„"tqoij jqosu loop tuapaoM }aq jbk
puBjaapBA suo jooa qoo qesz apaoS aazuo piaqSipaq
ap ui u;)m noj]j3A }sba naa 'joojaS aBcqqiiMuo uaa
qoop 'uaqaads }aop ooz fim aip piaqSiuniziqaq uaaS'
si }aq 'uaSipuia [BZ qqasu azap qoo '}aq jbz fijj//
M(j uioojp auooqas
aip na))BAaq nauunq piaqjsBAA fiz tioz 'nftz qfqaSoui
}aq noz 'q "ua^oadsjuo jm ja sbaa piaqfiiA jap maojq
ap na°Bjpa§ najqonjA psq a^quaap tuapoq nap jap
'paojq aa}o8jaA }ajj -uopiaM apuauaoaS ua napjaA aSij
-8AA J8A0 'q]OA jso|J8a 'pfiJAaq uaa ibao ap]BBj}s jqoq
}aq ua quozaaA apmooaisaaAO SaM ap qr?p 'paojq
pq 'qqoij ;aq pjaM apliz aip uba ua 'uapjqqaint
a}j8A ap }m uaquojq JBBp qoog •fim jauiaAO dooq
-ubaa ua sbaa fiqjooA sa;jB 'uapajaS sbaa sjaaSaaA a; sap
-|B }sp ';siai qi ua uaAjnpBqos aqfqajqoBn ua uapoop
'napuoMaS uba uappira a; pjaAÜbqs uaa do fun ap
-uioojp qi// 'puaqBMjuo Suijarainp agqqoBspooq ufiz }in
apuoAvaB ap quids (('uaoiziA uaa uaAaiBBp psq qp/
•pfujs uazoopp
-sua uap bu apnj apaoopaSuo 50} uBsSagui uajaA aaaz
qoo uajBAA {B 'saaq aapuoz Sou uapuop uaaiim ap ua
uaSiqsaSjB tnaop ap sbm Sup azap qoo qaog -uadaaiAA
uajqoBaS ap ui poopaS jo puoAiaS uaqs ua nainjojs
Sbejcuo pubCia ua puaiJA jam aip 'sjappspnaois 'ajqna
-aSsoj uapaaSapq ap aoop 'aap uajaopaaau puaquaq
}aq ua uasuBaqqad apaaSnqsaSSBBpuo aap piiqaS puassis
}aq 'spSoq uauaajs apnaigojdjaau aap uaaapuop }aq
'aa^aiqaSpaBBAAZ puapfius pq 'uapaqs|B\UBB apaoAA
ap pin apSuatuaaA qaiz uapuoAiaS aap uatuaaq pip
ua uaiqaoA\ uaAoq jbbu uapods ap sSubj uapoA ua
uapuBq pui qaiz 'suaao; ua uapsM uba uaSaauajfid
uap aoop paapuiqaSuo 'saacuaopaq ap ]fi«aa} 'uauaap.
LZ T
•jsSub uaqfippoop ua piaq
-soojapua uba Suiqqtupiin apuapazpo aip pui uauaq
-aa} a; uaqqaaj aufiz mo ufiz paora panaqaS paA aBBp
pp '}siaa ua pSuaf aaufiz puaiiA uap apuaq Liq 'apap
-raaBjj uba aiPM uba map ap qoo quojq pSaozag
„(jaaiq &S }tnoq
aoq 'paiqosaS si ;ba\ 'paooA\}UB qooj jaaS jpasaar)//
•uapusq ap ui pB{
-aS }aq ;qanz uapuaunaaq uaa pen puaaaAinq fiq Saoq
-aaA uao} 'uapjUA qaajaaA }aq aip uajqoizaS aSpsSuu ap
p J8ao jBBiSSinq uap uba uaSoo ap uapaiS puaSfiM^
•do mapi^ saaa 'uaquap aj puoAi ufiz mo aapuog
<i(j uaraoqaaA»
n si paaj qp^ ,jn PAV j paejao 'paBaaQ//
•nauuiq jbbu maq pm uaSuoap
'uamoqaq uaqqaq a) jojaaA aapuoz 'uajapa auapiaqosaa^
•Sui}}az}uo uba }aaaq uaa quo|q jbbziooa ap ui qoo
pUBpag UBA
jBBaSSanq ajBqpquBMUo 'aaaddsp ap 'ufiz auaoo^ uba
pjBaafj 'uaSoo apiaomaaA aufiz ui qqq uazoopdoq 'uajqop
uaip ;am 'uapusq apuoAAaS 'appAjuo aip }am 'mpq ua}
-quapaS ufiz pm 'qoauadiiM uapaojqaq 'uapanaqosaS ufiz
}am uBm aip uoq 'qfipSora jaq sb^ mapaap Subijooa
uap rao pSus ua ppqsooppBi hijbbaa uaqqaa} ajpraaS
-J8 ua dooap aa}BA\ }aq ^iuibbav uaaapaajq }am 'pdsaq
'ïqfipaq 'uaaqasaaA aqsg ap do agspaS apuapquBAA
uaa uao} 'uaaui uapusq auunq qaiz uapraajq Sonj
((qqoBjq ulira }qoq n u; 'apfiz za} spaajs
firajfqq 'aAinaiu pq uba unap a}S}qoaq ap si uapaa}
uoq Snaa} ooz aip 'sinquaASaS apno }aq }in uooz uaa
'ppBjdsira }aiu si pq 'aj|i^ 'naAAUoajaaA mn jooa
qusp qaq«tpfiap ua SuipAAp aapuoz uaaaj a; paaAAa?-
punSaaA poo pq si puBmam 'pusj ua }sjoa aau uba.
OSf
126
dronken in de golven, in Vlaamsche kerkers, als=
bisschop Guy, of gewond, als jonker Willem te Zieric-
see, dat met eiken dag meer en enger wordt ingesloten,
en dat onmogelijk zal kunnen weerstaan aan het on.
afgebroken beuken der mangeneelen, aan het dreunend
neerploffen der steenen kogels en aan de reuzenkracht
der stormrammen, evenmin als de bezetting de over
macht der vreemde krijgers.
De opperbevelhebber op wien thans alle verantwoor
delijkheid rustte der verdediging, bevond zich, na
geëindigde beraadslaging met de kapiteinen der bur
gerbezetting, alleen met Heer Willem. Zacht was hij'
diens vertrek binnengetreden, doch vond hem afgemat-
door bloedverlies en wondkoortsen in een onrustige
sluimering.
Op zijn ontwaken wachtend, zag hij een oogenblik
neer op de golvende zee van tenten, paviljoenen, banie
ren en wimpels buiten de muren, waar de ijzeren storm-
kappen glinsterden en de vlijmende speerpunten het helle
zonlicht weerkaatsten. Hij herdacht hoe voor weinige
uren een donderende aanvalskreet weerklonk en de con-
rooten oprukten, woest en ontembaar als de bruizende
golven, de pauken en klaroenen schetterden en het
staal rinkelde, terwijl de hooge poorten wankelden
onder het beuken der stormrammen, muren en kan-
teelen kraakten, de neerploffende steenen, uit reusach
tige blijden in de stad geslingerd, de huizen verpletter
den, en de bezetting terugdeinsde voor de vlijmende
pijlen der springalen.
Hoogopgetaste bergen rijshout en horden waren in
de grachten geworpen en over dit deinend vlak storm
den de aanvallers, met hunne ladders en klemden die
met hunne ijzeren krammen tusschen de voegen der
131
//Hoe ik hier kom?" klonk het eindelijk dof, //ik;
ben ontvlucht uit de handen der Vlamingen, ik
was niet gevangen op mijn eerewoord doch vraag
mij niet hoe, ik weet het niet. Door stroomen ben ik
gezwommen, door beek en heb ik gewaad, op het punt
gestaan in moerassen te verzinken, 's nachts schuilde
ik in de bosschen, 's daags vervolgde ik mijn weg,
gejaagd, gewond, vervolgd, maar toch mijn doeL
is bereikt, ik kan u bericht geven
Uitgeput zonk hij achterover. Haastig werd hem,
een beker wijn gebracht, in hevige spanning hing al
les aan zijne lippen, eindelijk keerde een weinig kleur
terug op zijn doodsbleek gelaat, doch geen leven blonk,
in de strakke oogen bij den doffen kreet:
//O, God, moet dit dan het einde zijn van al ons
worstelen en strijden, vernietigd door éen slag
//Gerard, spreekbij al wat u heilig is, gij foltert ons?"
//Zoo hoor mij dan. Guy van Vlaanderen is met zijn
vloot voor Geervliet geankerd en zijn komst sloeg het
gansche land met schrik en ontzetting, zoodat bijna,
zonder beraad, geheel Holland zich aan hem heeft onder
worpen."
//Het platte land, maar de steden, de steden?"
//Leiden, Delft, Gouda, Schoonhoven, ja bijna al de
steden hebben Vlaamsche bezetting ingenomen en Guy
trouw gezworen; het platte land schijnt ontvolkt en
alles vlucht reeds naar de bosschen als zich éen Vla
ming vertoont. Al de dorpen die niet zijn verbrand
en uitgeplunderd, staan leeg en verlaten, slechts de
kerken zijn vol radelooze vluchtelingen, zelfs de stoere
West-Friezen zijn als verplet, geheel Holland tusschen
de Maas en den Houte huldigt Guy."
Doodelijke stilte heerschte in het rond, ontzet zwegen