CARLO DONATI, (DE DOLENDE RIDDER) VAN EDNA LYALL. Naar de tiende Engehche uitgave. 63) Dit alles vergat hij echter, zoo dra hij begon te zingen. Piale's be geleiding sleepte hem geheel meê. Voor de eerste maal had hij een gevoel alsof hij werkelijk Escamillo was, en de wijze waarop hij het lied voordroeg, deed een uitdruk king van den grootsten ernst op het gelaat van den maestro komen, en lokte een hartelijk „Bravo Bravo!" uit van den stijven En- gelschman. Nauwelijks was hij weer zichzelf, en niet langer de Toreador, toen beide bezoekers hem overvielen, Pi- ale met een onstuimigen vloed van woorden, de onbekende met grooter levendigheid dan men van een En- gelschman zou hebben verwacht. Hij luisterde geheel ontdaan naar hun voorstel, en begreep eerst langza merhand dat de vreemdeling een welbekend Londensch tooneeldirec- teur was, dat hij hem een engage ment aanbood om terstond te begin nen, juist een dat hem in zijn te genwoordige loopbaan zoo ver moge lijk zou brengen, dat de voorwaar den aanzienlijker waren dan hij ooit had hopen te bereiken, dat zijn wekelijksche toelage in Merlino's gezelschap, daarbij vergeleken, kari ger en onbeduidender scheen dan ooit. Hij luisterde als in een droom naar de loftuitingen waarme de hij werd overladen;naar hun ne verzekeringen dat hij de held zou zijn van het Londensche „sai- soen"; dat men zijn optreden reeds met verlangen te gemoet zag, daar hij, zelfs bij de minder gunstige voor stellingen dezen winter, toen zijn ge zondheid, en het weder, en geheel zijn omgeving hem tegen was, toch indruk gemaakt had in de muziek wereld. Een oogenblik verblindden hem de schitterende vooruitzichten die men hem voorhield. Eoem; een onverwacht en schit terend succes; gemak en rijkdom collega's, die allen zeer hoog ston den geheel Londen aan zijn voe ten zijn toekomst verzekerd is het wonder dat zulk een uitlokken de kans hem een oogenblik aantrok? En zij trok hem aan. Hij verlangde er naar, zooals hg het een paar uren geleden niet mogelijk achtte naar iets te kunnen verlangen, dat bui ten Prancesca omging. Het scheen hem onmogelijk van deze schitteren de toekomst wederom af te dalen tot het akelig zwoegen in de pro vincie met Merlino, met armoede, hard werken, en weinig waardeering. Hij was jong, en smachtte naar ge luk hij was kunstenaar en ver langde zijn kunBt onder de beste omstandigheden tot het hoogste op te voeren, hij was mensch, en toejuiching wekte hem op, gemis aan erkenning drukte hem ter neer. Maar, ondanks dat alles, boven de warme aanbiedingen van Piale en den Londenschen tooneeldirecteur, boven zijn eigen persoonlijk verlangen naar een nieuw leven, kon hij duide lijk de stem in zijn binnenste hooren, die hem nooit verlaten had, en die altijd weer riep: „Denk aan Anita! Zij heeft niemand dan u! Wees ge trouw 1" Lang voor zijn strijd geëindigd was, kwam de noodzakelijkheid om eenig antwoord te geven op het aan bod, maar niemand die ooit eene verzoeking doormaakte, had al den tijd dien hij wenschte om zich voor I' te bereiden. Elke duimbreed gronds moest veroverd worden, en er was zelfs in zijne hoffelijke dankbetuigin gen een ongewone aarzeling te be speuren, welke de Londensche too neeldirecteur toeschreef aan gebrek aan ervaring en aan vertrouwenn zichzelf. Doch Piale, die hem beter kende, begon te vreezen dat dit het begin van eene weigering was. „Gij zijt''niet sterk genoeg voor de vermoeienissen van een rondrei zend gezelschap," riep hij uit. „Alles wijst er op dat gij het aanbod moet aannemen." Carlo zag hem eenigszins ver wijtend aanzijn houding was minder weifelend, en wat hij sprak, was voor geen tweeledige uitlegging vatbaar. „Het aanbod is inderdaad zeer verleidelijk," begon hij, „maar ik vrees dat ik het zal moeten weigeren. Merlino, zooals gij misschien weet, is mijn zwager, en mijn verbintenis met hem al kan deze de volgende maand geëindigd worden, als een van ons dit wenscht De tooneeldirecteur liet hem niet uitspreken. „Maar het feit alleen dat de im presario uw schoonbroeder is, is voorzeker in uw voordeel. Hij zal belang stellen in den opgang dien gij maakt, zal wenschen dat gij deze gelegenheid aangrijpt, waaruit nog veel goeds kan voortkomen, dit verzeker ik u." Carlo keek Piale even aan, met een blik die duidelijker dan woorden zeide„Zie nu in welk een moeielijk- heid gij mij gebracht hebt." De maestro beantwoordde hem door een voorstel te doen, dat zijn geweten geruststelde, en Carlo een weinig steun gaf. „Neem een paar uur om er over na te denken," zeide hij. „Ik zal morgen nog eens bij u komen om er over te spreken." „Dat is geen kwaad denkbeeld," zeide de directeur. „Maar ik moet u verzoeken mij morgenochtend uit sluitsel te geven, want Metasti heeft mij plotseling in den steek gelaten, en ik ben zeer verlegen om een baryton. Als gij weigert.Maar dat zult gij niet, hoop ik! Signor Piale, gij moet hem toch zien over te halen!" En na een paar vriendelijke woor- den, en eenige slimme complimentjes, stond de directeur op om heen te gaan, en drukte Carlo hartelijk de hand. „En ik hoop u spoedig in mijn gezelschap te zien!" waren zijn laatste woorden. „Kom vooral niet aan de deur!" riep Piale in grooten angst. „Denk aan de vochtige avondlucht uw keel! om God's wil pas toch op uw keel! En morgen kom ik uw definitieve toestemmig halen niets anders dan dat, hoor! denk er om! Een toestemming zonder voor behoud of, diavolo ik zal denken dat gij stapelgek zijt geworden!" Dien nacht vocht Carlo bijna voort durend met het onbeschrijfelijk verlangen hetwelk zich van hem meester gemaakt had, om het Lon densche aanbod aan te nemen. Hij schaamde zich toen hij bemerkte, hoe vurig hij smachtte naar al wat de tooneeldirecteur hem had afgeschil derd, terwijl Piale's verzekering, dat hij niet sterk genoeg was voor het harde werk in Merlino's gezelschap, een grond van waarheid bevatte, die het dubbel gevaarlijk maakte. Het zou wezen: er op of er onder, zooveel had de dokter hem gezegd, en hoewel die gedachte zijn voorne men in het eerst volstrekt niet aan het wankelen had gebracht, toch, nu hjj alleen was, en alles om hem heen donker en stil, begon hij de beide kansen tegenover elkaar te stellen. Daar zag hij het schitterende beeld van leven en welslagen voor zich hetwelk de Londensche impres- sario hem voorgespiegeld had. In zijn verbeelding doorleefde hij de bezie lende ontvangst, zijn triomf als kun stenaar hij} dacht zich de verrukking van Pialehij begon zich zelfs voor te stellen dat, om alles de kroon op te zetten, het inderdaad blijken zou dat „niets boven het succes gaat," en dat kapitein Britton eindelijk gewonnen zou worden, instemmen zou in de algemeene hulde, en inzien dat, alles wel beschouwd, een schoon zoon op het tooneel nog niet zoo erg te minachten was. Hij was jong, en echt menschelijk, en een oogenblik was hij gelukkig door deze gedachten Toen zag hij, in scherp contrast daarmeê een ander beeld Hij was wederom in Merlino's gezelschap, de bekende lijst van opera's afzingende, overwerkt, slecht betaald; zooals Sardoni het uitdrukte, „de vervelende karreweitjes" van den troep op zich nemende; zijn stem langzamerhand verminderende, tot deze zoozeer ge daald was, dat hij zelfs lager stond dan Fasola, en zich met onderge schikte rollen tevreden stellen moest en zoo een oneindig langen tijd voortlevende; tot hij eindelijk, door zijn gezelschap in een afgelegen Amerikaansch hotel of gasthuis ach tergelaten, eenzaam onder vreemdelin gen stierf, met niemand bij zich die al was het maar de taal van zijn geboorteland verstond. Te sterven door zijn werk! Als hij het: op deze wijze beschouwde, als hij alle bijzonderheden naging was het geen uitlokkend vooruit zicht! Op vier en twintigjarigen leeftijd kan geen man die zich gezond gevoelt zonder een sterken, natuur lijken tegenzin aan den dood denken alleen reeds de „zin tot strijden" boeit hem aan deze wereld, waar zijn werk nauwelijks begonnen is. Ouden, wier arbeid geëindigd schijnt, of jeugdigen,"wier lichaam uitgeput is door ziekte, zullen, natuurlijk ge noeg, naar den dood verlangen maar Carlo was noch geestelijk, noch lichamelijk versleten, hij stond op den drempel van het levenen niet tegenstaande al wat hij doorgemaakt had, scheen het leven hem schoon en begeerlijk toe, en de dood somber en schrikwekkend. Hetzij het goed was of kwaad, dit waren zijn gevoe lens, en hij jkon ze niet veranderen ten einde ze in overeenstemming te brengen met de denkbeelden der godsdienstige wereld. En toch, zonder stellige ongehoor zaamheid aan zijn roeping, moest hij de harde loopbaan kiezenen de gemakkelijke weigeren. Terwijl hij zich zoo wanhopig geslingerd gevoelde, vroeg hij zich af, of dit zijn geheele leven zoo zijn zou, of iedereen dien moeielijken strijd met verzoekingen had, en verbaasde het hem bijna hoe de meeste menschen zoo gemakkelijk schenen voort te drijven. Yoerden zij al dien tijd on gemerkt eenen strijd zooals hij? Of was hij van nature meer zelfzuchtig en traag? Of had de duivel het juist op hèm voorzien?" Toen kwamen hem, midden in zijn strijd, wederom de woorden voor den geest„Er zijn geen menschen meer die het leven van den Gekruisigde leiden willen." „Zijn leven leiden! Ja!O, dit had hij vergeten, geheel vergeten! Hij had gedacht aan een leven van gemak, en roem, en genothad zijn eigen belangen op het oog gehad, niet die van anderenhad zijn eigen wil geraadpleegd, in plaats van dien van den Vader. Langzamerhand her kreeg de kracht die zijn leven be- heerschte, heerschappij over hem, en toen viel hij, uitgeput door al wat hij doorgemaakt had, van vermoeie nis in slaap. Toen hij wakker werd, was de nacht voorbijde zon scheende lijsters en merels zongen hun lied; de kraaien lieten hun gekras hooren, en bij het licht van den vroegen morgen kon hij de welbekende plaat zien van den Goeden Herder. De nacht der verzoekingen was evenzoo voorbij, de duisternis had plaats ge maakt voor het licht, en wat hij doen moest was hem helder als de dag; bovendien, hij wist dat hjj het doen kon. Hij moest vast en zeker het Londensche aanbod van de hand wijzen. Hij moest het zelfs niet zooals hij half geneigd was aan Merlino mededeelen, om deze er toe te brengen, hun verbintenis terstond te hernieuwen, of zijn salaris te verhoo- gen. Zoo hij het deed, zoude Merlino's argwaan kunnen worden opgewekt zijn zwager zou nieuwsgierig wezen naar de reden waarom hij een zoo goed aanbod weigerde. Als Piale dus van daag bij hem kwam, moest hij hem vragen Comerio aan den Londenschen impresario aap te bevelen hij moest hemel en aarde bewegen om zich voor zijn vijand het aanbod te ver zekeren, dat hij geweigerd had. Hët zou onwaarheid zijn zoo wij zeiden dat hij dit met vreugde deed. Het was onbeschrijfelijk hard voor hem, maar hij zag dat op die wijze Comerio voor de zomermaanden goed bezorgd zou zijn; en bovendien, hij wilde rechtvaardig wezen, zelfs jegens zijn vijand, en daar hij de oorzaak was geweest dat voor Comerio een engagement verbroken was, vond hij het niet meer dan een staaltje van zijn plicht, dat hij zijn best deed hem van dienst te zijn, zoodra zich hier toe een gelegenheid voordeed. Hij bevond echter dat Piale hem maar niet wilde begrijpen, en hij had een stormachtig onderhoud met den maestro. Eindelijk evenwel, moest Piale zwichten voor hetgeen niet te veranderen viel; en met een zucht en een schouderophalen, bekende de maestro dat hij niet op kon tegen de dwaasheid van een man, die geen oog had voor zijn eigen belangen, en uit vrijen wil het lot wegwierp dat hem een hoogen prijs verzekerde in de loterij van de wereld Piale bleef te Merlebank het lunch gebruiken, en vermaakte de Brittons zeer door de mengeling van liefde en boosheid die hij jegens zijn leer ling aan den dag legde. Hij trachtte hen over te halen in te stemmen met zijn gevoel van teleurstelling, en het bleek dat hij, zoodra hij van Metasti's ziekte gehoord had, naar Londen gereisd was, om te zien of hij de plaats niet voor zijn leerling verkrijgen kon. „Maar gij ziet het, hij wil zijn eigen ongeluk," besloot de oude man, met een beweging van ongeduld. „Men zou evengoed met een muil ezel kunnen pratenDoch als gij dan volstrekt naar Amerika wilt, mijn zoon, laat mij u een kleinen raad medegeven, hoed u voor vochtige bedden; doe wat ik u zeg, en ga altijd tusschen de dekens lig gen." Carlo trok een benauwd gezicht. „Zoo, mijn beste maestro, zijt gij waarljjk bang dat ik te weinig aan mijzelf zal denken?" „Te weinig aan uzelf denken Wel zeker! Het leven van een ope razanger is een eeuwigdurend verge ten van zichzelf!" zeide Piale, met mes en vork zwaaiende. Carlo lachte. „En ik doe mijn best mijn mees ter eer aan te doen, maar tusschen de dekens van een hotel te kruipen, neen, daar krijgt gij mij niet toe!" Prancesca en Clare deden wat zij konden om den ouden man in zijn humeur te praten, en hem te troosten over zijn teleurstellingen toen Carlo aan het station te Ashborough af scheid van hem nam, was hij volstrekt niet zeker of het niet de aandoening was, die zijn antwoorden zoo kortaf en zijn toon zoo ruw deed zijn. Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1897 | | pagina 6