CARLO DONATI,
(DE DOLENDE RIDDER)
VAN
EDNA LYALL.
Naar de tiende EngeUche uitgave
66)
De dagelijksche gang van het werk
was eentonig genoeg geweest, en
toch hadden het tweede en het derde
jaar van zijn acteur's leven hem
korter toegeschenen dan het eerste.
Maar, niets gaat zoo snel voorbij als
tijd die goed gebruikt wordt, vooral
wanneer geen zeer belangrijke ge
beurtenissen den gewonen gang ko
men storen. En er was in die twee
jaar niets bijzonders voorgevallen.
Comerio's bedreiging was tot nog
toe niet tot uitvoering gekomen,
hij was hen niet naar Amerika ge
volgd en in het gezelschap was bijna
niets veranderd. Wel was Mademoi
selle de Caisne naar Italië terugge
gaan, toen zij bevond dat het onmo
gelijk was eenigen indruk op den
nieuwen baryton te maken, en was
haar plaats ingenomen geworden door
eene zeer jeugdige Amerikaansche.
Ook scheen het waarschijnlijk dat
Sardoni en Domenica Borelli niet
heel lang meer bij den troep zouden
blijven. Zij waren sedert eenige maan
den verloofd, en zouden in New-York
trouwen, voordat Morlino's gezelschap
naar Italië scheep ging, hetgeen te
gen het eind ven Mei gebeuren zou.
Carlo wist niet hoe hij het leven
zou doorkomen zonder zijn twee beste
vrienden, maar beider contract met
Merlino eindigde het volgende najaar,
en hij kon niet ontkennen dat hun
huwelijksleven zeer waarschijnlijk
veel gelukkiger zou zijn, als zij het
plan van Sardoni volgden, en zich
in Londen vestigden, waar beiden
hopen mochten veel meer te verdienen
met lessen geven, en een enkele maal
op te treden. Toch, al was er weinig
veranderd, de toon van het gezelschap
was over het algemeen veel verbeterd
de Impresario was iets minder ruw
en heerschzuchtigNita scheen, al
was zij nog verre van een gelukkige
echtgenoot, minder verbitterd tegen
haar lot, terwijl Carlo's karakter zioh
ontwikkeld had, en geworden was tot
dat, wat het karakter van een man
wordt, die het leven opvat in den
meest edelen zin.
Terwijl hij het accompagnement
van „Cltro norne", speelde, vlogen
zijn gedachten onwillekeurig naar
Francesca terug, en hij hoopte dat
Sardoni spoedig van zijn wandeling
zou thuis komen, en dat hij er aan
zou gedacht hebben aan het postkan
toor naar brieven te vragen. Het was
mogelijk dat hij van daag iets van
Enrico hoorde, en hij verlangde vree-
selijk naar een brief, want al meen
de zij het nog zoo goed, Clare
had het te druk om dikwijls te schrij
ven, en zelfs al deed zij het, hij kon
door haar slechts uit de tweede hand
hooren, terwijl Enrico nog altijd niet
begreep welk soort van bijzonderhe
den een minnaar wenscht.
Hij keek verwonderd op toen de
deur openging, en Sardoni binnen
kwam.
„Hebt gij aan de brieven gedacht
vroeg hij, blijde dat het lied juist uit
was.
„Ja, wel een wonder," antwoord
de Sardoni, die sedert zijne verloving
met Domenica verbazend afgetrokken
was geworden. „Maar er was niets
voor u, Ya'i, alleen een brief voor
Madame Merlino." Carlo was vreese-
lijk teleurgesteld, doch hij was al
zoozeer aan teleurstellingen gewoon
geraakt, dat zijn gelaat, toen hp een
paar maten van „Caro nome" ge
speeld had, weder zijn gewone uit
drukking had aangenomen.
Sardoni ging de kamer uit, en Ni
ta wierp zich in een schommelstoel,
en begon den brief in te zien. Onder
het lezen ontsnapte haar, zonder dat
zij het zelve wist, een uitroep van
verbazing. Carlo die in „Rigoletto"
zat te bladeren, en nog altijd de wijs
van „Caro nome" floot, keek haastig
op.
„Is er iets?" vroeg hij en zag
terwijl hij sprak voor het eerst de
groote letters „Napoli" van het post
merk. Nita las door zonder te ant
woorden, maar een zeker iets op haar
gelaat, vervulde zijn hart van een
namelooze vrees; betrof de brief Co-
merio De hand was niet van Enrico,
of zijn bezorgdheid zou terstond zijn
opgewekthij zou gedacht hebben dat
Francesca eenig kwaad was overko
men, iets dat zijn vriend hem niet
opeens, zonder hem voor te bereiden,
had willen zeggen. Maar die vrees
was overbodig. Hij moest dus stellig
met Comerio in verband staan, die
Italiaansche brief! Als zij maar wilde
spreken, en hem uit de spanning
helpen
Hij zette zich naast haar neder,
en wachtte, daar hij haar nooit wilde
dringen. Eindelijk zag zij op, en zeide,
met een zonderlingen klank in hare
stem„Ik heb een brief van Mile,
de Caisne, Carlo. Daar, lees hem
maar; dit hoort er bij."
Hij nam eenigszins verbaasd de
papieren aan die zij hem overhan
digde, en zag den brief in. Het was
een half velletje, waar achterop, in
het Italiaansch, de volgende woorden
geschreven waren „Een advertentie
uit de Times geknipt." Aan de an
dere zijde waren, keurig netjes, eeni
ge regels opgeplakt Den 26aten
te Napels, door den Engelschen con
sul en den WelEerwaarden J. Smith;
RENATO, CONTÉ CAROSSA, met
FRANCESCA, oudste dochter van
Kapitein JOH. BRITTON, R. N."
Carlo sprak geen woord, en gaf
geen enkel teeken van levende slag,
zijn hart toegebracht, was zoo vree-
selijk onverwacht, dat hij na het eer
ste oogenblik van vlijmende ziele-
smart als verlamd was; hij gevoelde
niets. Met de advertentie nog altijd
in de hand, zat hij te turen op die
woorden, die zijn geheele leven ver
woestten toen, toen hij langzamer
hand weer tot besef kwam, overmees
terde hem een vreeselijk verlangen
om meer te weten, en hij greep naar
het andere papier. Het was een blaad
je, met zilveren letters gedrukt, een
Engelsch bruilofstlied. „De stem die
in Eden zich hooren liet." Met een
gevoel van duizeligheid en verlaten
heid las hij het gedicht door van het
begin tot het einde. Toen nam hij
weer een ander stuk papier. Het waB
uitgeknipt uit de Roma, niets dan
een kleine paragraaf, waarin gezegd
werd, dat het huwelijk van Graaf
Carossa de algemeene aandacht had
getrokken, daar zijn bruid de erken
de beauté van Napels was. Dat het
mooie Engelsche meisje een allerliefst
bruidje was geweest, en dat, volgens
Engelsche gewoonte, de gasten na het
huwelijk, op Casa Bella, de woning
van kapitein Britton, een collation ge
bruikt hadden.
Eindelijk las hij met koortsachtige
haast den brief van Mlle de Caisne
hij vloog ongeduldig de inleidende
volzinnen door, tot hij kwam aan het
volgende„Het huwelijk van Graaf
„Carossa is hier het gesprek van den
„dag, en wetende hoe bevriend gij en
„uw broeder met de Engelsche eige
naars van Casa Bella waart, zend
„ik u alle bijzonderheden. Het trou-
„wen was waarlijk prachtig om
„te zien; de bruid droeg een japon
„van ivoorwitte zijde met een lan-
„gen sleep; het is merkwaardig hoe
„zelfs in dit klimaat de Engelsche
„meisjes zoo blank blijven. Miss Brit-
„ton heeft een teint zoo mooi als ik
„ooit gezien heb. Iedereen benijdt
„Graaf Carossa. Het is waarlijk te
„hopen dat hij een zoo bekoorlijk
I „vrouwtje verdient."
Carlo vouwde de verschillende pa
pieren op, en stak ze weer in het
couvert. Al het bloed scheen uit zijn
gelaat geweken, en Nita begon bang
Kte worden dat hij zich nooit meer
bewegen of spreken zou, hij zat
daar als een steenen beeld. Zij was
bang, en toch wekte het haar medelij
den niet op hem zoo te zien, het maakte
haar eer boos, en ongeduldig, want
zij had te weinig hart om hem te
begrijpen.
Er heerschte een lange, pijnlijke
stilte, die eindelijk door Nita ver
broken werd.
„Wel," zeide zij, op bitteren toon,
„nu zult gij ten minste gaan begrijpen
wat het zegt, een wettigen hinderpaal
te hebben tusschen u, en degene die
gij liefhebt."
Op eens veranderde zijn versteende
wanhoophet bevroren bloed scheen
te koken in zijn aderen, en uit zijn
blikken sprak een uitdrukking van
woeste smart, die haar bang maakte.
Haar woorden hadden hem op wree-
de, onmeedoogende wijze de vree-
selijke waarheid doen gevoelen. Hij
stond haastig op, liep met wankelen
de schreden naar de deur, als door een
blind instinct gedreven om, verwij
derd van zijn zuster, kalmte te zoeken.
Maar nauwelijks had Nita deze woor
den geuit, of zij had er berouw van
en zou alles hebben willen geven om
ze terug te roepen. Zij liep hem na,
en vatte zijne hand.
„Ga niet heen, Carlo I" riep zij.
„Het spijt mij dat ik het gezegd heb,
het spijt mij zoo voor uCarlino
Toe! Blijf!"
Haar tegenwoordigheid was bijna
meer dan hij kon dragen, doch al
had hij enkel besef van den verplet
terenden slag die hem was toege-1
bracht, en van de folterende pijn die
hij veroorzaakte, toch deed de ge
woonte om eer aan anderen dan aan
zichzelven te denken hem stilstaan,
hoezeer hij verlangde alleen te zijn
met zyn leed.
„Ach, waarom moeten wij dit ook
dragenriep zij hartstochtelijk, zelfs
op dit oogenblik meer vervuld van
haar eigen verdriet dan van het zijne.
„God helpe ons beiden!" kreunde
hij.
Toen liet hij haar hand vallen,
keerde zich om, en wierp zich met
zijn gelaat voorover op de sofa, niet
in staat langer weerstand te bieden
aan den aanval van bittere smart die
hem als overstelpte.
Nita keek hem aan, even als Kate
Britton in de hut naar hem gezien
had; haar vrouwelijk gemoed werd
geroerd, en hoewel zij een oogenblik
te voren geroepen had: „Waarom
moeten wij dit ook dragenzag zij
met een innig gevoel van spijt, dat
Carlo's droefheid het onmiddellijk ge
volg was van haar eigen zwakheid.
Zij zonk op de knieën naast hem
neer.
„Carlino," snikte zij, „vergeef mij
Ik heb het alles over u gebracht."
Hij keek niet op, en sprak niet,
maar hij stak haar de hand toe, en
hield de hare vast met een kracht
die haar bijna pijn deed. Zij dacht
dat hij kalmer werd, en waagde het
wederom te spreken, zoozeer verlang
de zij zijn medelijden op te wekken
met haar lot.
„Ziet gij nu niet Carlo, dat gij te
veel van mij verlangd hebt pleitte
zij. „O, gevoelt gij nu niet hoe on
mogelijk die begrippen van u in de
praktijk zijn
Haar laatste woorden, die zjj met
nadruk geuit had, schenen hem kracht
te geven. In een oogenblik was hij
op de been, terwijl zij nog geknield
lag, en hem met angst en verwon
dering aanstaarde.
Het was haar, zij wist niet waar
om, alsof zij van aangezicht tot aan
gezicht, het ideaal van mannelijkheid
tegenover zich had.
„Niets is onmogelijk!" riep hij.
En die woorden tintelden en klonken
haar in de ooren zooals nooit te vo
ren met eenig gesproken woord was
geschied.
Zij zonk ineen, het gelaat achter
hare handen verborgen, en bevende
voor de eerste goddelijke openbaring
die ooit tot in het binnenste haars
harten was doorgedrongen. Het was
haar een uitkomst toen zij hem de
kamer hoorde verlaten, maar de treu
rige waarheid, kwam haar weer voor
den geest; de liefde, zoo verre ver
heven boven eenige liefde die zij tot
nu toe had kunnen gevoelen, had
eindelijk haar hart geroerd en zij
snikte van droefheid en medelijden.
„Waarom, o waarom!" dacht zij,
met bitter berouw, „heb ik niet ter
stond weerstand geboden aan de
slechte gedachten Het moet ook voor
mij mogelijk zyn geweeBt!"
Intusschen had Carlo zioh in zijn
eigen kamer opgesloten, en zag daar,
al op en neder loopende, zijn smart,
als een man, in het gelaat. Duizen
den, dit gevoelde hij wel, moesten
vóór hem hetzelfde gedragen hebben,
maar toch waren er omstandigheden,
die zijn leed dubbel hard maakten;
zyn volkomen onvoorbereid zijnhet
ontbreken van éenig bericht van het
huwelijk, behalve dat in de courant;
het bewustzijn dat hij uit eigen,
vrijen wil Francesca verlaten had en
de wereld was ingegaan. Hij had
haar reeds acht lange jaren bemind, en
al was er verdriet, en moeiten, en
scheiding voor hen geweest, toch had
hij door alles heen zich zeker gevoeld
van hare liefde, en vrijheid gehad
haar heel zijn hart te wijden. Maar
nu was in éen oogenblik alles tus
schen hen uit en de gedachte aan
zijn liefde, die hem, ondanks de
scheiding, in al die moeielijke jaren
van zijn openbaar leven altijd een
troost was geweest, was nu enkel
een pijniging, een gevaar. Er zou
geen schoone werkelijkheid meer zijn,
die hem alleen toebehoorde, waartoe
hij, als tot een veilige en heilige
schuilplaats terugkeerde wanneer zijn
dagtaak ten einde was; zij was nu
de vrouw van een ander, en hij
mocht niet langer aan haar denken
als zijn verloofde. Zijn veilig toe
vluchtsoord was hem een folterings-
verblijf geworden. Hij wist dat het
leven hem nu een lange strijd zou
zijn, en dat het beste wat hij hopen
kon na langdurige worsteling, was:
zich in zooverre te beheerschen, dat
hij haar als vriend zou durven zien;
haar helpen misschien, hoe weinig
ook, en zij het slechts van uit de verte
dat hij voor het minst zioh goed zou
kunnen houden, en geen schaduw
werpen op haar huwelijksgeluk.
Maar was zij wel gelukkig? Was
zi) ook gedwongen toe te geven, uit
gehoorzaamheid aan den wil haars
vaders. Graaf Carossa was misschien
een lastige aanbidder geworden, en
had wellicht haar eerste weigering
niet aangenomenZou zij en haar
wil genoodzaakt zijn geworden hem
aan te nemen? Of zou hij werkelijk
haar hart gewonnen hebbenen zag zij
nu in het verleden slechts een droom
van hare meisjesjaren, die voorbij,
en niet enkel liefelijkheid was
Hij wist nauwelijks welke van deze
mogelijkheden hem het meest griefde
nu eens kwam hem de eene, dan
de andere waarschijnlijker voor, tot
het ellendig gevoel van spanning en
onwetendheid hem bijna gek maakte.
En toen kwam hem, met de ergste
pijn die hij nog gevoeld had, een an
dere gedachte voor den geest.
Wordt vervolgd).
Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.