•°B[ mooip do afyqaopapM naa jooa aip
'qiBq apioopg uaggsjA na spdraiM pm na uadBM aqoe.
-pnayojj pq pui 'aj|fi|iais 'nagja nfiz ni 'naiaoA }uaq
-Big jbbu qfijaquBAaS na uajqotjdo nayiM nappsq us£
JBBjf) *}UBqBjg uba gojiajj ap na assanag uba HBf pp>
•puBj pq joop Suipftj ap qno[q gB[siapuop uaa s[y
*11 sniscuooH
•simapmp ap ur
ga.u iJBBA apy.w ni apuai na piBBd a; spaai fiq pz
p[B8qja)qoB paq raaq nam jooa na naqoiqagioop piaM
gnuq ap 'uapmny paap uaSuaAO ap uagaj raaq aip
°B|S|8ini naa Snu^no apiap uaa 'jb naddoq apao[qaq
pm uapsmap aaMt 'uafu annnq joop puaiaqqiy assau
-ag uba pjBBA\z pq apiBBon insp 'naguBAog aappu
uapnimaq uaamagfB nap uizuagaj pm fiz naman jsaq
-qfqq pnapzjBB 'mBBzSuBj qoop 'lapsn najqoanq ap
napBij 'quqos uapiaa nap uba pppiaq snizsginag
"iqoqd Mn pop 'lagnsp
13]n yaziBB 'nanuam JuagipapiaA uauunq n ag ynz
jjnBqjqoaiap jooa 'iaiq piu 'laam uapiooM uaag//
•naqajds a; japiaA raaq a;
-ppq yup k* aip fig 'fig pp 'na jbbj-q nap uba
UBBpjapno uapMiioipg uap 'fira 'pssjiaAgooq ub^«
•gniaj pnoqsft pq qnojq <(j pasuaAgooq na\/i
•qfippuia fiq
SaojA 1<(j aagipjnqosaq aj fira fig IoBbm hbajbb^#
'S5)[i[asaajA spi psq nag
-Cimz yp 8j[az qoop 'uagipra appM uajsmiqdo psq nfiz
ni aip uapiooM ap fiq jos[b 'uhb]s piBBMni nap jooa
j|i[quagoo naa fiq jaajq puagfiMg 'aysjsaS agooq aip
QT
14
//Haast u, ga, zij komen!" riep Gillis die naar
binnen stormde.
De vreemdeling trok zijn mantel nog dieper in
het gelaat en verdween eensklaps met Gillis of hij
in den grond verzonken was.
//Wie was die man?" vroeg Mary angstig.
Iemand die niets goeds in den zin had, kom, laat
ons nu gaan."
//Niet meer," sprak thans een gebiedende stem,
en gevolgd door zijne speerdragers verscheen de ruw
aard in het vertrek.
//Jan van Renesse," vervolgde hij, hem de hand
op den schouder leggend, //gij zijt mijn gevangene!"
//Zijt gij dwaas?" riep Jan van Renesse hoog,//van
Borsselen wat vermeet gij u?"
„Voer de jonkvrouw weg, dit tooneel is niet ge
schikt vooor haar," beval van Borsselen weer.
//Ik blijf!" zei Mary, den arm van haar verloofde
omklemmend.
//Uw verzet kost hem het leven," siste van Borsse
len haar in het oor.
Terstond liet zij zijn arm los.
//Blijf Mary, wie zal u beschermen tusschen al deze
woestelingenriep Renesse.
//Zeg nog een woord, en ik stoot haar neer," beet
Wolfaert hem toe, meteen voelde hij zich door een
speerdrager van achteren aangegrepen, toen hij zich
had losgerukt was Mary verdwenen.
//Mannen, voert den gevangene weg," beval de ruw
aard
//Wie mij aanraakt is des doodsdreigde Renesse
zijn zwaard trekkend, de handen die zich reeds naar
hem uitstrekten vielen neer, allen weken terug voor
qoiz 'nainpadBM apsfijgjaA ubj> jaag uba pnaip uap
ni 'apno ap jbbm do utajdiqojnq pq napaj napppim
-snaAaj pm suagsM ajsBjagdo gooq uaqiapjaA a; na|
-jBM ap najBM gizaq guaAfi spaaj aip uapayqjaM ap
ubb jaoAao} aAAnain qfijapnoqdouo uajqoBiq nauBq
uapBjagjOjY 'guigaMaq ua nasaj sayB sbm jaijj
•poraiaojq jubu
gaAA ufis do uapjnq apBMqfij aMUBjg naa ni sjb raaq
naqjoAA agunajqpooj apnaAfupgBsj ap na nagaj apiq ap
|ftjAjai 'yn pood ap pssi^ jappu paai Bjpja^
•pMnojpaA psq qoo ftq 'uapnaq apnaAaq anfiz ni
1BB[agpq gjoqjaA fiq na naggaz jadmaqas gou raaq
jbbj£) ap apjooq (('naMnoj}jaA fiz naiM |3Ai nap.w
naqosnara ap jbbmjooa 'pogjB siapai nap sbm iqg
■nadaojaS piBBMUi uap fiq
pjaM |assi^ jappu na pjooq pq gooq jbbj£) ag
•najassiog uba gaoiA (i(/puaz inomiaojq jsbu
qi pp 'aoi apsnaQ mu pap nfiz aj pAinqosiBBM
-ag pfiqos ftq qoop 'naqaoz nap[ raaq jbbu jbibao
qaq uaguBAUBB |aw pin jooqiaA pq naq raaq
japuoz 'gizaMjB gon si agippqospjooq ap ibbj\[//
((j jooa nauaguBAag ap nn na 'uaqjapjaA
a; saoQ aj sinq pq ufiMapnog japaojq nfiz jsapg na
naiaoA jdAo jaAaq pq ja japnayojj ap raapi^ pora
1raoq puapa^ ui fiz sjy -pnadsMaq na pncmaq jöaa si
fiz 'puB]i°H yn pojA ap pnopja; paiqpo na napod
ap ]aqqnpjaA 'nayazaq pjs pq hba naguBgyn ajp
aop 'naguijrao japz nfira pjBBMZ naqqoipgyn pra
pom poBMjftj ap// 'apuneg jaaM na uaaq gipoBMnnaz
jBBjg ap [BAaq <('naunigaq qftyappimuo pora guipag
pq'naraoq jooa nauaguBAag ap puoisia; sncqi oog*
•naraoq
-aguvB sbm aqfipog pjs pq do 'ponjA agidoquBM.
81
19
met de talrijke, pas aangeworven bezetting oefenden
in het schieten met den kruisboog of dreigend de speer
drilden.
Alles wees op een geduchten tegenweer, alles toon
de aan, dat de burchtheer besloten was zich tot het
uiterste te verdedigen en zijn goed recht te handhaven.
fik kom als vriend, in het geheim tot u," begon
ridder Wissel, toen het hem eindelijk gelukt was zich
toegang te verschaffen, «/gisteren was ik aan het hof,
Wolfaert was afwezig en keert in de eerste dagen niet
terug, begeef u thans snel met mij naar den Graaf,
hij is u nog steeds genegen en gelooft uw schuld ver
groot. Bij de afwezigheid van zijn raadsman zal hij
genade voor recht laten gelden, handel snel, dan is
alles teD goede gekeerd vóór deze terugkomt, gij zijt
nu in de gelegenheid den Graaf te bewerken naar uw
goedvinden."
Verontwaardigd had Jan van Renesse elke aanklacht
afgewezen, met ontroerde stem iedere aantijging ver
worpen, eindelijk klonk het gesmoord:
«/Ook gij, gij die in onze plannen zijt ingewijd,,
die al onze vergaderingen bijwoonde, kunt zoo spre
ken, waagt het mij aldus te belasteren
Het was slechts al te waar, Hendrik Wissel was
steeds bij de bijeenkomsten tegenwoordig geweest,
doch wat de edelen niet vermoedden, altijd als ver
slaggever van Heer Wolfaert.
Aarzelend klonk het terug:
//Ik liet mij meeslepen door den schijn, de bewijzen zij
schenen zoo overtuigend, o, vergeef het mij, nu zie ik,
het was onrecht, doch gij zult mij moeten toestem
men, dat Hertog Jan evenmin een vriend van Hol
land is, als gij van Heer Wolfaert. Heeft de Hertog