EEN MOEDERHART Nieuwsberichten. DOOS LIESBETH VAN ALTENA. 32) Doch zuster Eudoxia was hersteld haar verloftijd voorlang ten einde, en keer op keer herinnerde de abdis reeds datzij terug werd verwacht, dat er zooveel hulp van de overzijde van' den oceaan werd aangevraagd. Toen zij de laatste maar zeer be sliste' terug roeping' voorlas, zuchtte Mevrouw Day, haar de hand toeste kend: „Hoe zullen wij u missenHoe noo- de zien wij u gaan." Plotseling ontsnapte Philip een vreugdekreet, 't Was een zonderlin ge kreet, een schril, rauw, vreemd ge luid, maar nooit klonk een moeder schooner toon in de ooren, en nooit trilde de geheele figuur van een zoon derwijze als die van Philip, toen moe ders stem in zijn oor drong, zoodat hij woord voor woord meende te verstaan. Spreek toch, spreek toch!" smeek ten zijne vingers. En moeder sprak met een stem trillend van erkentelijke tranen; zij noemde hem haar voorbeeldigen Phi lip, haren waardigen kruisdrager, haar zwaar beproefd, innig geliefd kind, terwijl hare beide armen hem hielden omvat gelijk in zijn kindsheid. „Waarmede zullen wij naast God u in de eerste plaats danken lieve lieve, zuster Eudoxia!" snikte de ge- gelukkige moeder, terwijl Philip hare beide handen toestak en toen zij die had aangevat de haren kuste. Zij trok zich terug, gleed op de knie ën bij de oude vrouw en snikte: „Met uw zegen, de zegen uwer eerwaardigheid op mijn eertijds zoo schuldig, nietswaardig hoofd!" En mevrouw Day de Grounouille legde beide handen op het hoofd eener Julie Yivian. Vervolg Tweede Kamer). Dinsdag werd het debat over de Waterstaatsbegrooting voortgezet. Bij art. 6 verklaarde, op den aandrang van den heer Schaafsma, de Min. zich be reid, zoo 't niet te veel kost, de ver binding van Ameland met den vasten wal te bevorderen. De heer Bouinan wees op het gebrek aan havenruimte te Barlin- gen, waarop de Min. antwoordde, dat te dier zake advies van Gedeputeerde Staten was ontvangen. De heer van Bylandt Apeldoorndie op verbreeding van het Apeldoornsche Kanaal aandrong ontving tot antwoord, dat financiëele overwegingen het werk nog niet ge- doogen. Tot vrij wat diskussie gaf Art. 78 {Bouw vischhal IJmuiden) aanleiding. Op dit art. was een am. voorgesteld door den heer de Waal Malefijt en 4 andere leden, om het art. te verminderen met 70.000. De voorsteller lichtte het am. toe. Het nationale belang van een vis- schershaven erkennend, wees hij op vele bezwaren, die het minder wensehe- lijk maakten, deze zaak bij begrootings- post op te lossen, omdat daarbij betrok ken zijn aansluiting door de Holl.-Spoor, havenvergrooting, voldoende havendiep te, misbruiken bij vischafslag, heffing van havengelden en retributie voor het gebruik der hal. De heer Lieftinck wilde ook havenverbetering afwachten, en een vischhal door partikulieren doen aanleg gen. Een gratis gebruik zou in zijn oog onbillijk zijn tegenover de handhaving der Rijkstollen. Hij was vóór het amen dement het geld is beter te gebruiken om te voorzien in sociale nooden. De heer Tydeman ondersteunde den bouw in het belang van de Noordzeevisscherij en bestreed uitstel van dit nuttige werk. De heer Bastert was vóór een afzonder lijke regeling, ook van de retributie- kwestie. De heer Krap bepleitte met warmte de ontwikkeling van Neêrland's Visscherij, door aanleg van een hal. De heer Conrad weerlegde de bezwaren. „De zegen eener blijde moeder zal u alom vergezellen. Haar zegen en hare liefdeen zij sloot de wee- nende liefdezuster aan (haar hart en dankte haar met kus op kus. „Wij denken alleen.uan het blijde heden en niet aan het verleden Ik heb u zoo lief gekregen als ik Blanche en Tine liefhad. Achdat gij blijven kondt! Wellicht hergaaft ge hem ook de spraak!" 't Was Philip aan te zien dat hij werkelijk woord voor woord verstond zij 't ook niet zonder inspanning „Herhaal die heerlijke woorden ik heb u lief gekregen zooals ik Blan che en Tine liefhad. En ik die u haatte en vervolgde onwaardige die ik was!" Maar de oude vrouw verstond die laatste woorden niet, want zij herhaal de hare verzekering zonder eenige opmerking. Toen verrees zuster Eudoxia, en voordat Philip haar kon terug houden had zij de kamer verlaten. Beide meenden dat zij rust behoef de en lieten haar dus gaan, overtuigd een of andere boetvaardige Magdale- na te herbergen, die voor herkenning vreesde. „Spreek toch moeder!" smeekte Philip. „Ik wantrouw mijn geluk. Ge - ruimen tijd leefde ik vol hoop, maar ik vreesde zoo een speelbal mijner verbeelding te zijn Godlof thans weet ik, dat het niet zoo is, dat ik hoor althans door één oor." En hoe ontroerd ook en steeds kam pend met hare aandoening, voldeed de trouwe moeder nietemin aan de bede en ook aan een tweede, om ge durig Blanche en Tine te noemen en uit te roepen„O, gij onze beide ge- zaligden, verheugt u met ons en ze gent zuster Eudoxia Dien avond konden de beide geluk kigen niet scheiden. Er volgde geen nacht voor hen. Inmiddels was zuster Eudoxia een hevigen strijd ten prooi. Zij had die twee eens zoo gehate menschen lief De visschershaven is gemakkelijk uitte- breiden en dieper te maken. De haven is wel voor 800 schepen in te richten. Dit stelde den heer Veegens gerust, die staats-exploitatie zonder rechten verdedigde als lokaas voor schepen. De heer Bahlmann verklaarde zich vóór het amendement en vroeg verschillende inlichtingen betreffende de terreinen en de spoorwegaanaluiting. De Min. van Waterstaat betoogde de noodzakelijkheid van een vischhal te IJmaiden. Een nood- vischhal is er al, maar die is al te klein geworden. De misbruiken, waarop is gewezen, zal de Min. trachten te keeren. Persoonlijk is de Min. niet voor het heffen van een retributie, maar dat blijft een open kwestie. Vergoeding van kosten voor een Rijksvischafslager is billijk. Het advies om deze post bij sup- pletoire begrooting voor te stellen lacht den Min. niet toe, daar het de zaak slechts noodeloos zou ophouden. De heer van Kempen bestreed het am. De heer de Savornin Lohman zou bereid zijn zijne stem aan het Regeeringsvoorstel te ge ven, doch alleen wanneer de Min. thans reeds het heffen van retributie wil toe zeggen. De heer de Waal Malefijt bleef het am. verdedigen. De heer Conrad deelde mede, dat de Komm. van Rapp. verdeeld is ten opzichte van de wen- sclielijkheid eener retributieheffing. De heer Lieftinck hield vol, dat men deze zaak gerust aan het partikulier initia tief kon overlaten. Er wordt, beweerde hij, te IJmuiden met vischverkoop ge noeg verdiend, en er kon best een paar percent af voor retributie. Een arme tjalkschipper moet wel zooveel betalen aan watertollenwaarom dan hier zoo veel voordeelen aan de visschers gege ven? De heer v. d. Velde meent, dat vóór alles organizatie van den visch- handel noodig is. De Minister beant woordde nogmaals de gemaakte opmer kingen, en daarna werd het amendement in stemming gebracht, en toen verworpen met 54 tegen 30 stemmen. Bij art. 56 besprak de heer Conrad met den Min. de wenscheljjkheid van de herstelling gekregen. Bij hen te blijven, groot moeders rechterhand en Philips ge zellin te mogen zijn, evenals die zijner moeder, hem verder te behandelen, te vereeren, te dienen desnoods, daar in zou haar geluk bestaan. Maar dit mocht, noch kon. Langer toeven zou haar ongeschikt maken voor haar verdere taak. En wat de verdere behandeling van den nu al leen stomme betrof de doktoren hadden die op zich genomen. 's Morgens werd zij vuchteloos aan 't ontbijt gewacht. Gilbert verzekerde dat zuster Eu doxia naar de vroeg-mis was gegaan. Dit deed zij meer. 't Baarde geen opzien. Toen hare kamer echter werd opgeruimd vond het kamermeisje een brief aanmevrouw Day de Grounouille, dien zij deze dadelijk ter hand stelde. En niet zonder hevige ontroering lazen moeder en zoon Blanches zuster, de zoo 'diep verachte en u hatende, keert terug naar haren werkkring, ver kwikt door uw beider zegen, ge sterkt door de zekerheid dat zij door u beiden zonder wrok, in liefde zelfs zal worden herdacht. Herinnert u harer in den ge- bede, als eene, die u onuitspre kelijk dankbaar is, en gelukkig is iets te hebben mogen bijdra- dragen tot leniging van den rampspoed, waaronder u beiden zoovele jaren gebogen moest gaan. God zegene en behoede u bei den en geve den doktoren de macht ook de spaak te herger- ven aan den waardigen vader on zer diep betreurde Tine! Vaartwel Vaartwel Zuster Eudoxia. Zuster Eudoxia was dus Julie Vi vian, dezelfde Julie Vivian, die zich schuldig noemde aan Tine's ontijdigen dood! De oude vrouw zat als wezenloos der schutsluis te Veerede heeren Mees ters en Smeenge de verbetering van de afwatering van het Meppelerdiep, waar omtrent de Min. een onderzoek na de begrooting beloofde. Nog andere leden behandelden andere lokale belangen. Na bfestrijding door den heer van Dedem werd de bijdrage van 13.000 voor den weg Zuiddorpe-Selzaete goedgekeurd met 55 tegen 22 stemmen. In de avondzitting was de afdeeling Spoorwegen aan de orde. De heer Roes- singh hoopte het beste van 's Ministers invloed in zake den N. O. Lokaalspoor weg. De heer van Kol wees op den langen arbeidsduur van het personeel der Staats spoorwegen en op de nog niet wegge nomen grieven van liet personeel van den voormaligen Rhijuspoorweg. De heer v. d.Berch van Heemstede vroeg betere re geling van den zomerdienst op de Staats spoortram Den Haag—Scheveningen. Ook de heer Bastert bracht de getroffen regeling voor het ambtenaarspersoneel bij den voormaligen Rhijnspoorweg ter sprake. Voorts wees hij op den weelde- rigen bouw der Spoorwegstations, daarbij lettende op de geprojekteerde te Hengelo en te Haarlem. De heer Smeenge wees op verschillende zaken, die op spoorwe gen en bij spoorwegdiensten te wenschen overlaten. De heer van Gijn wist, dat de zaak van den Dordtschen waterweg bij dezen minister in goede handen is, en bepaalde zich daarom tot het maken van eenige opmerkingen. De heer Tydens wenschte eene billijke regeling van de vervoerkosten voor de leden der Staten Generaal. De heer v. d. Zwaagweesop den zwaren diensttijd en het iage loon der Spoorwegwachteressen, en hoopte, dat de Min. zich het lot van deze beamb ten zou aantrekken. Er volgden nu tal van replieken, op vele van welke de Minister antwoordde. Bjj art. 146 be toogde de heer van Karnebeek, dat er geen noodzakelijkheid bestaat over de voorgestelde subsidie van f15.000 voor een paardentramweg van Kantensnaar Winsum, waarmeê slechts een zuiver lokaal belang is gemoeid. Die aanvraag en Philip ging' het niet) beter. Toch ontveinzen (kon hij 't zich niet,Jen later evenmin voor zijn moeder ver zwijgen, dat zuster Eudoxia's onver- hoedsch vertreksein in eenjledigjdeed staren, dat wellicht nooit zou worden aangevuld. Hij had zich zoofgevleid dat de wederzijdsche genegenheid die tusschen moeder en haar was ontstaan, aanleiding zou hebben gegeven om hare grijsheid tot hulpe te blijven, zoo als Blanche zelve of Tine haar tot hulpe zouden zijn geworden. „Tine's dood heeft dat verwilder de hart uit "zijn dwaling doen ontwa ken, Philip," antwoordde zij eindelijk. „Dit te weten, Julie Vivian, te zien bekeerd tot een zuster Eudoxia, ver zoent mij het offer dat van ons werd geëischt." Toen vertelde zij Philip wat de Lude haar indertijd meegedeeld had. „Toch," besloot zij, „ik heb haar mijn zegen mee gegeven op haar ver der pad en mijn zegebeden zullen haar alom achtervolgen!" „Amen!" prevelde Philip onhoor baar, doch dit „zoo zij het!" vertolkte hij in een handdruk. Zuster Eudoxia vernam bij hare terugkomst den dood van pater Da- miens de trouwe herder der me- laatschen op het eiland Molaiki. Zij verzocht derwaarts te mogen gaan, en nam daardoor een onuitvoer bare taak op zich, om die paria's der aardbodem, de melaatschen, tot steun en troost te worden. Tijdens zij zich zelve voelde aan getast door de vreeselijke ziekte, dat al spoedig het geval was, ontving zij, als ter bemoediging, opbeuring cn vertroosting, brieven van moeder en zoon beiden, vol dankbare erken telijkheid, vol liefderijke herinnerin gen en met herhaling der zegenbede uitgesprokei) over het hoofd van Blan che's zuster, Tine's tante, Julie Vi vian. Einde. werd met warmte verdedigd door den heer Schepel. De Minister betoogde, dat het doel is afgelegen streken met het centrum der provincie te verbinden. Na replieken werd de post goedgekeurd met 63 tegen 4 stemmen. Op voorstel van den heer de Klerk werd besloten de werkzaamheden tot den volgenden dag te verdagen. Onder dagteekening van 20 Dec. heeft de Minister van Marine, de heer Jansen, den volgenden brief aan den Voorzitter der Tweede Kamer gezonden: „Naar aanleiding van den uitslag van het debat over Hoofdst. VI derStaats- begrooting, gehouden in de zitting van de Tweede Kamer der Staten Generaal op Woensdag 15 Dec. j.l. werd door mij tot Hare Majesteit de Koningin- Weduwe Regentes, het eerbiedig verzoek gericht tot het bekomen van eervol ont slag als minister van Marine. „Daar het in afwachting van de be slissing van H.M. de Koningin noodza kelijk is in den dienst te voorzien, heb ik de eer U Hoog Ed. Gest, hiernevens te doen toekomen eene nota van wijzi ging in het ontwerp van wet tot vaststel ling van het VI de hoofdstuk der begroo ting van Staatsuitgaven voor het dienst jaar 1898, met toelichting en gewijzigd ontwerp der wet." Bij K. B. is de Mirf. van Marine, de heer J. C. Jansen, op zijn verzoek, eer vol ontslagen met dankbetuigingen voor de bewezen diensten, en is de Generaal Majoor Eland, minister van Oorlog, tijde lijk belast met het beheer van het depar tement van Marine. Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1898 | | pagina 6