vestiging op Nieuw Guinea in liet belang
der bevolking en ter nakoming van onze
internationale verplichtingen. De zaak is
volkomen voorbereid en zeer eenvoudig.
De Min. kan niet beloven den koffiever
koop te Batavia te schorsenwèl bestaat
het plan, den koffieverkoop hier voor
1898 en 1899 meer gelijkmatig te ver-
deelen, zoodat in Januari niet 36.000,
maar 30.000 pikols hier te lande geveild
zullen worden. Na replieken van de
heeren Pijnacker Hordijk, van Alphen,
van Asch van Wijek en den Minister
werden de algemeene beraadslagingen
gesloten. Hoofdst. I (uitgaven in Nederland)
werd aangenomen. Evenzoo Hooldst. II
uitgaven in Indië), nadat de Min. den
heer Reekers geantwoord had op een
verzoek om onderzoek naar aanleiding
van*de brochure Roessingh van Herson.
Ook werden aangenomen de Hoofdstukken
der Middelen. Aan de orde was toen het
wetsontwerp tot invoering van de opium
regie op Java, Madoera en Lombok, dat
na een kort debat, waaraan de heeren
v. d. Biesen, Schimmelpenninck v. d. Oye
en de Minister deelnamen, zonder stem
ming werd aangenomen.
(Vervolg Tweede Kamer).
Woensdag werd de behandeling van
de Waterstaatsbegrooting voortgezet. De
heeren de Klerk, Dobbelman en Smeenge
bestreden de opheffing der ijkkantoren
te Nijmegen en Breda, als ongeriefelijk
voor de klein-industrie, niet leidende tot
bezuiniging en onbilljjk tegenover amb
tenaren, wier kans om chef te worden
door de inkrimping vermindert. De Min.
zou bezwaar moeten maken tegen een
post tot herstel van beide kantoren. De
heer Dobbelman stelde een am. voor,
om f 4250 voor herstel uit te trekken.
De heer Conrad deelde mede, dat de
meerderheid der Komm. van Rapp tegen
het ara. was. Ilet am. werd verworpen
met 44 tegen 28 stemmen, waarna de
post werd goedgekeurd. Bij art. 158 be
toogde de heer Nolens het nationaal
belang van de ontginning der Limburg
sche steenkolenvelden, en de wensche-
lijkheid van betere regeling der mijn-
koncessiën, met verzekering van de
mijnarbeiders tegen ongelukken. De
heer Hartogh betuigde instemming met
het betoog des vorigen Sprekers, en
drong aan op herziening der oude mijnwet
van 1810, wat door dep Minister werd
toegezegd. Bij de afdeeling Arbeidsin
spectie antwoordde de Min. op eene
vraag van den heer Bahlmann, dat
spoedig het ingetrokken ontwerp tot
verzekering van werklieden tegen onge
lukken weer zal worden ingediend. Bij
art. 178 (Arbeidswet en Veiligheidswet)
besprak de heer Pyttersen den toestand
der arbeiders in de lucifers-fabrieken,
en drong aan op het nemen van maat
regelen tegen gedwongen winkelnering
en op beperking van overmatigen arbeid
in het bakkersbedrijf. De heer Heldt
wenscht vrouwen en werklieden in de
arbeidsitispektie vertegenwoordigd te
zien. De Min. beloofde onderzoek van
ten opzichte der lucifers fabrieken te
nemen maatregelen. Hij is niet princi
pieel tegen uitbreiding der arbeids-
inspektie, en zou het bakkersbedrijf in
de wet tegen overmatigen arbeid opne
men. De heeren de Waal Malefijt, Vee-
gens en Heldt bespraken bij de afdeeling
Posterijen de achterstelling der telegraaf
ambtenaren bij postambtenaren en ver
schillende wensehelijke verbeteringen in
postzaken, zooals vermeerdering van
brievenbussen, de inrichting dier bussen,
het doen bestellen van aangeteekende
brieven zonder aangegeven waarde ten
huize der geaddresseerden, het aanstellen
van meer vrouwelijke ambtenaren, en
op de meeste dezer opmerkingen volgde
een bevredigend antwoord van den
Minister. De heer Nolting vroeg nog
een vrijen Zondag voor de postambte
naren, door den direkteur te Amster
dam wegens de kosten geweigerd. De
heer De Klerk ondersteunde dien wensch.
De heer v. d. Zwaag besprak de te
zware taak van postboden, en wilde
kla8senverdeeling onder de bestellers.
De heer Seret achtte de bezoldiging dei-
brievengaarders in kleine gemeenten
onvoldoende. De Min. is voornemens
de pozitie der brievengaarders naar
anciënniteit te verbeteren. Hij wees er
op, dat in deze begrooting f 150 000 is
uitgetrokken voor verbetering van trak
tementen van de post- en telegraafbe-
ambten en postboden. Toezegging tot
verdere verhooging kan de Min. niet
doen. De heer Kuyper verlangt een
andere wijze van het dragen der pakken.
De Min. wilde gaarne onderzoeken, of
daarin verbetering kon worden gebracht.
Bij art. 199 vroeg de heer Vermeulen
verlaging der tarieven voor perstelegram
men. Ook de heer Mackay achtte dat
wel wenschelijk, mits het geen belem
mering oplevere voor de verzending
van partikuliere telegrammen. De Min.
beloofde het zijne er aan te zullen doen.
Bij art. 216 vroeg de heer Drucker
voor de direktie der Rijkspostspaarbank
bevoegdheid om de gestorte gelden ge
deeltelijk uit te leenen aan maatschap
pijen tot stichting van arbeiderswonin
gen. De begrooting voor Hoofdst. IX
(Waterstaat enz.) werd daarna zonder
stemming aangenomen. Aan de orde was
toen Hoofdst. X (Kolonieè'n). De heer
Geertsema hoopt dat voor den koffie
verkoop in 1898 de koffieoogst van 1897
in twee termijnen zal worden verdeeld,
ten einde de koffieveilings prijzen niet
te zeer te drukken. De heer Kuyper
deelde uit een brief van een sergeant
feiten mede, waaruit zou blijken, dat
aan onze troepen bij bet gaan op expe
ditie groote hoeveelheden jenever wor
den verstrekt, wat tot treurige gevol
gen had geleid. Hij vroeg of de Minis
ter bereid was de jeneververstrekking
in te krimpen, andere dan alkoholiesche
dranken te verschaffen, het tappen in
de cantine geheel af te schaffen, en
zoodoende den soldaten vrijheid te geven
bij jeneverlooze bataljons geplaatst te
worden. En kon de Minister dan behalve
Wijntje ook Trijntje buiten de kazerne
laten, dan zou het Indiesche leger een
grooten stap op den weg naar verhooging
van het moreel peil gedaan hebben. De
heer de Klerk wenschte loon en arbeids
regeling opgenomen te zien in de bestek
ken der werken van Kolonieën. De heer
van Kol vroeg nader onderzoek alvorens
vestiging op Nieuw Guinea. De Min.
van Kol. antwoordde, dat hij het denk
beeld van den heer Geertsema in over
weging zou nemendat de door den
heer Kuyper geciteerde feiten uitzonde
ringen zijn, en dat de gezondheidstoe
stand van het leger in Indië niet wijst
op jenevermisbruik. De autoriteiten in
Indië zijn gewezen op het wensehelijke
van beperking van drankgebruik. De
Min. zou het denkbeeld van jenevervrije
bataljons onderzoeken. Opneming van
loon- en arbeidsregeling in de bestekken
zal bezwaar opleveren. De Min. had eene
koncessieaanvraag tot exploitatie van
Nieuw Guinea moeten afwijzen. Het
algemeen debat werd gesloten. Bij art.
7 lichtte de heer van Karnebeek toe
een amendement van 22 leden, om
f 75.000 uittetrekken voor de kosten
van ontvangst der inlandsche grooten
bij de inhuldiging der Koningin. De
heer Veegens opperde eenige bezwaren,
doch zou zich niet er tegen verzetten,
als de Reg. een voorstel doet, omdat zij
dan de verantwoordelijkheid op zich
neemt. De Min. van Kol. begroette het
voorstel met instemming, gaf nog eenige
ophelderingen, en eindigde met het
voorstel als Regeeringswijziging over te
nemen. De heer v. d Zwaag kon niet
nalaten zijn ontwaardiging uittespre-
ken over den treurigen moed, die de
voorstellers had bezield, terwijl toch de
financieele omstandigheden zulk een
uitgaaf niet toelaten. De post werd aan
genomen met 69 tegen 10 stemmen.
Tegen stemden de heeren Bahlmann,
Staalman, de Klerk, Nolting, Ketelaar,
Heldt, van Kerkwijk, Smidt en Schepel.
De Surinaamsche Begrooting voor 1898,
en die van Curacao werden aangenomen
zonder stemming. Daarna werd Hoofdst.
X aangenomen met 60 tegen 1 stem, die
van den heer v. d. Zwaag.
In de zifting van Donderdag werd
eerst aangenomen het ontwerp tot ver
hooging van het maximum-bedrag dei-
in Indië uittegeven koperen pasmunt.
Evenzoo het ontwerp tot afschaffing
van gedwongen kof fiekul tuur tegenover
het belasting-equivalent in Menado. De
Min. antwoordde op eene vraag van
den heer Bastert, dat het zijn voornemen
is Gorontalo bij het tolgebied in te lijven.
Aan de orde was toen de Afschaffing
van uitvoerrecht van suiker in Ned. Indië.
De heer van Karnebeek kon zich niet
met het voorstel vereenigen. Hjj wilde
de schorsing van het recht verlengen
met het oog op den financieelen toestand
in Indië. De Min. van Kol. handhaafde
het, standpunt, dat thans afschaffing
noodzakelijk is, voornamelijk op grond
van de onzekerheid voor den handel.
De moeilijkheden, waarmede de suiker
kuituur te kampen heeft, eischen af
schaffing met verlaging der spoorweg
I tarieven voor het suikervervoer. De heer
van Karnebeek bleef zijne bezwaren
1 handhaven. Het ontwerp werd zonder
stemming aangenomen. Na goedkeuring
van eenige eenvoudige koloniale wets
ontwerpen werd *de behandeling der
Staatsbegrooting hervat. Hoofdst. XI
(Onvoorziene Uitgaven) werd goedgekeurd.
Bij de wet op de middelen drong de heer
van Basten Batenburg aan op afschaffing
van den akcijns op vruchtenwijnen, in
't belang van land- en tuin, en om de
vruchtenwijnen te helpen den jenever
te verdringen. De heer van Karnebeek
wenschte opheffing van den vrijen in
voer van huiden, beenderen, horens enz.,
in één woord van de onderdeelen van
het rund, die thans vrij kunnen ingevoerd
worden, terwijl er hier te lande akcijns
van geheven wordt. De Min van Fin. heeft
tegen de afschaffing van den akcijns op
vruchtenwijnen geen bezwaar meer,
maar hij had bezwaren tegen den wensch
van den heer van Karnebeek. Een in
voerrecht op huiden zou stoornis bren
gen in de leerlooiers- en schoenen
industrie, omdat daarvoor een ander
produkt noodig is dan inlandsche huiden.
Heffing van invoerrechten op vet zou de
margarine fabrieken te gronde richten.
De Min. wilde wel overwegen het heffen
van invoerrecht op gesmolten vet voor
keukengebruik, waarvan de invoer uit
België en Duitschland zeer aanzienlijk
is, tot een cijfer van 2 miljoen K.G.
De Middelen wet werd aangenomen. Ver
der werden goedgekeurd uitzonderings
wetten tot heffing van gemeente akcijn-
sen in Zeeland en Noord- en Zuid
Holland na eene woordenwisseling tus-
schen den heer Staalman en den Min. van
Binnenl. Zaken. Ook werden goedgekeurd
eenige naturalizatie-ontwerpen, alsmede
liet verdrag betreffende regelen van
internationaal privaatrecht, waartoe nog
Denemarken toegetreden is. Eindelijk
werd ook aangenomen de kredietwet voor
Marinena eenige mededeelingen en
opmerkingen van den heer Goedkoop.
De Voorzitter deelde mede, dat de heer
Hintzen bericht had, dat hij door aan
neming der benoeming als wethouder
te Rotterdam als lid der Kamer ontslag
neemt.
HAARLEM 7 Januari 1898.
In de Woensdagavond gehouden
openbare Vergadering van de Haarlem-
sche Loge de Theosophische Vereeniging
trad als spreekster op mevrouw P. C.
Meuleman van Ginkel, uit Amsterdam,
met het onderwerpWaarom is Reïn
carnatie noodzakelijk?" Spreekster ging
na over hoe wijde banen het menschelijk
vernuft zich beweegt; welke reusachtige
wegen het bespant; de onmetelijke af
tanden waarover het voortschrijdt. Enkel
sde stoffelijke wereld is voor de waarne
ming der menschheid in 't algemeen zicht
baar; niettemin zijn er andere bestaans
vormen dan die der physieke natuur en
bestaan er andere werelden van evenveel,
jagrooter belang dan de stoffelijke. Ditzijn
de Astrale en Devachanische werelden,
gevormd uit eene stof, fijner dan de fijnste
ether, niettemin wezenlijk en voor velen
waarneembaar; maar zelfs in dit kleine
onderdeel van het zjjn, dat wij waarne
men, zien wij enorme vershillen van
geest en verstand, van ziel en van hait.
Wij zien den Polynesischen wilde, die des
ochtends zijn deken verkoopt, omdat bij
niet beseft dien des avonds weer noodig
te zullen hebben, naast den denker, die
de banen der sterren berekent of de
zwaarte der planeten becijfert. Wij zien
den anarchistischen bom-werper, den
lagen roofmoordenaar, naast de zende
ling, die strijdend voor zijn idealen het
leven verliestnaast de liefde-zuster,
die door barmhartigheid gedreven in
besmetting zich waagt en als slachtoffer
valt van haar plicht. En dit zijn, zooals
gezegd, slechts de verschillen in de ont
wikkeling der menschheid op 't stoffelijk
gebied; op hoogere gebieden zijn zij
even wezenlijk, maar grooter. Hoe nu
kan de ziel, die onsterfelijk is van In-
Wezen, hoe kan zij zich ontwikkelen
tot zulk een volmaking; hoe kan de ziel
groeien tot volkomen uiting harer inner
lijke, goddelijke natuur? Niet in één
leven, van enkele tien tallen jaren ten hoog
ste, kan deze langzame ontplooiing plaats
vindenniet in één maal het tijdperk
tussehen geboorte en dood.
De Theosophie leert, dat de ziel die
onsterfelijk is, daalt in een sterfelijk
lichaam, keer op keer, met tusschen-
poozen van rust, en zoo trapsgewijze
in staat is, door velerlei ondervinding
de wijsheid te garen, de liefde te zame
len, de kracht te doen groeien, welker
eindpunt en volmaking is: de Liefde,
de Kracht en de Wijsheid van den God-
delijken mensch, wiens beeld elke gods
dienst van eiken tijd in alle landen ons
in het beeld van zijnen Stichter aanbiedt.
Dit is het ée'nige middel en daarom is
Reïncarnatie noodzakelijk.
Deze ontwikkelingsgang wederom
in het licht te'stellen, en na langen tijd
van vergeten, en hare wetten na te
speuren en te verkondigen is het doel
de Theosophie.
De met zeer veel gevoel voorgedragen
lezing werd met aandacht aangehoord
en lokte een hoogst belangrijkeen aan
gename gedachtenwisseling uit tus
sehen spreekster en het talrijke publiek.
Gisterenavond trad voor een vrij
talrijk publiek leden van en belang
stellenden in den Ned. Protestantenbond
Ds M. van Kleeff van Leiden op met
eene causerie over »Het gemoedsleven
als bron van ons godsdienstig- zedelijk
leven en hoogste openbaring van God".
Spreker's betoog kwam in hoofdzaak
hierop neer, dat, zal de mensch naar
buiten leven zooals overeenkomt met
zijne hooge bestemming, dan moet hij
vaak tot zichzelf inkeeren, in het heilig
dom van zijn hart, de eenige warmte-
en lichtbron, waai aan de kracht ont
leend kan worden, noodig om die gods
dienst-naar buiten in de beste betee-
kenis te beoefenen.
Daar zullen de bedroefden boven de
schaduwen van den nacht het stralen
van den morgen zien; daar zullen zij,
die struikelden moed vinden den moei
lijken weg wederom te betreden.
Het gemoedsleven ook is de hoogste
openbaring van den heiligen God.
Zij, die tot zichzelf inkeeren en reke
ning houden met de beste neigingen,
die wonen in dat heiligdom des harten,
zij hebben daarin de hoogste openbaring
van God gezien.
En zij treden weer in de wereld en
voelen drang en macht tot 't goede in
zich en kracht tot berusting in smart:
want zij hebben God gezien.
Na afloop der voordracht deelde
Spreker mede, dat de eerstvolgende
lezing van den Protestantenbond moge
lijk wel in het eigen huis gehouden kan
worden.
Trouw als Staal, de naam van het
stuk gisterenenavond voor 't eerst in den
Schouwburg vertoond, is pakkend ge
noeg. In het voorspel sterft eene vrouw
op een dakkamer, de sneeuw, door het
afgebroken dak gejaagd, is haardoodkleed.
Haar kind verdwijnt, de echtgenoot naai
de galeiennatuurlijk onschuldig. Dan
wordt er eene vrouw doodgeschoten door
een man met rood haar, teeken van
verraderlijkheid en de moordenaar rooft
uit wraak haar kind en er trouwt een
paar en er gebeurt nog heel veel in het
eerste en tweede bedrijf, dat zeer aan
doenlijk is. Dan komt het groote water
rad, bij den ingang der mijn en de
stoomhamer, van welke de muren in onze
goede sad de af beeldingen dragen, alles
echt fin de sièclemooi om te zien en op te
merken hoe de misdaad gestraft, het
goede beloond, de onschuld gered wordt;
hoe alles uitkomt, zooals het eigenlijk
altijd behoorde te gaan in de wereld.
Dit alles geniet ge in Trouw als Staal,
terwijl ge telkens in spanning verkeert
omtrent den kans, die er bestaat, dat
het kwade het winnen zal. Het lot van
drie families hangt soms aan een zijden
draad, maar maak U niet ongeru-t, met
allen loopt het goed af, behalve met de
twee doode vrouwen uit het voorspel.
Maar dat zijt ge allang vergeten als de
wonderen van het tweede, derde en
vierde bedrijf Uwe aandacht vragen.
Daarom, gaat Trouw als Staal zien,
het zal eenige aangename oogenblikken
schenken; het is stouter zelfs dan de
levende brug, ja stouter, dan alles wat
tot heden op het tooneel gehoord of
gezien is.
In een gisterenavond in 't café
Brinkmann belegde vergadering van
bewoners van de Warmoesstraat werd
een buurtcomité geconstitueerd tot ver
siering der straat bij de a. s. Kronings
feesten. Tot leden werden benoemd de H.
IJW. Meyer, M. Uitenbosch, J. P. v. d.
Eykhoff, C. H. Middeldorp en J. H.
Schous, terwijl den heer A. J. de Jong het
eerelidmaatschap werd aangeboden.
Op de Matinee te geven door liet
strijkorkest v. Haarlemsch muziekkorps