CARLO DONATI, (DE DOLENDE RIDDER) VAN EDNA LYALL. Naar de tiende Engelsche uitgave. 60) „Zij heeft het duidelijk gezegd. Ik denk, dat het gebeurd is in den tijd toen hij zich aan het tooneel verbon den heeft, en dit heeft hij zeker ge daan om zijn zuster van dien Come- rio te redden. O Clare! het akelige voor mij is, dat ik hem zoo wreed veroordeeld hebIk kan het mjjzelve nooit vergeven!" „Ik heb van het eerste oogenblik af gedacht, dat hij op het tooneel is gegaan om bij zijn zuster te zijn," zeide Clare. „Maar weinig vermoedde ik, wat hij daarvoor had moeten op geven." „O, als gij hem hadt kunnen zien riep de arme Kate, en zij begon weer te schreien bij de herinnering aan het too neel dat zij had bijgewoond. „Het was zoo vreeselijk, ik kan het nooit ver geten ik kan nooit weer dezelfde van vroeger wordenIk heb mij er altijd op beroemd, dat ik boven zulke din gen verheven was; maar nooit, tot op dezen dag, heb ik geweten wat liefde beteekent." Het speet Clare niet dat Kate's theorieën over de verdorvenheid van het mannelijk geslacht vernietigd wa ren. Zij liet haar voortpraten, en voeg de er alleen nu en dan een woord van medegevoel tusschen. „Ik begrijp niet, dat hij niet een hekel aan mij gekregen heeft, toen ik hem de les las over dingen waar van ik niets afweet, en toen ik hem zei, dat hij deed als Nero, en praatte alsof mijn levensmanier de volmaakt heid zelf was, en de zijne van nul en geener waarde." „Er is geen verdriet zoo pijnlijk," zeide Clare, „als wanneer wij inzien dat wij anderen verkeerd beoordeeld hebben, en hunne daden hebben ge gispt, waar zij juist geëerd en geacht hadden moeten worden. Maar niets prent zoozeer de waarheid in ons hart van het „Oordeel niet," als deze les; wij hebben ze meest allen moeten leeren, lieve." „Yindt gij ook dat wij het hem moesten zeggen, dat ik in de hut was?" „Neen, dit zou voor u alle drie slechts onaangenaam wezen. Ik geloof dat gij, in een zeer moeieljjken toe stand zijnde, zoo goed mogelijk ge handeld hebt, en Carlo en Francesca mogen wel allen troost dien zij van dit korte samenzijn hebben meegeno men, behoudenmaar mij dunkt, het zou wel goed zijn uw vader te zeggen wat wij weten." Het kan niet anders of hij moet er van gehoord hebben toen hg in Napels was," zeide Kate. „Ik zou hem toch gaarne alles van dezen middag ver tellen ik zal minder een gevoel heb ben van een huichelaarster te zijn, maar ik wilde dat gij het hem zeidet, Clare." „Als ge dat wilt, gaarne," was het antwoord. „En kom van middag vooral vroeg aan de thee, want ik weet niet hoe ik hen zal kunnen ontmoeten alsof er niets gebeurd was," vervolgde Kate. „Wij zullen goed op onzen tijd passen," beloofde Clare. „Maar ik zou er niet te veel tegen op zien, zulke dingen loopen altijd beter af dan men mogelijk acht. Denk in het geheel niet aan de rol, die gij er in gespeeld hebtstel u enkel in hunne plaatB." Toen zij wederom alleen was, bleef Kate nog zitten peinzen. De geheele nieuwe blik, welke zij dien middag in het hart en in het leven van een ander geslagen had, had de gansche wereld voor haar veran derd. Door die openbaring zag zij alles in een nieuw lichtEn de om mekeer overstelpte haar bijna; zij had tijd noodig om tot zichzelve te komen, want al haar lang ge kweekte theorieën waren omverge worpen, en hoewel het zien van dien strijd en van de overwinning haar werkelijk meer had geleerd dan duizenden preeken, of bibliotheken van „goede boeken", had het haar ook doen henengaan met een ver nietigend gevoel van haar eigen tekortkomingen. Zij deed zichzelve eerlijk verant woording van haar leven. Altijd was het haar grootste wensch ge weest, niet om onder de meer of minder fatsoenlijke armen te werken, maar om hen, dien een schaamteloos leven leiddeD, op het rechte pad terug te brengen. Altijd had zij juist naar dit werk gehaakt en was zij boos geweest als men zeide, dat zij te jong was om zich in zulke zaken te mengen. Ongelukkig was zij zeer bevriend met enkelen van die strij ders, wier ijver te ver gaat, en die hun loffelijk streven bederven door er op te zinspelen, ook waar dit geen pas geeft, die er aan tafel of in het salon het gesprek op brengen, tot zij die het aanhooren zich met ver bazing afvragen waar de Engelsche ingetogenheid gebleven isEen dok ter, die in het midden van zijn gezin over akelige ziekten en hoe ze te genezen, spreekt, zou luide en door een ieder veroordeeld worden maar zij wier taak het is de ondeugd te bestrijden, schijnen zich in hun vuur maar al te dikwijls gerechtigd te achten tot rare praatjes, waar, en wanneer het ook zij. Kate was boven dien in het groote gebrek vervallen, dat meer en meer een gevaar schijnt te worden onder hen die het waarlijk goed ernstig meenen zij wenschte zóo vurig het kwaad te bestrijden, dat zij er een akelig genot in begon te vinden het tot aan zijn oorsprong na te gaan, vooral waar het een bekend persoon gold. Zij vond er genoegen in, niet om het kwaad in de kolommen der couranten te lezen, maar om in de godsdienstige wereld de laatste schandalen te bepraten. En toch, niets is meer zeker, dan dat maatschappelijke reinheid nooit bevorderd wordt door zich in schan dalen te verdiepen, zij het ook dat het kwaad door den filter is gegaan van armenbezoekers en de meest vurige bestrijders der ondeugd. In het licht der nieuwe openbaring, die dezen namiddag tot haar was ge komen, herinnerde Kate zich, met van schaamte gloeiende wangen, hoe boos zij geweest was, toen zij een paar maal iets omtrent den zedelijken toe stand van het theaterleven te weten had willen komen, en Carlo, beleefd maar beslist, aan het gesprek een an dere wending had gegeven. Zij had hem in stilte beschuldigd dat hij het onderwerp vermeed, en er over heen praatte; allerlei slechts had zij van hem gedacht; en nu bevond zij, dat diezelfde man, die niet over dergelij ke zaken spreken wilde, en die niets van de oppervlakkige geestdrift harer vrienden had, rustig zijn geheele le ven had gewijd aan de taak om éene vrouw te redden. „Wat is het dat hem het zwijgen mogelijk maakt?" dacht zij bij zichzelf. „En wat is het, dat mij er altijd over doet praten? Is het arbeiden in stilte goud Is het praten ziekelijk En toch: „uit den overvloed des har ten spreekt de mond." Er kan dus geen kwaad in steken. Neendat kan nietwant ons hart moet vol zijn van dat waarvoor wij hen willen red den, en niet van hetgeen waarvan wij hen willen redden. En toch kun nen wij daar eigenlijk niet van spre ken, of de menschen zouden het fe- melarij noemen. Het is een vreemd iets met dien Carlo Donatihij geeft mij nooit den indruk bang te zijn dat de menschen zullen zeggen dat hij een femelaar isik geloof dat hij im mer zijn weg gaat, zonder er zich J eenigszins om te bekommeren, wat de menschen van hem denken mogen. Ik geloof dat het is, omdat hij er zich niet op laat voorstaan en ik welhij doet rustig wat hij te doen heeft, en ik met veel drukte en bereddering. Wie zou ooit vermoed hebben dat hg, met zijn bedaarde, kalme manier van leven, altijd zingende, en met ons pratende, dat hij al dien tijd een zoo zwaren strijd streedO hoe dom hoe onnoozel ben ik geweestHoe on- verdragelijk en onuitstaanbaar van mij, te denken dat hg op mij verliefd was, toen alleen de gedachte aan Francesca hem zoo deed kijken! En ik heb hem afgesnauwd, en op hem neêrgezien, en zooveel onzin over hem gepraat tegen Francesca zelve! Wat zullen zij mij verachten 1" Het gaf haar eenige verlichting toen zij, zooals Clare haar geraden had, in plaats van aan zichzelve te denken, aan haar nichtje en Carlo dacht. Tot hier toe had zij Francesca beschouwd als iemand die er allerliefst uitzag, die zeer onschuldig was, maar onvergeeflijk luieen van die meisjes die niet aan armenzorg deed, en die zoowel medelijden als afkeuring ver diende. Thans vroeg zij zichzelve eer lijk af, of zij, in Francesca's plaats, alles zoo moedig zou hebben opgege ven. Madma Merlino was niet, na al wat uit verschillende bronnen tot haar gekomen was, „een belangwekkend geval," maar een zeer gewone, alle- daagsche vrouw, met een slecht hu meur, die tot nu toe, naar het scheen, nog verre van dankbaar was, voor het offer dat de minnenden tot zoo hoogen prijs gebracht hadden. „Voor een aardig, erg lief mensch, die veel van mij hield, zou ik het misschien gedaan hebben," dacht Ka- te, „maar voor een van die vrouwen zooals Madme Merlino, die alleen in gevaar komen omdat zij zwak en dom zijn; vervelende, onbelangrijke, hartelooze vrouwen, neen, ik had het nooit kunnen doenNooit Wederom ging zij met hare her inneringen terug tot dat tooneel in de hut. Wat was het dat Carlo de kracht had gegeven dit harde, onaan gename leven te kiezen? Hoe was het hem mogelijk geworden Frances ca te verlaten, en schande, en ver lies, en droefheid te dragen? Het was niet, dat zijn gevoel voor haar minder innig was dan de liefde van an dere mannen; integendeel, de harts tochtelijke gloed zijner liefde had Ka- te doen verschrikken, had al hare voorstellingen overtroffen van wat bij de edelste mannen „liefde" beteekent. Het moest zijn, omdat hij met al zijn macht, omdat hij voortdurend er naar streefde, het leven van Christus na te volgen, wat de meesten onzer slechts nu en dan doen, en niet met al onze krachtenomdat zijn geloof waseen onbepaald vertrouwen in Een die sterker is dan de duisternis, dan het gevaar en de ellende die hem overstelpteEen, dien hij kende en liefhadEen, dien hij boven alles wil de dienen met de vrij willige toewij ding van een man, niet met de nor- sche onderwerping van een slaaf. Het was zeer zeker een geloof, onafhanke lijk van zijn gevoel, van zijn verstand, van zijne omgeving; hij had zich overgegeven buiten gevoel en ver stand omhij was overstelpt gewor den door de verzoekingen van de val lei der schaduwen des doods, en toch had hij al dien tijd, ongeschokt zich vastgehouden aan dat eene feit, dat hij even goed kende als hij overtuigd was van zijn eigen bestaan: „Gij zijt met mij." De klok die vijf uur sloeg, her innerde haar aan de noodzakelijkheid om naar beneden te gaan, en zoo goed als zij kon door de gevreesde ontmoe ting heen te komen. „Het is mijn verdiende loon," dacht zij treurig bij zich zelve. „Ik ben pedant en bemoeiziek geweest, heb op alles en allen uit de hoogte neder- gezien, en nu voel ik, dat ik verkeer de, onzinnige denkbeelden heb ge koesterd, en mjjn leven geheel van voren af aan beginnen moet." Hoe heilzaam het voor haar we zen mocht, toch gaf het verlies van haar oud zelfvertrouwen geen aange naam gevoelzij ging eenigszins schuw het salon binnen, en wist niet of zij blijde of teleurgesteld moest zijn, toen zij Carlo met een gewoon gezicht over de partituur van Verdi's Ernani go- bogen vond. Zij had wel niet verwacht hem met een lang gezicht te zien zitten, of met een uitdrukking van conventio- neele, vrome berusting, maar toch verwonderde het haar, dat iemand, na zooveel doorgemaakt te hebben, in twee uren tijds, zoo volkomen zijn stem, zijn blikken en geheel zijn uiterlijk in bedwang had. „Ik zal die aardige Engelsche ma nier van theedrinken werkelijk mis sen," sprak hij, zijn boek op zijde schuivende, en als naar gewoonte naar haar toekomende om haar te helpen. „En toch ben ik bang, dat het bij onze dagverdeeling niet voegen zoude." 't Was Kate alsof haar de keel werd dichtgeknepen toen zij zich her innerde hoe onaangenaam en kinder achtig zij zich had aangesteld, dien dag toen zij Francesca's brief kreeg en hij zoo afgetrokken was geweest. „En thee is zeker niet goed als men zingen moet?" hernam zij, de eerste de beste gemeenplaats zeggende die haar voor den geest kwam. „Neen," antwoordde hij, met een allerbeminnelijksten glimlach, en zon der een zweem van sarcasme. „Er zijn eenige dingen, welke zelfs de Nero's die viool spelen terwijl Bome in brand staat, zich ontzeggen moeten." De blik vol humor van die oogen die zij nog maar kort geleden vol tranen had gezien, ontroerde Kate; het was haar alsof zij stikken zou; en waar het haar nooit moeite kost te een antwoord te vinden, stamelde zij nu, half aarzelend. „Ik moet u nog vergiffenis vragen dat ik dit gezegd heb; ik weet we zenlijk niets af van het theaterleven ik.ik(het was een harde be kentenis) ben zelfs nooit in een schouwburg geweestmaar men neemt zoo licht de denkbeelden van een ander over, en praat ze na, zonder eigenlijk te weten of ze waarheid bevatten. Ik had het recht niet zoo iets te zeggenik hoop dat gij mij vergeven zult." De echt Italiaansche, warme ma nier, waarop hij hare verontschuldi ging aannam, bracht haar een wei nig van haar stuk, en zij was blijde dat het binnenkomen van Clare en de meisjes, het gesprek spoedig meer algemeen deed zijn. „Het schijnt bij de Engelschen een ingeworteld begrip te wezen," zeide Carlo, „dat een tooneelspeler een gevaarlijk man is, en gewoonlijk zien zij uit de hoogte op een vreemdeling neer. Ik "geloof niet dat er veel Merlebanks zijn, waar een zanger, dien de mist te pakken heeft gehad, zoo vriendelijk zou worden opgeno men, en ik verzeker u, dat ik er wel aan heb moeten wennen als een soort van dynamiet behandeld, en op behoorlijken afstand gehouden te worden!" „Het gevolg van overgeleverde Puriteinsche begrippen," hernam Cla re. „Maar er is zeker iets voor te zeggen, dat, nu het tooneel zooveel verbeterd is, men er ook beter over moest gaan denken. "Wie weet, Car lo, of gij mij ten slotte niet nog bekeert. {Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1897 | | pagina 6