CARLO DONATI,
(DE DOLENDE RIDDER)
VAN
EDNA LYALL.
Naar de tiende Engelsche uitgave.
46)
„Dat hangt er alleen van af hoe
de opvoeringen elkander volgen. Zeer
dikwijls is het zoo. In een groote
stad blijven wij altijd een week, en
dan is de opeenvolging meestal de
zelfde. Aankomst's ZondagsMaan
dag: h'austDinsdag: Pra Dia-
volo"Woensdag: „Somnambula"
Donderdag: „Lucia"-, VrijdagBar-
biere"Zaterdag Iiigolettotot
wij 's Zondags weer naar de volgende
stad gaan.''
„Heist gij dus altijd op Zondag?"
„Riet altijd, maar zeer dikwijls.
Dit is de eenige dag, zooals gij weet,
waarop hier de schouwburgen geslo
ten zyn. Bij ons worden de theaters
Vrijdags gesloten, maar wij geven
onze grootste opera's en de beste
uitvoering op het estaEr valt iets
te zeggen voor beide gewoonten
Verleden week waren wij op kleine
plaatsjes voor twee of drie avonden
geëngageerd, en wij zijn in partijen
hier gekomenhet grootste deel van
het gezelschap reisde Vrijdagavond
per extra trein, de overigen Zater
dagmiddag. Zoo is er ook te Ashbury
weinig afwisseling, en Donderdag
gaan wij voor twee avonden naar
Queensbury."
„Het moet een vermoeiend leven
zijn!" zeide Clare.
„Het is geen gemakkelijk leven,
zooals sommige menschen schijnen
te denken, vooral niet als de winter
zoo streng is."
„Ja, gij zult die koude heel onaan
genaam gevonden hebben!"
„Ik heb tenminste de warmte
leeren waardeeren 1 Het eenige lastige
is, dat het in Engeland onmogelijk
schijnt aan beide kanten te gelyk
warm te zijn. Men kan zijn beenen
van voren bij het vuur staan te schroei
en, en nog zullen ze van achteren
bevroren blijven! Maar hier, zie ik,
verstaat gij de kunst een mooi vuurtje
te bouwen. Wij zien nooit een haard
zooals deze 1"
Onder het spreken keek hij met
de belangstelling van een vreemdeling
naar al wat er plaats had; hij zag
met verbazing een knecht in liverei
met een komfoor en een blinkenden
koperen ketel binnenkomen, en vroeg
zich af, waarvoor het kleine vouw-
tafeltje dienen moest, dat aan de
andere zijde van den haard werd
neergezet. Een keurig gewerkt kleed
je werd er over gelegd; toen kwam
de verklaring in den vorm van een
fraai, ingelegd, ebbenhouten, met zil
ver gernon eerd theeblad, met een
prachtig zilveren theeservies, en fijne,
blauw porseleinen kopjes.
„Dat is net als in Salem!" juichte
Gigi. W ij hebben nog nooit goed thee
gedronken nadat wij uit Salem zijn
Carlo bemerkte dat Kate hem on
bekende plannen had met den koperen
ketel, en haastte zich zijn diensten
aan te bieden.
„Ik heb nooit iemand thee zien
zetten," zeide hij, niet wetende wat
aan te vangen met den ketel, dien
hij zoo dapper had opgenomen.
„Dank ueen weinig in den thee
pot, als het u belieft," zeide Kate,
„Zoo is het goed."
Hij zette hem weer op het kom
foor, en merkte op dat de handen
van Kate juist waren als die van
Francesca. Hij kon er zijn oogen niet
van afhouden, toen zij uit een aardig
zilveren theekistje, met een klein,
zilveren theelepeltje, de thee mat.
Ondanks den rijkdom baars vaders,
waren de meisjes niet in weelde op
gevoed. Zij waren gewoon zich zelf
te helpen, en hadden niet gaarne1
altijd bedienden om zich heen. Ja,
Kate was een zoo onafhankelijke
natuur, dat zij Carlo's hulp veel liever
gemist zou hebben, en ziende dat
het water niet kookte, zette zij den
ketel weder neer, en met iets uit
dagends in hare houding, maakte zij
zich gereed er hem op het juiste
oogenblik weer af te nemen.
„Waarvoor diende dat eerste?"
vroeg Carlo.
„O, dat was om den trekpot te
warmen; wat van veel belang is,"
verklaarde zij.
„Toe, laat mij u eens helpen in
dien geheimzinnigen arbeid," zeide
Carlo, en voorkwam haar, juist toen
zij den ketel in triumf wilde opnemen.
„Het heeft voor mij al het belang
rijke, moet gij weten, van een nieuwe
chemische proef!"
„Gij wilt toch niet zeggen dat
Francesca op Casa Bella nog niet
heeft ingevoerd 's middags tbee te
drinken leder was een en al ver
bazing
„Och, in Italië hebben wij meer
verkoelende dranken. Zij kon heer
lijke limonade maken
Hij gevoelde dat hij een kleur
kreeg toen hij zich dien warmen
zomerdag in de rozenkamer herin
nerde, en was blijde dat hy het vijf
paar oogen den rug kon toekeeren,
en den ketel weer op het treetje
zetten. Een tweede afleiding bracht
de knecht, die met koekjes en dunne
boterhammetjes binnenkwam, en een
grooten schotel flensjes, die hij by
den haard zette om warm te houden.
Er was iets heel gemakkelijks en
eenvoudigs in alles, vond Carlo; hij
begreep niet wat het was waardoor
de Engelschen zoo iets bijzonder
gezelligs wisten te geven, en wederom
voerde de toon van Kate's stem hem
tot Francesca terug, met een gevoel
half van vreugde, half van droef
heid. Een oogenblik bracht hy zich
voor den geest, wat had kunnen
zijn... Hij zag de Villa Bruno met
de veranderingen die zij er in zou
hebben aangebracht; in zyn verbeel
ding bezat hij de vrouw, en het te
huis waarvan hij afstand gedaan had,
en zoó zoet was de droom, dat hy
bijna het geheel andere gevoel waard
was hetwelk aanstonds volgde.
Er moest een gedachtengolving ge
weest zijn tusschen hem en Kate,
want op dat oogenblik deed zij hem
schrikken door de vraag: „Zy hebben,
geloof ik, nieuwe buren op Casa Bella?
Wie is in uw huis komen wonen?"
„Graaf Carossa heeft het gehuurd,"
antwoordde hij. „Mijnheer Britton
heeft met Pinksteren in Napels ken
nis met hem gemaakt, hij heeft juist
een jacht als de „Pelgrim" en lag
vlak naast hem voor anker."
„Nu herinner ik mij dat vader
van hem verteld heeft! Wat voor
man is hij Denkt gij dat hij in den
smaak van Oom Britton zal vallen?"
„Ik geloof dat hij zeer met hem
ingenomen was," hernam Carlo, zelf
verbaasd over zijn kalme antwoorden.
„Oom houdt veel van menschen
die van adel zijn," zeide Kate. „Dat
is zijn eenige zwakheid. Gelooft gy
dat Graaf Carossa werkelijk een
aardig mensch is?"
„Ik heb hem maar éénmaal ont
moet," antwoordde Cailo. „Hij is
nog heel jong, en rijk; hij is geen
gewoon man, heeft veel gereisd, en
is een aardig prater."
Zonder blikken of blozen somde
hij de lijst op van de verdiensten
zijns medeminnaars, maar was toch
heimelijk blijde toen er een eind aan
dit gesprek kwam.
„Hoort gij niet een rijtuig?" riep
Lucy, en zij opende de deur van
het salon, om te beter te kunnen
luisteren.
„Ja, het is vader!" juichte kleine
Flo, „want Bevis spitst de ooren.
„Kijk," zeide zij, en vestigde Carlo's
aandacht op een zeer ouden jacht
hond, die gemakkelijk op het haard
kleed lag uitgestrekt. „Dat doet Bevis
altijd als hij ons rijtuig hoort, maar
als het van visites zijn, slaapt hij
rustig voort."
In de gang hoorde men de drukte
van aankomst en begroetingen. Als
vader en zoon van hun zaken terug
kwamen, was dit voor het gezin een
der prettigste oogenblikken van den
dag en van het rustige buitenleven.
Zy brachten een atmosfeer van
de buitenwereld met zich die iets
verfrisschends had. Gewoonlijk had
den zij boodschappen gedaan, of zy
brachten boeken mede uit de lees
bibliotheek, waarvan men zich vol
verlangen meester maakte, en altijd
hadden zij een nieuwtje! Carlo ge
voelde dit terstond toen de Heer
Britton de kamer binnen kwam, met
Lucy, zijn lieveling, aan zijn arm
hangende, en de dog Oscar, zoon
van den ouden Bevis, om hem heen
springende.
De reeder kwam nooit voordeeliger
uit dan in zijn eigen huisToen
Carlo zijn heldergrijze oogen zag, zijn
fijne trekken, zijn zwaar grijs haar,
en sneeuwwitten, goed onderhouden
baard, scheen hij Carlo het volmaakte
type van een Engelsch gentleman. Hy
had alleraangenaamste manieren, een
weinig hotïelyker dan de Engelschen
die Carlo tot nu toe ontmoet had,
maar zonder eenige gedwongenheid;
iets door en door vriendelijks, zonder
in het minst te gemeenzaam te zijn.
Hij heette Carlo hartelyk welkom, en
keerde zich om, ten einde zijnen zoon
aan hem voor te stellen, die veel
geleek op wat Mijnheer Britton voor
veertig jaar moest zijn geweest.
Harry Britton had evenwel nog
niet de gemakkelyko manier van
praten, welke zijn vader eigen was;
hij scheen niet erg op zijn gemak
met den Italiaan, en toen de eerste
begroetingen atgeloopen waren, keer
de hij zich tot groote verbazing van
Carlo, met een merkbaar gevoel van
verlichting, om, en begon den zwart
leeren zak uit te pakken, dien hij in
de haud had. Hieruit kwamen allerlei
inkoopen te voorschijn, welke de
meisjes hem verzocht hadden voor
haar te doen, en het laatst van alles
de Avond-Editie, welke hij gewoon-
lyk voor Clare mcdebracnt, en die
hij haar met een ondeugende scherts
overreikte, terwijl allen veelbeteeke-
nend lachten.
Carlo zag het eenvoudig, huiselijk
tooneeltje aan, en leefde het alles
meêl Het herinnerde hem aan de
dagen van weleer, toen Clare in Ita
lië was, en zij voor hem een even
hartelijke, trouwe, opgewekte vriendin
was als nu voor Harry Britton. Er
was voor zijn vermoeiden geest iets
onbeschrijfelijk opwekkends in dat
stukje huiseljjk leven! Het was een
tooneeltje dat hij nimmer vergat, en
dat, in zyn eenzaam, zwervend bestaan,
hem later in de herinnering nog goed
deed. Want er zijn van die hartelijke,
echt Engelsche, joviale menschen,
die zelfs hen, die slechts even een
bezoek komen brengen, een gevoel
geven als hoorden zij tot het gezin,
een gevoel dat hen doet henengaan
met een liefelijk beeld, voortlevende
in hun hart, en met het bewustzijn
dat er wezenlijk vriendschappelijke
zin en welwillendheid is, in een we
reld die hen grootendeels hol en vor
melijk toescheen!
Hij verlangde zeer iets te doen voor
deze menschen, en wetende dat de
étiquette hen verbood, hem te vragen
hen iets voor te zingen, en dat Clare
hem gaarne zou hooren, maakte hij
gebruik van eene bespreking van den
Heer Britton over zijn optreden in
Faustom aan te bieden Dio Pos-
sentete zingen.
De onmiskenbare blijdschap waar
mede zijn voorstel werd aangenomen,
en de animo waarmede Molly en Flo
de piano gingen openen, deden hem
meer genoegen dan het warmste ap
plaus van het publiek ooit geven kon.
Hij zong zeer goed hij sleepte zijn
hoorders mede, en zelfs Harry legde
zijn schuwe teruggetrokkenheid af.
„Zingt gij ook Engelsche liederen
vroeg hij, toen er een eind kwam
aan de dankbetuigingen, en hij voor
het eerst uit zichzelf tot den Italiaan
het woord richtte.
„Niet dikwijls," antwoordde Carlo,
en dacht of het hem mogelijk zou
zijn „Levenslange Liefde" te zingen.
Na een korte aarzeling besloot hij
het te wagen, „om Francesca's neef
genoegen te doen." „Ik heb een lied
van mijn ouden meester, met Engel
sche woordenMisschien kent gij het
Hij speelde een paar akkoorden,
en ging toen over in het voorspel,
dat hem wederom verplaatste naar
dien eersten gelukkigen dag zijner
verloving. Het kostte hem véei het
lied te zingen, en toch gaf juist zijn
aandoening hem een kracht, die hij
anders niet zou bezeten hebben; het
bracht de tranen in de oogen zyner
toehoorders, het deed den goed-
hartigen mijnheer Britton plannen
beramen voor een verzoening, en zich
een gelukkig einde voorstellen van
Francesca's liefdesgeschiedenis.
„Dit heb ik voor u gezongen!"
zeide Carlo met een vluchtige buiging
voor Harry s warme dankbetuigingen.
„En als het u niet verveelt, zou
ik gaarne nog een lied voor miss
Claremont laten volgen. Gy moet er
zelf een kiezen, Clare," zeide hij, zich
tot haar wendende, en haar glimla
chend in de vriendelijke oogen ziende,
„Mag ik werkelijk?" herhaalde zij.
„Dan zou ik gaarne mijn oud lieve
lingslied hooren. „De Pelgrim der
Liefde."
„Dat zal tevens eenigszins ter eere
van het jacht zijn!" sprak Carlo
lachende. „Of is het naar de „Pil
grim's Progress" genoemd? Maar
laat mij even bedenken of ik mij de
woorden nog herinner Hoe waren
ook die woorden die ik altijd zoo
moeilijk uit te spreken vond?"
„„Neen, eerwaarde vader, neen?"
vroeg Clare, die zich menig vroolyk
oogenblik daarover in het salon van
Casa Bella herinnerde.
„Ja, dat was het! „heer-waarde,
of eerenwaarde" hoe is het ook
Zij lachten nog over de vroegere
vergissingen, en zeiden hem hoe het
wezen moest. Een oogenblik later
zong Carlo het lied, en hij verliet hen
eindelijk met het refrein dat hem nog
dagen lang in de ooren zou klinken
„Geen rust dan in 'tgraf
voor den Pelgrim der Liefde."
„Hij is een alleraardigste vent!"
was Harry's lofspraak, toen hij, na
dat de gasten vertrokken waren,
zich zelf weer werd. „Het was im
mers niets, dat ik vroeg of hij ook
Engelsche liederen zong? Ik dacht
dat die opera-menschen er nooit een
kenden."
„O neen, volstrekt niet!" zeide
Clare. „Carlo is altijd blij als hij
iemand genoegen kan doen."
„Nu, ik vond het verrukkelijk dat
hij zooveel zong. Het schijnt hem
ook niet vermoeid te hebben. Maar
wat drommel doen zij met zulke gek
ke namen? Carlo en Gigi! Wie heeft
ooit van zijn leven zulke barbaarsche
namen gehoord?"
„Dat is al heel bekrompen van u
zeide Clare lachende. „Carlo is even
goed een naam als Charles, en Gigi
klinkt een Italiaan evenmin vreemd
als bij ons Johnny of Tommy."
„Nu Clare, ik voor mij begrijp uw
Signor Donati nietAls hij werkelijk
is wat hij schijnt, waarom leidt hij
dan zulk een doelloos leven zeide
Kate, met al de gestrengheid harer
drie en twintig jaren.
Wordt vervolgd)
Gedrukt by BE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,