HAARLEMSCH
No. 101. Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 84 Achttiende Jaargang.
144
van WOENSDAG 16 December 1896.
Nieuwsberichten.
TllEPHOONNTTMMïK
TELEPHON1SCHE VERBINDINH
met AMSTERDAM.
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maandenf —„25.
franco p. post —,40.
ükonderlljbe nommers 3 centen per stut.
Prijs per Advertentie van 1—5 regels f 0.25, elke regel
meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte.
VERSCHIJNT:
Dinsdag- en Vrijdagavond.
Advertentiên worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst.
Weten en Werken.
De gehoorzaal was Maandagavond bij
de voordracht van Dr. Bleekrode van
's Gravenhage als naar gewoonte meer
dan bezet. Met genoegen bemerkt men,
dat ook jong Holland er goed vertegen
woordigd is en tegenover de oude garde,
wat het aantal betreft, geen kwaad
figuur maakte.
Dr. Bleekrode's voordracht liep over
het acetyleen-gas doch daaraan ging
vooraf een korte geschiedenis van de
kunstverlichting in 't algemeen, van de
vetkaars op de waskaars, de olielamp
zonder en met geperfectioneerden bran
der, het gaslicht, dat driekwart eeuw in
Europa en vijftig jaar in Nederland in
gebruik is, het electrisch licht sedert
1878 gebruikt. Hoe vrees voor concur
rentie den gasfabrikant naar verbeterde
branders deed omzien en men ten laatste
gekomen is tot het gasgloeilicht.
Bij het fabriceeren van het steenkolen-
gas werd een wijle getoefdaangetoond
werd hoe onder ontwikkeling van een
vrjj hooge temperatuur het koolwater
stofgas uit de steenkool vrij wordt en
hoe hierbij verschillende bijprodukten
als teer, analine, ammoniak, cokes ont
staan, welke in de nijverheid groote
diensten bewijzen. Hoe meer koolstof
het gas bevat, hoe meer deeltjes van
de vlam witgloeiend kunnen worden
en hoe meer lichtgevend hierdoor de vlam
wordt.
In den laatsten tijd deed ook het
acetyleengas van zich spreken. Het is
bijzonder rijk aan koolstof en is daarbij
zeer eenvoudig te vervaardigen, uit cal
cium carbit.
Dit carbit is een kunstprodukt en
bestaat uit kool en kalk. Spreker deelde
mede, hoe de Amerikaan Wilson de stof
als bij toeval vond, bij de vervaardiging
van aluminium uit aluin-aarde, waarbij
een zeer sterke electrische stroom dienst
deed.
Nu werden door de bijzondere hooge
temperatuur van dezen, kalk en kool
samengesmolten tot eene steenachtige
massa met een soortelijk gewicht van
2,2, welke onbrandbaar, doch niet be
stand tegen water is, om welke reden
het alleen in blikken bussen verpakt
wordt. Water ontleedt het carbit in
koolwaterstotgas en kalk. Een Kilogram
levert 300 Liter gas en dit is voor 98%
zuiver, wat het voorheeft op het steen-
kolengas. Dit acetyleen gas werd door
Spreker ontwikkeld. Het is kleurloos,
verraadt zijne aanwezigheid door een
eigenaardigen reuk en geeft bij verbran
ding zeer weinig warmte, doch tegen
over deze voordeelen staat één nadeel
het is zeer ontplofbaar.
Spreker toonde een draagbaar lampje
voor deze gassoort, hoe daarin het car
bit door water wordt omgezet in kool
waterstofgas en kalk en dan door een
brandertje met uiterst fijne opnemingen
Uitstroomt en met helder witten vlam
verbrandt.
Vervolgens werd aangetoond op welke
meer volmaakte wijze het gas kan ont
wikkeld en voor het gebruik kan op-
bewaard worden en hoe het helder
branden in de eerste plaats evenals
bij het gewone gas afhankelijk is
van den brander.
Ten opzichte van de lichtsterkte ver
namen wij eenige cijfers; gewoon licht
gas eischt per kaars-sterkte 14 liter gas
bij den plattenbrander, bij den meer
volmaakten brander tien liter, doch het
acetyleengas slechts 3/4 liter.
B(j eene vergelijking van een kolen-
gasvlam met een van acetyleen, bleek
nog, dat de laatste bijna geen kern
heeft en het zonlicht in zooverre nabij
komt, dat de kleuren er niet door lijden.
Beschermt men den vlam met een glas
tegen het walmen, dan blijkt, dat die
twintigmaal meer lichtsterkte heeft dan
de gewone gasvlam, terwijl 1 Kilo car
bit 300 liter gas oplevert.
Wat dan toch de reden is, dat het
nieuwe gas nog zoo schaars gebruikt
wordt? Spreker noemde als oorzaak de
weinige bekendheid en de ontplofbaar
heid, welke laatste werd aangetoond door
met hat acetyleengas zuurstof te ver
mengen, met dit mengsel een zeepbel
te vullen en daar een vlammetje bij te
brengen; de knal kwam overeen met
een pistoolschot. Vervolgens werd dit
mengsel gebracht onder een kleinen
scho' el en eene explosie volgde, waarbij
het schoteltje aan scherven werd gesla
gen. Met twaalf deelen dampkringslucht
is het gas mede niet gevaarloos, doch
aangetoond werd, dat zelfs in het laatste
geval ontploffing kan voorkomen worden,
als eenige voorzichtigheid wordt in acht
genomen-
Wij weten, dat koolzuur onder ster
ken druk kan gebracht worden in
drupvormigen toestandevenzeer het
acetyleengas, en hierdoor meende men
het middel gevonden te hebben om
het gebruik te vergemakkelijken.
Op de fabriek, waar men dit gas tot
den vloeibaren toestand bracht, is echter
eene noodlottige ontploffing komen be
wijzen, dat het onder den invloed van
eene bepaalde temperatuur of door an
dere nog onbekende oorzaken aan explosie
onderhevig is.
Zoo kan men bemerken, besloot Spre
ker, hoe men ook op het stuk van ver
lichting met reuzenschreden is vooruit
gegaan, hoe het gas de electriciteit
en dit het acetyleengas de wapens tot
onderlinge bestrijding aan de hand geeft
en hoe in zoo'n geval de strijd spoedig
uit is. Nog een tikje welgeplaatste moraal
en het was tien uurtijd om te eindigen.
Dat het onderwerp boeide, mocht wel
blijken uit de onverdeelde aandacht der
hoorders en deze verklaarde zich door
de duidelijke manier van uiteenzetting
der feiten, opgehelderd door tal van
fraaie proeven, die, zorgvuldig voorbe
reid en met een zeldzame vaardigheid
uitgevoerd, niet weinig bijdroegen tot
het recht verstand betreffende het be
sprokene.
Naar men ons mededeelde vervult
de Heer H. T. Chappuis de volgende
spreekbeurt.
BACHCONCERT.
Een talrijk en uitgelezen publiek
vulde Vrijdagavond de groote concert
zaal van de sociëteit sVereeniging" ten
einde er, in figuurlijken zin gesproken,
aan te zitten bij het muzikaal festijn,
dat door h.h. Directeuren der Bachver
eeniging den leden werd aangeboden
bij gelegenheid van het 25-jarig be
staan. Tot zelfs in de looppaden moes
ten zitplaatsen worden aangebracht om
elk tot een rustig genieten in staat te
stellen.
In deze mededeeling ligt het ant
woord bssloten op de vraag, of de
Haarlemsche Bachvereeniging, na een
kwarteeuw te hebben gewerkt, zich
nog mag verheugen in de onverflauwde
belangstelling van ons kunstminnend
publiek. De bevestiging dezer vraag
mag h.h. Directeuren met vertrouwen
de toekomst doen tegengaan en stelt
voor het geestelijk leven, voor zooverre
dat geestelijk leven voedsel vindt in de
toonkunst, nog veel heerlijk genot in
het vooruitzicht.
Dankbaar voor hetgeen de Bachveree
niging op kunstgebied heeft gegeven,
mag met belangstelling het oog gehou
den worden op de toekomst.
Het programma voor het hierbedoelde
concert was, wat het sologedeelte betreft
in handen van Marie Brema, concertzan
geres uit Londen en Alexander Petsch-
nikoff violist uit Moskou, terwijl het
Orkest uit de hoofdstad de uitvoering
opende met de Leonore ouverture van
Beethoven en het tweede deel geheel
in beslag nam met de 6 de Symphonie
van Tschaikowsky.
Marie Brema moest, door het niet
aanwezig zijn van de muziek, ons pu
bliek, even als te Amsterdam bij haan
optreden aldaar, teleurstellen door de
slotscène uit Die Oötterddmmerung van
Wagner te verwisselen met de aria
L'oublier uit La reine de Saba van
Gounod.
Hoewel de indrukken bij de voor
dracht van deze aria minder overwel
digend waren dan bij Wagner het ge
val zou geweest zijn, mocht het der
zangeres gelukken met de vertolking
harer liederen door hoedanigheden van
stem en voordracht bijzonderen bij va;
te verwerven. Haar orgaan onderscheidt
zich door eene edele sonoriteit, welke
vooral aan de Duitsche liederen ten
goede kwam.
De introductie van den jeugdigen
Russischen violist Petschnikoff vond bij
de aanwezigen een schitterend onthaal.
Met oprechte bewondering werd zijn
uiterst geacheveerd spel gevolgd in het
Concert van Saint-Saens, een opus dat
overigens niet tot de dankbare viool
literatuur mag gebracht worden.
Veel meer is dit het geval met de
ciaconne of chaconne (niet giaconné) van
Bach, in den kring der Bachvereeniging
reeds vroeger door prof. Joachim en thans
door Petschnikoff gespeeld.
Dit kunstig toonweefsel, met de einde-
looze schakeering van kleur en nuance,
met het grillig figurenspel, de verrassen
de rythmische wendingen, de verspreid
liggende dubbelgrepen, kortom met al
de opeengestapelde moeilijkheden, welke
slechts bij eene volkomene beheersching
van het instrument tot hun recht kun
nen komen werd door den jongen
kunstenaar op volkomen duidelijke wijze
ontleed.
Ongetwijfeld speelt Joachim de Bach-
sche chaconne nog genialer en met nog
meer zelfbewuste kracht, doch eene
technisch volkomener reproductie, dan
Petschnikoff ten beste gaf, is kwalijk
denkbaar. In het algemeen hebben de
milde tinten de overhand in het spel
van dezen violistzij n toon is week en
vol meesleepende bekoring.
Petschnikoff werd met warmte toe
gejuicht, waaruit mag worden afgeleid,
dat een hernieuwd optreden bij Bach in
goede aarde zal vallen.
Het orkest, dat met de keurige ver
tolking van Beethovens Leonore het
concert „opende en de solisten op de
bekende nauwgezette wijze wist te be
geleiden, gunde, zooals reeds gezegd is,
in het tweede deel van den avond de
kennismaking met Tschaikowsky's be
langwekkende zesde symphonie. Dit werk
even grootsch van conceptie als verheven
van inhoud, maakte reeds bij deze eerste
auditie een overweldigenden indruk,
dank zij de voortreffelijke uitvoering
van de zjjde van het orkest.
Naar den vorm beweegt de Symphonie
zich langs vrije banen, zonder evenwel
de hoofdlijnen, welke de klassieke sym-
phonische werken in hunne onderdeelen
afbakenen, uit het oog te verliezen.
Met de hulpmiddelen der moderne
instrumentatie zijn effecten verkregen,
die in expressief vermogen in de werken
van Wagner slechts hun wedergade
vinden.
De eerste en vierde Satz dragen het
karakter van Symphonische Dichtungen,
waarin het diep bewogen gemoed van
den componist zich met Rembrandtieken
gloed en heerlijk coroliet, bijwijlen met
titanische kracht heeft uitgestord.
De heer Willem Mengelberg heeft de
leden der Bachvereeniging door de uit
voering van dit meesterwerk ten zeerste
aan zich verplicht en de goede meenin
gen over zijn artistieke gaven niet weinig
versterkt. Alleen een groot en veelzijdig
kunstenaarstalent kan van een kunst
werk zoo mooi eene wedergave schenken.
B.
(Tweede Kamer).
Vrijdag werd de behandeling van
Hoofdst. IV voortgezet. De heeren Guyot
van Vlijmen en S. Smidt vroegen ver
hooging van de traktementen der mili
taire leden bij het Hoog Millitair Ge
rechtshof, waarover de Min. beloofde
zijn ambtgenooten van Oorlog en Mari
ne te zullen raadplegen. De heer Zijl-
ma vroeg wettelijke voorziening ter
afwending van de schade aan de hou
ders van eendekooien toegebracht door
het schrootkanon op eenden. De Min.
antwoordde, dat voorziening een alge-
meene moet zijn, en dat daarom met
den Min. van Fin. moet worden overlegd.
Bij art, 44 rechtsgebouvsengaf de heer
Vegens een ander plan aan de hand
voor een nieuw rechtbanksgebouw te
's Gravenhage, waartegen de Min. zijne
bezwaren opperde, ofschoon hij beloofde
het denkbeeld van den heer Vegens te
zullen overwegen. Hoofdst. IV (Justitie)
werd daarna zonder stemming ongewij
zigd aangenomen. Vervolgens werd het
algemeen debat over Hoofdst. V (binnenl.
zaken) geopend. De heeren De Beaufort
(Jmsterdam) en Everts dringen aan op
voorziening tegen de ongelijkheid in de
spelling. Er werd gewezen vooral op de
nadeelen van het verschil van spelling
door de onderwijzers. De Min. van Bin
nenl. zaken achtte onthouding wensche-
Iqk, zoolang de schoolauriteiten niet
klagen, en bjj examens geen moeilijk
heden rijzen. Het algemeen debat werd
gesloten. Bij art 2 (ambtenaren) had een
korte woordewisteling plaats tusschen
den heer A. Mackay en den Minister
over eene voorgestelde verhooging van
traktementen, zonder aanwijzing van
bepaalde titularissen. Het art. werd
daarna goedgekeurd. Bij art. 50 (ver-