CAELO DONATI, (DE DOLENDE RIDDER) van EDNA LYALL. Naar de tiende EngeUche uitgave. 73) „Kunt gij niet zonder omwegen spreken? Bedoelt gij dat mijn leven afhangt van een gril van Comerio „Niet geheel alleen van Comerio, maar van uw zuster. Kijk eens, het gaat alles zoo geregeld als een ker kelijke plechtigheid op eene festa! Comerio gaat van avond naar haar toe, wint haar toestemming om het land met hem te verlaten, en brengt een witten zakdoek bij onzen Napo- litaanschen agent, die hem ons Woensdagavond komt brengen, en van dat oogenblik af zijt gij weer vrij man. Of, wat ook zijn kan, Madame Merlino weigert het voorstel van haar minnaar aan te nemen, Comerio verdwijnt van het tooneel, laat een rooden zakdoek bij onzen agent achter, en Donderdag zegt gij deze wereld vaarwel. Ziehier in het kort hoe de zaken staan, signor." Carlo's hart klopte bijna hoorbaar, toen ging hem een koude rilling door de ledenwel was hij gewoon gewor den aan de mogelijkheid van geweld door Comerio's toedoenhij kende den aard van den Corsicaan te goed om van hem te verwachten, dat hij, bij voorbeeld, als een Engelscliman of een Amerikaan handelen zou; maar, al had het hem nooit aan moed ontbroken, hij werd koud bij de gedachte dat hij twee dagen en nachten in deze akelige gevangenis moest blijven, en aan het eind daar van in koelen bloede vermoord wor den. En toch, wat stond hem anders te wachten? Of Anita moest in de zonde leven, óf hij moest sterven, er was geen ontkomen aan dit dilem ma! Zijn leven te begeeren, was hetzelfde als haar zedelijken dood te wenschenvoor zijn veiligheid te bid den, beteekende, dat hij haar ver derf vroegEn toch hing hij aan het leven met het natuurlijke, krachtige instinct van een mensch die gezond is naar lichaam en ziel. Nog slechts een paar weken geleden was alles hard en kleurloos voor hem geweest, maar nu, nu Francesca weder de zijne was, nu hij zich den roem kon voorstellen, schooner nog door hare liefde en sympathie, vol gezondheid en kracht, en van al het vurig verlangen zijner jonkheid, kon het anders of hij rilde bij de gedachte van in deze akelige Catacomben te moeten sterven Maar zou het, onder deze omstan digheden, wel zulk een groote zon de van Anita zijn? Was niet Merli- no's humeur lastig genoeg om een dergelijken stap te doen verontschul digen? Waren zijn eigen begrippen over het huwelijk niet ouderwetsch, gelijk Sardoni zoo menigmaal gezegd had Al zulke gedachten vlogen hem door het hoofd, maar gaven hem slechts een oogenblik van strijd, om dat het leven hetwelk hij nu drie jaar geleid had, hem op dit punt ei genlijk onkwetsbaar maakte. Zijn strijd lag grootendeels in de verzoe king Francesca boven alles te stellen, boven zijn geweten, boven zijn gevoel van eer en van plicht. Hoe kon hij datgene verlangen wat haar tot droefheid en eenzaamheid veroordeelen moest, wat voor haar de grootste schok wezen, en al haar levensgeluk vernietigen zou? Het was de oude, oude geschiedenis, van den onschuldige die voor den schul dige lijdt; van den sterke die den last van den zwakke draagt, en al wat in hem was, kwam in opstand bij de gedachte, dat de vrouw die hij boven alles liefhad, zou moeten lij den; hij wendde zich met afschuw af van de schijnbare onrechtvaar digheid in de wet van het leven Maar terwijl hij daar in stomme, hopelooze smart, met het hoofd voor over op de schavelingen lag, kwam op eens het vreemde bewustzijn tot hem dat, al was hij geketend, geboeid en bewaakt, een hulpelooze gevangene, die zelfs niet wist waar men hem na zijn dood nederleggen zou, dat hij toch het leven van Anita in zijn macht had. Hij wist, even goed als hij zich bewust was te leven, dat, indien hij zich niet in zooverre overwinnen kon, vrede te hebben met de gedachte dat men hem ging vermoorden, zij zich ook niet zou willen laten redden van het doen van bet kwaad ten koste van zijn leven. Misschien streed ook zij op dit oogenblik met een vreese- lijke verzoeking. Haar liefde voor hem, nog zoo kort geleden in haar ontwaakt, zou haar dringen om hem, tot eiken prijs, in het leven te houden, terwijl Comerio's macht over haar, tienmaal zoo groot zou worden door dit dui- velsche plan, zoo slim door hem ontworpen. Het was duidelijk, dat de Corsicaan vast besloten had haar voor zich te winnen, nu, terwijl Carlo nog wankelde onder den slag hem door zijn vijand toegebracht, terwijl hij aarzelde zooals een ieder doet om het kwaad in het aangezicht te zien, om de kosten te berekenen, opdat men op alles voorbereid zij Ook Anita deed op dit oogenblik haar laatste, beslissende keuze. Wel ke geestelijke of wetenschappelijke uitleg men er ook aan geven moge, hij wist, dat zij onbewust invloed op elkander uitoefenden, dat er een zekere kracht was, die haar besluit afhankelijk maakte van zijn bereid willigheid tot zelfopoffering. Het was zuiver onmogelijk dat zij gered zou worden door wat hare verbeelding haar voorspiegelde, door alleen een oppervlakkig geloof aan zijn bereid willigheid. Hij moest zeer beslist wenschen, dat zij van Comerio gered zou worden, al kostte het hem nog zooveel, eer zij zóózeer onder den invloed kon komen zijner toewijding, om datgene te kiezen wat werkelijk goed was. Het moest een feit zijn, hetwelk voor haar leefde, en niet een nevelachtige hersenschim, die haar zou redden. En toch, hoe kon hij iets wen schen, dat bitter verdriet zou bren gen aan Francesca, dat al zijn hoop om een werkzaam deel te nemen aan het leren, teleurstellen en een plot seling einde aan zijn loopbaan ma-1 ken zou Het zou zelfs geen schoone en roemrijke dood zijn zooals dien van zijn vader en van zijn grootva der, maar een afgrijselijk einde, als van een dier dat geslacht wordt, een afschuwelijke, vernederende dood in een roovershol zonder een enkele vriend om hem te troosten, zonder éen afscheidswoord tot hen die hij liefhad En nogmaals kwamen hem de tranen in de oogen, want hij zag wederom het rijtuig de poort van het arsemaal uitrijden, hij her innerde zich Francesca's glimlach toen zij de laatste maal bij het ver laten van het jacht afscheid van hem nam, en hoorde nog den blijden toon harer stem, toen zij hem toeriep A rivederci! „O, mijn God 1" steunde hij, „hoe kan ik verlangen te stervenHet is meer dan een man kan dragen Half stikkend van aandoening, en snakkende naar lucht, richtte hij zich een weinig op, zijn gelaat als bij instinct naar het licht gekeerd. Zoo het scheen, vereenigde Lion- bruno met zijn beroep van roover, ook het meer vreedzame bedrijf van timmerman en houtsnijder, en door een wonderlijke ironie van het lot hadden meest al zijn houtsneêwerken een of ander kerkelijk onderwerp. Tot wederziens In deze geheime schuilplaats van bandieten waren fijn gesneden offer bussen te vinden, bestemd voor een prachtige cathedraal of kapel; fraai ontworpen rozenkransen, die wellicht eenmaal in het stille bidvertrek van een aanzienlijken edelman een plaats zouden vindenen kruisen bij het dozijn, daar deze altijd aftrek hadden. Carlo was zoo gewoon alles nauw keurig op te merken, dat hij onwil lekeurig, ondanks zijn groote smart, al deze bijzonderheden in zich opnam. Lionbruno had een paar fakkels ge zet in een uitgesneden blaker, een kleine lamp met een blinkenden re flector aangestoken, en zat daaronder op een laag stoeltje aan een kruis beeld te werken, schijnbaar dood on verschillig, maar een wonderschoon effect te voorschijn brengende. Eeni- ge minuten lag Carlo zwijgend naar het uitsnijden van een der doorboor de handen te kijken, toen op eens de duisternis rondom hem week voor een stroom van licht. Was hetgeen hem nu overkwam werkelijk meer dan een man kon dragen? Hij kon zich niet onderwerpen geen gezonde menschelijke natuur zou er toe in staat zijn, aan doellooze pijn, of nuttelooze zelfopofferingmaar kon ook hij niet enkel God's wil trach ten te doen, en rustig de gevolgen aan vaarden de wereld, en het vleesch, en den duivel in het aangezicht zien, zooals de God-Mensch gedaan had, door de kracht van zijn onge schokt geloof? Ja, hij gevoelde dat het mogelijk was! Er was in de diepste diepte van zijn gemoed iets waartoe hij, zoo hij het wilde, zijn toevlucht kon ne men, een kracht, oneindig grooter dan zijn verlangen naar de vreugden van het leven, naar liefde, en vrij heid sterker ook, dan die zijde zijner liefde voor Francesca, die hem hui veren deed bij de gedachte aan haar droefheid en eenzaamheid Carlo was geen theoloog; hij zou misschien zijn vast geloof niet onder woorden hebben kunnen brengen, maar hij had de overtuiging van een rein gemoed, en de kracht van den- gene die er altijd naar gestreefd heeft zijn zwakheden te overwinnen. Hij geloofde, in den eenvoudigen en letterlijken zin, dat God zijn Vader was, niet in naam alleen, maar in derdaad. Hij wist dat hij, gelijk ieder ander mensch, het in zijn macht had te leven als een zoon of als een huur ling hij wist, door dat zekerste aller bewijzen: de ondervinding van het dagelijksch leven, dat hij de stem der zelfzucht enkel tot zwijgen kon bren gen door een voortdurend streven in nauwer betrekking te komen met dien leven-gevenden Geest, met wien hij in waarheid verwant was; dat zóo zijn geest niet sterven, maar groeien en zich ontwikkelen zou Zijn verwarde gedachten, veroor- zaakt door lichaamszwakte en door de spanning van zich aan de genade overgeleverd te weten van hen die geen genade kennen, begonnen lang zamerhand tot klaarheid te komen toen hij de kracht gevoelde van die wijsheid, en liefde en vrede, die heei'scht over al de zonden der wereld, en die inderdaad ze „te niet doet" door de eeuwige macht van liefde en zelfopoffering. Het verbaasde hem bij na hoe hij een oogenblik te voren een zoo wanhopigen strijd kon ge streden hebben, hoe hij zóózeer in op stand had kunnen komen tegen zijn lot. Wat deed het er ten slotte toe, indien al, voor een wijle, het kwaad scheen te zegevieren, en macht sterker scheen te zijn dan recht? Was |j het niet schijnbaar altijd zoo geweest, van de schepping der wereld af? En had toch niet langzamerhand het goe de de overhand gekregen, en getrium- feerd, door oogonschijnlijke vernieti ging heen? Boven al het wee van zijn droefheid, en smart, en verlies, werd zijn ziel, gelijk zoo menigmaal in al die jaren, vervuld van een won derbaar gevoel van geluk, van die reine vreugde die gelegen is in het erkennen van Gods wil, en in het ernstig streven dien wil te volbren gen. In dit andere licht gezien, scheen het hem minder vreeselijk de toe komst tegen te gaan, hoewel hij het gewicht er van niets minder gevoel de. Er ging als een golf van ver schrikking over hem heen toen bij zich voorstelde wat er op ditzelfde oogenblik misschien gebeurde, en alle gedachte aan zijn eigen ik stierf ge heel weg, toen hij, in ontzettende réac- tie van het beeld der volmaakte Rein heid en Liefde, zich keerde tot die van zonde en onreinheid. In den grootsten angst bad hij hij wilde nu liever duizend dooden sterven, dan dat Anita zou verzinken in dezen zwarten afgrond, in deze helsche tegenstelling van alle liefde en licht. Hij bekommerde er zich niet om dat velen zijn aanhangen van de wet van Christus wat het huwelijk betreft, slechts ouderwetsch vooroor deel zouden noemen, het deerde hem niet dat de wereldwijzen zouden zeggen, dat hij zijn leven wegwierp om zijne zuster te bewaren voor het overtreden eener overeengekomen wet. Hij wist dat dit niet zoo was. Want daar het de reinen van hart zijn die God zien, zoo zijn het ook de reinen van hart die instinctmatig voor het kwade terugdeinzen, en het afschuwelijke der onzedelijkheid ge voelen, zonder na te pluizen waarin het bestaat. Zoo gingen de uren van den nacht voorbij, en hij bad zonder ophouden voor Nita's redding. Eerst tegen den morgen keerde het bewustzijn van zijn eigen toestand tot hem terug. „Het moet nu Dinsdag zijn," dacht hij, toen hij van zijn ruwe legerstede opstond. „Morgen zal ik sterven." Maar deze gedachte had alle bitter heid verloren, want toch zou de dood overwinning wezen. HOOFDSTUK XXXII. Het geschiedt al met den Wil van God. Geschiede Uw Wil, hoe 'fc zij, wat het ook zij, Geloovend, niet te zien is ons een zegeu. God kent al wat bestaat; eens kennen wij, Wat het ook zij. Wij roemen in Zijn Wil, al zijn wij vrij. Ja, schoon wij onze wenschen niet verkregen, Zijn wijsheid leide ons op de beste wegen. Hij die het al doorgrondt, Hij kent ook mij, Bij Hem bernst mijn lot, wat het ook zij. Christina Rossetti. „Gij hebt een slechten nacht ge had, signor," merkte Lionbruno op, terwijl hij van zijn werk naar den gevangene keek. Carlo, die tot het einde toe zijn zin voor het komische niet verloor, begreep den dubbelen zin die de vraag bedoelen kon, en glimlachte. „Ik heb niet geslapen," antwoord de hij. „En gij?" „Ik," zeide Lionbruno, de schou ders ophalende, „heb ook niet gesla pen, om de wacht te kunnen houden." „Gelooft gij dan dat het mogelijk zou wezen met deze boeien te ont snappen „Neen, het zou onmogelijk zjjn, zelfs indien de weg naar de buiten lucht niet goed bewaakt was. Maar het is een vaste wet bij Brancaleone, dat een gevangene dag en nacht bewaakt moet worden. Het zou ver velend genoeg geweest zijn, zoo ik niet mijn voordeel met u gedaan' en u als model gebruikt had." Wordt vervolgd). Gedrukt b(j DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1897 | | pagina 6