EEN MOEDERHART DOOR LIESBETH VAN ALTENA. 6) De stille getuigen van het vluchtig gebarenspel, de oude moeder met hare menschlievende kinderen, schemerden de oogen van deernis, èn met den armen lijder èn met de beklagens waardige moeder, die zijn stem nim mermeer zou hooren, tenzij er een won der geschieddeeen wonder dat een tweede zou zijn te noemen, aan hem gewrocht, want dat hij nog altijd leefde was een wonder op zich zelf. Een wonde aan de keel en een in de borst, mochten niet doodelijk zijn geweest, beiden waren toch nog altijd zorgwekkend voor de beide artsen, die zijne behandeling op zich hadden genomen. In de borst huisde nog altijd een kogel, die elk ander leven zou hebben afgesneden. Al had hij moeder een woord willen toevoegen, hij kon het niet. Hij hield hare hand slechts in de zijne, doch sloot de oogen weder als ontzonken hem de laatste krachten, verzameld om haar nog eenmaal te zien. „Dat ik lijden mocht voor u, mijn arme, arme Philip, en ook Blanche zou het voor u wenschen. En nu begon zij hem te spreken van Blanche en de kleine Tine, die zich zoo bijzonder ontwikkelde en toen het drietal onder welks dak zij zich bevond zich had verwijderd van het plan, dat zij had ontworpen, om hem te verplegen in een geriefelijk thuis te Brussel. Zijne matte oogen flikkerden weder even. Juist kwamen de artsen voor het nachtbezoek en zoo kon zij dezen spreken en met beiden overleggen wat haar te doen stond, om niet te lang misbruik te maken, van zooveel edelmoedigheid als haar en haren zoon werd betoond, door volslagen vreemdelingen, aan wien zij de schuld der erkentelijkheid nimmer zou kun nen inlossen. „Wat die gastvrijheid betreft me vrouw Day, daarover moet u zich niet bekreunen," verzekerde de eerste dokter. „Elke goede daad vindt haar loon immers in zich zelve? Wees verzekerd dat ge u hier volkomen thuis kunt gevoelen. De familie de Rulhière leeft uitsluitend voor anderen en acht het plicht zooveel mogelijk de ramp, die u getroffen heeft te leni gen. Dat uw zoon niet te vervoeren is, ziet u zelf. Ik zou dus, in uwe plaats, eenige dagen hier blijven, in de over tuiging de familie geen overlast aan te doen. Over acht dagen zal er ten goede of ten kwade veel veranderd zijn." „Ik zou hem zoo gaarne 't genot gunnen vrouw en kind weer te zien." „Geduld mevrouw, ook daarmede. Elke aandoening is levensgevaarlijk." „Ik zou mij in Brussel kunnen inrichten." „Geduld, nog eens mevrouw Day. Tracht uw schoondochter daartoe mede aan te sporen, opdat ook zij in het onvermijdelijke beruste!" Toen trad de arts naar de lijdens sponde en begon met zijn assistent den gewonde te onderzoeken. Begreep deze wat er om hem heen gebeurde? Zij wisten het niet. Hij scheen weder geheel bewusteloos. Toch waren de geneesheeren voldaan. Bloedverlies was alleen oorzaak van zijne uitputting. Dat hij nog leefde ge leek beiden een wonder. Dit verzwegen zij echter, zoomede dat hij reeds een gevaarlijke operatie achter den rug had. Zoo moest de arme moeder haar woord breken aan het jonge moedertje, dat als sneeuw voor de zon verging in de dagen der verschrikking, die door zulk persoonlijk lijden werden ver zwaard, dat zij er onder dreigde te bezwijken De ellende der stad was ten top gerezen. Het Bewind dat met krachti ge hand de keizerlijke teugels had gegrepen, hoopte Frankrijk weder een waardige plaats in de rij der volken te doen hernemen. 't Vreesde nochtans al heel spoe dig, den gehaten Pruis de poorten te moeten ontsluiten. Alle verschrik kingen van gebrek aan voedsel had den zich reeds doen gevoelen Ratten, honden en katten werden met graagte genuttigd, en het scheen wel dat tot den laatsten man toe, liever van honger zou omkomen dan een Bis marck of koning Wilhelm een poort te ontsluiten, om door een triomfantelij ken intocht binnen Parijs, de glorie der overwinning ten top te voeren. Wat ware echter te winnen van zulk een overmacht, door te volharden in den tegenstand? Niets, hoegenaamd niets! En wie straks het luidst hadden getierd„Liever dood, dan ons over te geven!" eischten thans overgegeven te worden, op genade of ongenade. Het Gouvernement trok zich naar Versailles terug en toen het pleit was beslecht en tot de overgave der stad besloten, toen volgde de gehate intocht der Pruisen als in een stad des doods. Het overmoedige Frankrijk bedreef rouw door zijn hoofdstad. Niettemin trok het Duitsche leger er door, om in Versailles zelf, zijn koning te ver heffen tot keizer, en Frankrijk een brandschatting op te leggen als kroningsgift voor een eersten keizer Wilhelm. De Brusselsche dagbladen hielden heel de stad op de hoogte van den toestand van Parijs. Mevrouw Day verslond de berich ten, gekluisterd aan de lijdenssponde van den zoon, gelijk haar geest ge durig afdwaalde naar de wieg van zijn dochtertje en de jonge moeder. Hoe moest Blanche haar veroordee- len haar verdenken, hoe onschul dig zij ook waren aan de voortdu rende scheiding der jeugdige echtge- nooten. Met den besten wil zou Blanche haar buitendien niet aan die lijdenssponde kunnen vervangen. Als verpleegster miste zij alle ervaring, en zou zij zich zelve te veel aan eigen droefheid overgeven, bij den allertreurigsten toestand van een aangebeden echtvriend, die tot levenslange sprakeloosheid werd ver oordeeld, ingeval inwendige verwon dingen niet doordrongen tot delevens- organen, zoodat hij kon blijven leven. Inmiddels wist de arme moeder en vaderlandslievende vrouw, hoe veel dieper dan ooit te voren, de Parij- zenaar in den hartader was getroffen hoe weinig voldaan hij was over den loop der omstandigheden. Iedereen zou flinker zijn opgetreden dan het Bewind opgetreden was, en in stijgende ontevredenheid, meer en meer verbitterd,op een iegelijk die eenig aanzien had, of aristokraat was van geboorte, dreigde het volk te zullen triomfeeren op zijn beurt, over hen die voor Duitschland hadden gezwicht. De Commune trad op, en Parijs dreigde zich zelve in zijn machtelooze zwakheid te vernietigen. Blanche kende den benarden toe stand van de stad harer inwoning veel minder goed, dan mevrouw Day. Onwillekeurig mokte haar hart tegen de zoo vereerde moeder, nu hare overkomst naar Brussel in eiken brief werd verdaagd, en er zelfs geen sprake meer van scheen te zijn, om er een eigen woning te betrekken. En hoe inniger smachtte zij eiken dag naar deze heerlijke verzekering „Ik heb gehuurd! Ik verwacht u!" Uitsluitend met Philip vervuld, slechts levende van de aankomst der eene post tot die van de andere, mocht zij nu en dan ontstellen van ongewoon straatrumoer, de oude Gilbert wist haar toch nog altijd het ergste te verhelen, en volkomen gerust te stel len, nu het gevreesde kwaad voorbij was, en de verwenschte Pruis weder was afgetrokken. Zij leefde trouwens in zulk een afzondering dat zij niet in Parijs scheen thuis te behooren. Op zekeren namiddag werd zij onverhoeds aan die afzondering ont rukt, door de kennisgeving van den portier, dat een dame was komen onderzoeken naar den toestand van den Kapitein, en tevens gevraagd had of de oude mevrouw Day haren zoon in Brussel verpleegde. De portier had den naam der dame gevraagd doch zij had eenvoudig ge antwoord „Die doet niets ter zake. Zeg maar aan mevrouw Day, de jonge wel te verstaan, dat ik morgen op hetzelfde uur terug kom." „Dat kan geen andere zijn geweest dan Julie!" prevelde Blanche, en zij kon geen blijde verrassing ontveinzen, bij de hoop zich niet te bedriegen, en hare zuster binnen vier en twintig uur weder te zien. Hoe welkom zou zij haar wezen, in zulk een eenzaamheid Philip zou het stellig vergeven, indien zij in haar treurige verlaten heid en voortdurenden angst, een zuster met open armen ontving. Den volgenden morgen voelde zij voor een nieuw leven te ontwaken. Gedurig keek zij naar de pendule en telkens liep zij naar den salon om van verre te spieden of Julie reeds in aantocht was. Onwillekeurig gevoelde zij dat er banden des bloeds bestaan, die, hoe los ook geknoopt, hoe ontknoopt zelfs, op een gegeven oogenblik zich doen gelden en als taal ontvangen. Zij had zich nooit meer om Julie bekreund. Waar zij gebleven was wist zij niet. Waarmede zij haar brood verdiende evenmin. Doch wat was haar daaraan gele gen Binnen een uur kon zij haar wederzien en haar hare kleine Tine ver- toonen als haar trots, haar roem en mettertijd „Grootmoeders rechter hand!" Uur aan uur hoopte zij op het vol gende. Toch moest de schemering val len aleer zij aan haar innig verlangen zag voldaan. HOOFDSTUK V. Mademoiselle Julie Vivian had niet weinig het toeval gezegend dat haar in kennis had gebracht, met een der hovelingen, van niet al te soliede reputatie, maar rijk genoeg om alle invallen bot te vieren, ja, zelfs die van tijdelijke uitverkorenen, in wier gezelschap en bij wier vroolijken toon, hij èn zijn leeftijd èn allerlei soort van zorgen kon vergeten. En nog meer was zij in haar schik, toen zij haren intrek kon nemen in een rijk gemeubelden „entresol" in de buurt van den hooghartigen zwager, wiens huis voor haar gesloten bleef. Daar hij juist was uitgetogen, had zij hem, bij gebeurelijke ontmoetingen, nog niet op hare manier, uit de hoogte kunnen bejegenen. Hoewel ditzelfde vertrek haar juist gelegenheid schonk Blanche te overvallen, hield vrees voor de niet minder hoogmoedige schoonmoeder haar terug. Parijs moest de verschillende pe rioden harer vernedering ondergaan en zij zelve van angst en schrik soms ten einde raad zich gevoelen vooral toen de vlucht der Keizerin die der hovelingen ten gevolge had gehad, en zij zich van hare bescherming zag beroofd, aleer zij vernam dat Kapitein Day in Brussel werd ver pleegd, en nog wel door zijne moeder zelve. Zij haastte zich bij den portier op persoonlijke verkenning te gaan. Het was dus geen zusterlijke liefde, maar eigenbelang, dat haar naar Blanche dreef. Waar moest zij van leven als de laatste toelage van den Graaf was opgeteerd, en hij verzuimde haar een nieuwe te zenden Eenmaal vertrokken, achtte hij wellicht den band tusschen hen verbroken En met somberen blik, staarde zij de haar omringende weelde aan. Deze mocht haar in vollen eigendom zijn geschonken, zij kon er toch niet van eten. Alleen kon zij stuk voor stuk prijs geven om de huishuur te betalen. In de ongeluksdagen die over Parijs waren losgebroken, zag zij geen kans nieuwe banden aan te knoopen, al thans niet zoo winstgevend. Op eer volle wijs in haar onderhoud voor zien hoe gaarne wilde zij het zelfs, maar kon een jonge vrouw er aan denken, die dit nagenoeg levens lang had beproefd, doch elke poging schipbreuk had zien lijden? Destijds kende zij echter van verre de weelderigheid niet, die haar thans tot tweede natuur was geworden. „Liever dood dan er afstand van te moeten doen!" zuchtte zij. „Blanche moet mij handhaven tot tijd en wijle. Wie weetof niet de Keizerin zelve, dan toch haar aan hang, het waagt terug te keeren Aldus prevelend opende zij een secretaire, om het afscheidsbriefje van den Graaf te herlezen. Wellicht zin speelde hij wel op een of ander tijdstip, als dat van vermoedelijke terugkomst. Allicht kon zij een regel over het hoofd hebben gezien bij den schrik over zijn vlucht. Een juichtoon ontsnapte hiiar. Het couvert, achteloos indertijd ter zijde geworpen, lag nog op dezelfde plek. Mocht zij in het briefje geen regel hebben overgeslagen, zjj had het uit den omslag genomen, zonder acht te geven op een tweede papiertje, dat zy nu met een juichtoon begroette als een banknoot van 1000 fra. Blanche was voor het oogenblik vergeten, bij die onverwachte redding uit den nood, en de berekening hoe lang zij er van leven kon, met in achtneming der striktste zuinigheid. Tegen de schemering herinnerde zij haar boodschap aan den portier. Zij begaf zich onmiddellijk naar het hotel, nog altijd genaamd dat der de Grounouilles, alwaar zij zich thans liet aandienen als madame Vivian. „Blanche snelde haar met geopende armen tegemoet. „Julie. Julie! Eindelijkjuichte zij onwillekeurig. „Hoe dikwijls heb ik naar u ver langd, en gewenscht dat ge met Philip op goeden voet zoudt geraken, zoodat wij ons als zusters konden zien," nokte zij haar omarmend. „Ta ta taWat ben je toch altijd sentimenteel, Blanche. Laat Phi lip vrij buiten spel. Ik woon in de buurt, en heb het niet minder goed dan gijzonder mij een kluister om den nek te hebben geworpen, die mij van eigen bloed scheidt. Doch als die Philip met een arm, een been, een oog, wellicht met alle drie min der, terugkomt, zal hij wel een toontje lager zingen, tegen een schoonzuster die ik toch altijd blijven zal." „Och! spreek niet zoo akelig, en wek Tine toch niet! Zij is juist van daag zoo lastig. Ga nu maar eerst zitten en vertel mij dan verder, hoe gij het hebt." Al sprekend had zij haar doen plaats nemen. Wordt vervolgd). Gedrukt bq DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1897 | | pagina 6