EEN MOEDERHART DOOR LIESBETH VAN ALTENA. 10) Toen mevrouw Day de waarschijn lijkheid van dit ontzettende vonnis vernam, dreigde zij te bezwijken van smart, maar de zekerheid hem toch nog te kunnen behouden, ware 't ook in dien beklagenswaardigen toestand, verlichtte het zoo loodzware kruis. Niet zonder reden hoopte zij dat Blanche zich niet minder moedig zou betoonen, tegenover den armen lijder, dan dat zij het steeds zocht te doen. En werkelijk betoonde Blanche j zich moedig toen haar aanvankelijk gezegd was, dat hij vooralsnog niet mocht spreken en zij hem daartoe ook niet in verzoeking mocht bren gen; zelfs niet door naar zijn toe stand te vragen. In de vreugde des wederziens bespeurde zij noch iets van zijn doofheid, noch iets van zijn sprake loosheid, toen zij hem omarmd hield, en weende van blijdschap om hunne hereeniging. Philip was veel aangekomen, sedert moeder hem verpleegde. Zijn krachtig gestel was het zware bloedverlies geheel te boven, ja, hadde het bewust zijn, dat hij levenslang rampzalig zou zijn, hem minder verslagen, hij zou reeds geheel op de been zijn geweest, en toebereidselen hebben gemaakt voor de terugreis. Doch het voor hem zoo noodlottig gevolg van den oorlog, boog zijn moedige fiere ziel voor immer neder, zelfs derwijze, dat de dood hem een welkom verlosser zou zijn geweest, ondanks zijne drievoudige liefde voor moeder, Blanche en Tine. Nooit het stemmetje zijner kleine meer te zullen hooren, nooit met haar te kunnen spreken, voor immer een allertreurigste wederhelft zijner Blan che te zijndie zekerheid kon hem weinig met het leven verzoenen. "Welk een beklagenswaardig vader had thans grootmoeders rechter hand Welk een nacht zou hem voortdurend omringen! Welk een stilte heerschte er immer, nu geen geluid meer tot hem doordrong 11 En nog zoo als moeder op de lei had geschreven, nog giste Blanche de onherstelbaarheid van zijn treuri- gen toestand niet van verre Hoe zou zij dien schok kunnen weerstaan 1 Zij had hem zeer lief, zeer zeker. Zonder hem zou het leven haar geen leven meer zijn, maar hare liefde en geheel hare trouwe aanhankelijkheid waren den opgewekten, zorgeloozen officier, den vroolijken, levenslustigen Philip gewijd, maar niet den voor zijn tijd vergrijsden, levensmoeden invalide, voor wien geen gezelschap meer openstond, tenzij datuit deernis met zijn rampspoed. Hoeveel woelde en om en om in zijne ziel, als hij den anderen mor gen ontwaakte en gedroomd had van den vriendenkring van den huize. Hij had zich een indringer genoemd in dien adellijken kring zijner moeder. Toch had hij nooit iets ondervonden dat hem had gezegduw burgerlijke naam is ons tot ergernis! In de bitterheid zijns gemoeds, over moeders weigering om Blanche hare dochter te noemen, had hij indertijd zulk een ingebeeld onrecht aangevoerd i en, op zijne beurt, niet weinig hoog verzekerd, zich een eigen kring te zullen scheppen. Een kring als nu de zijne stond te worden, neen, een zulke had hij van verre niet bedoeld, van verre niet kunnen voorgevoelen. Evenwel, over den kring zijner moe der nadenkend, namen zijne gedachten een andere wending. Frankrijk lag hem Onder al zijn lijden nauw genoeg aan 't hart, om gedurig naar zjjn lot te vragen, zelfs zoolang en met zoo innigen drang, en zoo onbestemd bewustzijn van het lot van Parijs, dat hij dit in zijn droomen scheen te zien. Oogenblikken van bewusteloosheid werden afgewisseld door andere, van merkwaardige helderziendheid, zoodat hij zoo wel zichzelven, als den hem zoo hartelijk toegenegen gastheer de vraag stelde, in hoever zijn geest, tijdens den slaap, elders op verkenning kon gaan. Want, wat hem van Parijs werd meegedeeld, van Parijs in zijnen overmoed, van Parijs in zijn verne dering, van Parijs tijdens het beleg, van Parijs onder de Commune 't verraste hem nooit, 't scheen hem nooit nieuw, hij was er als bij voor baat mee bekend. Zoo schreef hij zekeren morgen op de lei, dat Mr. Veysset en Generaal Dombrowski 't gezag van Thiers wel zouden herstellen. „Mr. Veysset en Generaal Dom browski!" prevelde Blanche, toen de heer de Rulhière haar op de hoogte bracht, van het schriftelijk onderhoud met den patient Had Julie niet den mond vol van beiden gehad? Hoe kon Philip bekend zijn, met wat haar onder de roos was toever trouwd, nl. dat Julie, Mr. Veysset in kennis zocht te brengen met den Generaal, die, uit aanvankelijke in genomenheid met de mannen der Commune, zich gaarne ter hunner beschikking had gesteld, en alzoo een drietal posten bezet hield, om de eventueele terugkomst van het ver dwenen Gezag te beletten. Dombrowski's militaire talonten, zoo wel als de rechtschapenheid van zijn karakter, deden hem al spoedig de aansluiting betreuren, en naar een middel uitzien om zijne onafhankelijk heid te hernemen. Meer had Julie nooit losgelaten. Meer was Blanche dus niet bekend. Maar hoe kon Philip kennis van een en ander hebben gekregen Dat wist Philip zelf allerminst te verklaren. De artsen, die hem voortdurend behandelden, noemden hem „lucide." Maar wat was lucide? Een helderziendheid die uit zijne lichamelijke verzwakking was gebo ren. Die uitleg verspreidde weinig licht over een eigenschap, die me vrouw Day verklaarde nooit in haren zoon opgemerkt te hebben, Blanche dacht er niet over na, maar te meer over het geheim, dat zij met zich omdroeg, in zake Julie. Zij noemde haar voorzichtigheids halve nooit, bekend met de hoog hartigheid van moeder en zoon Day. Toch woog het geheim haar zwaar, omdat het ter zijner tijd verraden moest worden, ware 't ook door Gilbert zelf, wien zij kwalijk het stilzwijgen had kunnen opleggen, over de aanwezigheid eener mini- selle Julie, in het hótel der de Grounouilles, zelfs tijdens de afwe zigheid der eigenaars, om te waken over Grootmoeders rechterhand. Julie maakte inmiddels een uit stekend gebruik van haar onver- hoedsch verblijf in de weidsche hui zing. Zij stofte niet weinig op ha ren zwager en diens trotsche moeder, en vaardigde dagelijks meer bevelen uit, aan het dienstpersoneel, dan dit van de beide meesteressen ge durende eene geheele week ontving. Blanche zou te laat inzien welk een groote onvoorzichtigheid zij had be gaan, niet alleen om hare zuster bij de wieg der kleine te plaatsen, maar deze volle vrijheid gelaten te hebben, ten aanzien van koetshuis en stalling. Plotseling had men „la belle Julie" in de equipage der de Grounouilles zien rijden, en somwijlen zag Gilbert's kameraad zich meermalen daags genoodzaakt, in te spannen en Gil bert zelf de salondeuren te openen, voor heeren, die hij nooit had inge laten, of aangediend. Wat beide dienaren echter ge rust stelde was de bijzonderheid, dat onder de vreemdelingen zich Generaal Dombrowski bevond. Werkelijk had de Generaal zich heel vlug doen vinden, evenwel niet door de honingzoete taal eener Julie. Want, nadat deze bij herha ling vruchteloos toegang had gezocht, werd zij minder beleefd de deur gewezen voor immer, door personen die haar kenden bij naam en toenaam, en weinig konden gissen waartoe zij den Generaal zocht te naderen Inmiddels vernam zij van Mr. Veysset dat de ordonnans, Ilutzin- ger, onverhoeds tot „aide de camp" benoemd was zoowel ter belooning voor betoonden moed als voor ver kenning, tot in het kamp van Ver sailles toe. Hutzinger werd daardoor een man van beteekenis voor de vrienden, en daar Julie meende dat zij, ook door Hutzinger, aanspraak zou kunnen maken op de tien duizend franken, maakte zij hem op hare beurt het hof, en wel zoo dringend als hij het haar voorheen had gedaan. Maar Hutzinger was zeer op zijn hoede; zijne promotie maakte hem niet opgeblazen, dat zij verre, maar hij gevoelde dadelijk dat „la belle Julie" iets in het schild moest voe ren, toen zij er op aandrong dat hij op zeker uur ten harent zou komen, om kennis te maken met een aan zienlijk man. „Waartoe die kennismaking?" klonk onwillekeurig de vraag. „Waartoe? waartoe? Wat weet ik waartoe?" lachte Julie zoo aan biddelijk mogelijk, en ondanks Hut- zinger's verzet, zat Hutzinger ter besterader ure op den entresol eener Julie, en waagde Veysset een eerste aanval, die echter tot zijn niet ge ringe teleurstelling weinig bijval vond. Hutzinger vertrouwde niet op beloften van Versailles. Maar tot Hutzinger's verbazing dacht zijn chef j geheel anders over het vage plan, dat hij dezen natuurlijk dadelijk had over gebracht. De Generaal had niet alleen belangstellend geluisterd, maar verlangde den onbekende Mr. Veysset staande voets te spreken, met de woorden„Mijn plicht gebiedt mij persoonlijk uit te vorschen, wat er tegen of voor het welzijn van Parijs wordt gesmeed Hutzinger begreep de omzichtig heid, welke uit die verzekering sprak, doch bekend met de verachting die de Generaal de Commune was gaan toedragen, begreep hij evenzeer dat hij allicht in een onderhandeling met Versailles zou bewilligen. Nog dienzelfden dag geleidde hij Mr. Veysset naar zijn chef, en 's avonds had Julie Vivian hare tien duizend franken allergemakkelijkst verdiend. Nu zij zich eenmaal in een geheim betrokken gevoelde, geviel het haar echter weinig om weder onmiddel lijk op zijde gezet te worden. Hare nieuwsgierigheid was geprikkeld, hare belangstelling gaande gemaakt. Het beeld van Louise Michel bleef haar vervolgen, maar niet minder haar wrok jegens de trotschaards, wier hotel zij steeds meer als het hare beschouwde. Wat er stond te gebeuren giste zij wel niet „maar zoo sprak zij, na de banknoten te hebben ont vangen, „indien de heeren soms el kander willen zien ik zal maar zoggen in het geheim dan wel, dan stel ik mijn huidig verblijf ter hunner beschikking^ n.l. het ho tel der de Grounouille's." Geen voorstel kon Veysset aan genamer zijn. Hij had reeds van Generaal Dom browski zelf gehoord dat deze arg waan had opgewekt, door de onbe wimpelde verzekering zich in zijne vaderlandslievende verwachting be drogen te zien. Deze moest dus op zijn hoede zijn en blijven, en zou dus zeker ingenomen zijn met het houden der bijeenkomsten onder het grafelijk dak, ofschoon hij den „en tresol de la belle Julie" misschien wel de voorkeur zou hebben gegeven, om geen nieuwen argwaan op te wekken. Nu, wat dien „entresol" betreft, ook deze bleef ter beschik king der heeren. Julie maakte zich zelf nog verdien stelijker, door nog andere woningen aan te wijzen, en zich tot verdere diensten aan het vaderland zeer aan te bevelen. Ziedaar het hotel de Grounouille, welks naam moest voortleven in de kinderen van een Philip Day, het middenpunt van een groep mannen, die goed en bloed veil hadden tot verdrijving der Commune. Generaal Dombrowski vermoedde echter nog niet, hoezeer zijne gangen werden bespied, en hoe ras het zijnen bespieders verbaasde' hem bezoeken te zien afleggen in het hotel welks bewoners afwezig waren. Julie wist echter haar rol, als tij delijke eigenares, zoo flink te spelen, dat zich menig Communard niet min der hupsch ontvangen zag dan de welgezinden, terwijl het meer en meer opgehitste volk in den waan geraakte, dat Graaf de Grounouille, (een man die niet bestond, tenzij de Kardinaal kon worden bedoeld, die rechtstreeksch verbonden aan het Vaticaan, steeds te Rome vertoef de dat graaf de Grounouille de broeder moest wezen van den vader eener Louise Michelalzoo de wreedaard die de arme en hare moeder van het vaderljjke erfgoed had verjaagd. Julie had vermoedelijk zelve aan leiding gegeven tot dien waan, doch zij herinnerde er zich het juiste niet meer van, bekreunde zich allerminst om de afwezige moeder en zoon, die een scheidsmuur hadden opgetrok ken tusschen Blanche en haar eigen bloed. Gewoon naar den inval te hande len, nooit te wikken of te wegen, nooit licht en schaduw tegenover elkander te stellen of de belangen van derden in het oog te houden, ging zij onbesuisd haren weg, waB nu communard, dan republikein, om stuks, als haar Graaf terug zou zijn gekeerd, zich met hart en ziel aristocraat te betoonen. Met tien duizend franken in de beurs en kosteloos verblijf in een der fraaiste hotels, annex bedienden, equipage en vrienden van allerlei rang en stand, verlangde zij voor het oogenblik niets dan dat de Day's zouden wegblijven, tot het oogen blik dat de verdreven hofstoet terug keerde. Want, naar gelang zij thuis geraakte in Blanche's weelderige om geving, ontzonk haar den moed die weder prijs te geven. Hoe innig genoot zij van de equi page, van koetsier en palfrenier in livrei! Hoe trots sleepte zij haar kleed over de Smirnaasche tapijten, hoe wierp zij zich op de divans, als verzadigd van de haar omringende pracht, Blanche meer en meer be nijdend, die dat alles door haar kind eigendom mocht noemen, bij gebeurlijk overlijden van Philip en zijn moeder. Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1897 | | pagina 6