zou voortko men zeide zij aarzelend. „Maar het kan zijn dat het alleen mijn Engelsch vooroordeel isDoch den treurigen blik zijner oogen ziende, liet zij er terstond op volgen: „Maar zooals ik reeds gezegd heb, Carloik kan het onmogelijk beoordeelen. Wat zeide kapitein Britton er van?" „Hij deelde het Engelsch vooroor deel." Er kwam eene uitdrukking van zoo diepe smart op zijn gelaat, dat haar hart van zelfverwijt begon te kloppen; zij had zonder veel naden ken gesproken, en het was haar niet ingevallen dat het Carlo misschien nog onaangenaam zou aandoen, als hij zich het ongenoegen met den ka pitein. herinnerde, waarvan mijnheer Britton haar verteld had. Yan den waren stand van zaken kon liij haar niets mededeelen, en de beste vrien den kunnen het niet ontgaan elkan der soms ontwetend pijn te doen „Het spreek wel van zelf," sprak zij op haar vriendelijke, vroolijke manier, „dat ik erg dom ben in deze dingen. Ik ben nooit in een schouw burg geweest; ik heb nooit menschen ontmoet die tot het tooneel in be trekking staan, en ik geloof zeker dat het kwaad hetwelk men aan het leven van een acteur verbindt, don kerder wordt afgeschilderd dan noo- dig is. Ik zou wezenlijk blijde zijn als gij mij kondt bekeeren." „Dan zal dit de eerste stap tot uwe bekeering zijn," zeide hij met een glimlach. „Zie deze dames, die wij juist links voorbij rijden." Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1896 | | pagina 6