EEN MOEDERHART
DOOR
LIESBETH VAN ALTENA.
9)
„De oude baronnes bleef altijd min
zaam, en toen zij was overleden nam
mijne moeder hare plaats in, en ge
noot ik alles, wat een wettige dochter
van een schatrijken, adellijken landei
genaar genieten kon. Ik werd opge
voed overeenkomstig den stand mijns
vaders en bereikte, niet beter weten
de, dan dat ik zijne wettige dochter
was, mijn achttiende jaar. Toen werd
mijn vader ziek en voordat er aan
eenig gevaar werd gedacht, was hij
niet meer. Nog dienzelfden dag kwam
mijns vaders broeder en zij ha
perde.
„En vroeg Julie die thans geheel
vooraan stond.
„En die broeder mijns vaders
broeder? Hij joeg... mijne moeder
en mij weg, gelijk eerloozen de
wijde wereld in om er zijnent-
halve te verhongeren Te verhon
geren Te verhongerenHebt gij
lieden mij verstaan Om er te ver
hongeren Nauwelijks gunde hij
ons de kleeding die wij aan 't lijf
hadden, omdat zij betaald was door
het geld van mijn eigen vader. "Wa
re hij er toe in staat geweest, hij
zou mijne hersens aan de honden
hebben toegeworpen, omdat zij zich
hadden ontwikkeld, omdat ik had
leeren denken, door het geld van
mijn eigen vader, dat natuurlijk de
meesters betaalde, om mij tot een
sieraad te maken van de meest ont
wikkelde kringen.
„Sedert verkeerde alles om mij en
in mij. Sedert heb ik den duren eed
gezworen om mij geheel te sluiten
en te wijden aan den minderen stand,
als de stand mijner moeder en
den hoogeren ten bloede toe te ver
volgen. Want, mannen broeders! in
dien minderen stand wordt en kan
niet zoo worden gehandeld als in den
hoogeren mijns vaders, met zijn vrouw
en kind. En nu burgers en bur
geressen, nu gij weet wie zij is die
tot u spreekt, beantwoordt nu slechts
deze vraag
„Begroet gij mij als een der u-
wen?"
„Zeer zeker zeer zeker!" klonk
het van alle zijden.
„Uw naam uw naam
„Louise Michelantwoordde zij
fier, de verheven standplaats verlatend
om haar weg te vervolgen voor zoo
ver dit, door de haar omstuwende
menigte, mogelijk was.
Julie was zoo ontroerd, dat haar eigen
plannen haar waren ontschoten. De
diepste deernis met de arme verstoo-
telinge maakte zich van haar meester.
Die stroeve mond, die sombere blik
ken, dat uitgeteerd gelaat, waarop
de blos der geestdrift niet eens kon
gloeien, zou het kunnen liegen?
Onmogelijk
Welk een lot! Na een jeugd van
weelde, aan de nijpendste armoede
bloot te staanEensklaps stond Louise
Michel weder stil.
Daar begon zij weder te speken,
neen, zij scheen vragen te beantwoor
den. Julie behoefde zich niet te ver
ontrusten over vuisten, die zij zag
ballen, over bedreigingen, die hare
ooren bereikten.
Ook zij behoorde immers tot het
volk, al stak zij in kostbare kleeding?
Zij was geen aristocraat zoo als Louise
Michel dit altijd zou blijven van va
ders zijde. Integendeel, de democratie
stond haar op het gelaat geschreven.
Zij sprak uit hare grove zinnelijke
trekken, die al zeer weinig geleken
op die van Blanche en toch was haar
het zusterschap met deze aan te zien.
Zij naderde Louise Michel inmiddels
weder zoo dicht, dat zij haar kon
verstaan, althans zij ving op:
„En daarom burgers heb ik ge
juicht, toen de geruchten der aan
vankelijke zegepraal louter verzinsels
waren, en juichte ik tienvoudig toen
het Fransche leger de nederlaag kreeg.
De aristocratie verdient nog duchtiger
kastijding, wil zij tot de overtuiging
komen dat de mensch mensch is, van
gelijke bewegiDg als ieder ander, in
welken stand hij ook leve!"
„Juist! Juist! Bravo! dat wil zeg
gen vrijheid, gelijkheid, broederschap.
Weg met de trotschaardsLeve uw
moeder! Wraak genomen voor Louise
Michel! Leve het volk!"
Meteen werden er keien opgeraapt
om de glasruiten eener deftige hui
zing te verbrijzelen. Als ware er
sprake geweest van een wel doordacht
plan, zoo snelden knapen met piekels
en houweelen toe, om de straatsteenen
los te woelen, en grijpende handen
onmiddellijk te vullen, voor telkens
nieuwe doeltreffende worpen. Derge
lijke tooneelen hadden reeds meer
plaats gehad.
Julie sidderde onwillekeurig. Toch
gunde zij den trotschen zwager en
diens nog trotscher moeder zulk een
begroeting, doch Blanche en Tine
moesten eerst in veiligheid worden
gebracht. Daarna daarna had zij
slechts uit te strooien dat de wree-
de oom van een Louise Michel ook
een de Grounouille was, en de weid-
scho huizing lag in puin. Doch daar
herinnerde zij zich het doel dat haar
op weg deed gaan. Ijlings sloeg zij
een hoek om en liep stevig voort,
weder een ander tooneel tegemoet,
dat haar dwong te blijven staan.
Gelijk Louise Michel straks het
woord had gevoerd en onwillekeurig
oorzaak was geworden van handtaste
lijkheden, die door geen ijlings toe
schietende burgerwacht zelfs waren
te fnuiken, werden anderen het elders.
En onder die anderen, bevonden er
zich, die uitgaande weinig hadden
kunnen vermoeden, zoo ver medege-
sleept te zullen worden.
Een geheel andere vrouwenfiguur,
een grootsche tegenover de nietige
eener Louise Michel, scheen lang geen
onbekende voor een groep goed ge-
kleede jongelieden, want zij ontving
menigen groet, toen zij onder al het
getier, zich huiswaarts spoedde, van
een repetitie in „la comedie Fran-
(;aise" alwaar zij 's avonds de hoofdrol
moest vervullen.
„Madame Agar! Madame Agar!"'
Zoo klonk het allerwege en in éénen
adem volgde de kreet. „Le Marseil
laise!"
Eensklaps zag Madame Agar zich
door den ganschen zwerm omsingeld.
Alle gemoederen waren ontstemd,
niet alleen die in lagere standen,
maar ook die in de kunstwereld.
De ontevredenheid was ten top
gestegen ook in héar gemoed en zij
hief het gevraagde lied aan met
haar krachtig, ver dragend geluid,
dat de tragedienne tot grooter roem
was geworden dan het haar als
opera-zangeres waartoe zij was
opgeleid ooit had kunnen gedijen.
Ademloos werden de trillende tonen
als ingedronken, totdat er een couplet
was gezongen. Toen barstte een oor-
verdoovend gejuich los, dat de kun
stenares niet minder streelen moest,
dan de uitbundigste toejuichingen in
eene zaal. Zelve meer en meer in
geestdrift ontstoken, wierp een Agar
niet minder een lont in 't kruit dan
een Louise Michel. Met dit verschil
evenwel; Louise Michel handelde
na overleg, in bitterheid haars ge-
moeds. Wie kon het in de ramp
spoedige wraken? Agar handelde
in de inspiratie van het oogenblik,
onbewust van het kwaad dat zij
al mede stichtte, en dat haar zeker
niet weinig duur zou komen te staan.
Immers, toen de orde was hersteld
werd zij gedurende twee jaren uit
Parijs gebannen, en nooit, nooit
werd haar den misslag vergeven,
in den drang van het oogenblik
begaan.
HOOFDSTUK VII.
Eindelijk zag Blanche haar innigst
verlangen voldaan. Een schrijven van
Mevrouw Day riep haar naar Brus
sel, altijd, indien de spoorrit veilig
viel te ondernemen en de kleine
Tine de moeder-, liever de voedster-
Iijke afwezigheid niet zou kunnen bena-
deelen.
In de laatste omstandigheid was
reeds voorzien. Een jonge, gezonde
burgervrouw, gehuwd met den zoon
van Gilbert, was ongeveer gelijk
tijdig met Blanche moeder geworden.
In overleg met den dokter, had
deze, hoe noode zij haar lieveling
ook aan de borst eener andere zag,
van het aanbod dier vrouw gebruik
gemaakt, om niet alleen eigen
krachten te sparen, maar vooral
de kleine te behoeden voor de ge
volgen harer onrust, dewijl voort
durende gejaagdheid over het lot
van den vader, nadeelig moest wer
ken op de zuigeling.
Aanvankelijken tegenstand was,
naar gelang de noodzaaklijkheid
om van het aanbod gebruik te ma
ken, zich duidelijker openbaarde,
in erkentelijkheid gekeerd, terwijl
dag aan dag, bij nadere kennis
making, Blanche's overtuiging wies,
dat zij de kleine aan geen trou
wer hoede zou kunnen overlaten,
dan aan die van Gilbert's schoon
dochter.
Niettemin kwam Julie als geroe
pen, om ook aan deze nog de innigste
zorgen aan te bevelen, hoewel zij
tevens haar leed moest betuigen,
dat zij haar, als zuster als zoo
danig Tine's natuurlijke bescherm
ster dat zij haar als zuster niet
kon voorstellen een wakend oog te
houden, om den wille van Philip.
„Om den wille van Philip! "Wel,
nu nog mooier! Moeder en zoon
blijven toch voorshands waar zij zijn
en in elk geval zou ik mij wel uit
de voeten maken, bij de thuiskomst
dier dwaze trotschaards. 't Zou voor
u een heele zorg minder wezen, te
weten, dat ik een oog in 't zeil
houd. Vreemden zijn toch maar
vreemden
Juist had Gilbert iets aan mevrouw
te vragen, zoodat hij zich daartoe
aanmeldde. Opgetogen bij het denk
beeld Blanche te vervangen, in
geheel die weelderige omgeving,
zeer vrijpostig van aard als zij was,
schroomde Julie zelfs niet van de
aarzeling harer zuster partij te trek
ken en den ouden dienaar toe te
voegen
„Mevrouw wilde u juist schellen
en u zeggen, dat ik hare zuster
ben en haar daarom tijdens hare
afwezigheid zal vervangen. Welke
kamer hebt gij voor mij bestemd,
Blanche?" vroeg zij in éénen adem.
Kon, durfde Blanche haar tegen
spreken, kon zij hare zuster ver
loochenen? Zij gevoelde bloedrood
te worden, maar even schielijk doods
bleek.
Gilbert keek de vreemdelinge, die
mevrouw dagelijks bezocht aan en
hem ontging daardoor de kleurwisse-
ling zijner jeugdige meesteres.
Toen mevrouw niet dadelijk ant
woordde, schreef hij dit toe aan
eenige moeilijkheid, om uit de vele
vertrekken de meest geschikte te
kiezen voor madame. Daarom waag
de hij de vraag:
„Zou de blauwe kamer niet de
meest geschikte voor madame zijn?
Met mevrouw's welnemen kan ze
dadelijk gereed worden gemaakt."
„Doe dat! doe dat! Juist de blau
we!" antwoordde Julie onverwijld,
en terwijl Gilbert nog niet geheel
verdwenen was, omarmde zij Blan
che reeds met een: „Wees nu vol
komen zorgeloos. Mevrouw's zuster
zal alles wel in orde houden, en
zoodra ge in aantocht zijt weer ver
dwenen zjjn."
„Zult ge mij telkens een briefkaart
zenden over Tine?" stotterde Blan
che, volkomen onmachtig om zich
tegen de overrompeling te verzetten.
„Zeker, zeker. Beter was 't ech
ter, dat Gilbert het deed. Trouwens,
ik zou het kunnen doen, als ware ik
het kamermeisje of de min. Je voelt
wel, dat een door mij onderteekende
kaart argwaan zou wekken en navraag
uitlokken."
„'t Is zooMaar zult ge heusch weg
zijn voor onze terugkomst? Beloof je
me dat plechtig, Julie? Denk toch
welk een ellende ge over mijn hoofd
zoudt brengen."
„Geen nood, geen nood. Integendeel,
want ik zal waken over uwe schatten.
En je begrijpt wel, dat ik voor geen
goud dien Day in den mond zou
willen loopen."
't Was haar aan te zien, hoezeer
zij er zich op verspitste, het geheele
dienstpersoneel aan haren schepter te
onderwerpen, in afwachting van het
grafelijke, dat het overlijden eener
oude, ziekelijke vrouw, haar toch
stond toe te voeren.
„Denk er nu over, in hoever ge
ongemoeid zult kunnen vertrekken.
De treinen loopen heel wat minder
geregeld dan in gewone dagen," ver
volgde zij met een van vreugde iet
wat trillende stem.
„Daar dacht ik zelfs nog niet aan."
„O! o! die oude kwaal! Nooit te
denken of iets met u zelve te over
leggen. Arm kind!" schertste zij.
„Stuur Gilbert maar op verkenning
en ge weet in een ommezien, waar
aan ge u zult hebben te houden."
Blanche was reeds heen om met
Gilbert te overleggen.
Onmiddellijk ging deze ter verken
ning uit, om weldra met de meest
gewenschte tijding terug te keeren.
Mevrouw kon er op rekenen, 's avonds
nog te Brussel te zijn.
Hoe innig Blanche zich ook op het
weerzien verheugde, toch kostte haar
de scheiding van de kleine meer dan
zij gedacht had. Bij herhaling kuste
zij oogjes en lipjes harer Tine, voor
dat zij haar aan het trouwe hart der
voedster leggen kon; .bij herhaling
drukte zij Julie er alle denkbare zor
gen voor op het hart, totdat Gilbert
moest herinneren aan het spooruur.
Toen dit sloeg bevond zij zich in
den trein en dwaalden hare gedach
ten van de wieg met haar hoopvol
leven, naar het leger der smarte,
waaraan haar krachtige Philip nog
altijd was gekluisterd.
Mr. de Rulhière wachtte haar op.
Hij ontstelde, zijns ondanks van de
verandering die het jonge vrouwtje
had ondergaan, drukte haar met
warmte de beide handen, heette haar
niet zonder ontroering welkom, doch
bleef gedurig steken in antwoorden,
op de belangstellende vragen der be
zorgde echtgenoote.
Moeder en zuster waren immers
oneindig beter geschikt om haar te
woord te staan dan hij Doch toen
deze de nieuwe gast, almede met
ongeveinsde hartelijkheid begroet had
den, ging het haar al niet beter dan
broeder en zoon, en meenden zij zelfs,
dat mevrouw Day veel gemakkelijker
de juiste woorden zou vinden, om meê
te deelen wat haar niet kon worden
verzwegen. En wel de treurmare, dat
Philip tot levenslange sprakeloosheid
was veroordeeld en ook zijn gehoor
zoodanig geleden had, dat hij als
doofstomme zijn leven zou moeten
voortsleepen.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.