HAARLEMSCH Eerste Blad. No. 40. Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 88. Twintigste Jaargang. 144 met AMSTERDAM. van WOENSDAG 18 Mei 1898. Nieuwsberichte» TELEPHOONNUUMER TELEPHON1SCHE VERBINDING ABONNEMENTSPRIJS Per drie maanden—,25. franco p. post —,40. Afionderlljke nommers 3 centen per stuk Prijs per Advertentie van 1—5 regels 10.25, elke regel meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte. VERSCHIJNT: Dinsdags en Vrijdagavond. Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst. Tweede Kamer. In de zitting van Donderdag was eerst aan de orde de interpellalie-Donner betreffende den dankstond op 31 Aug. De interpellant, toelichting overbodig achtend, zeide, dat de bedoeling was bevordering van de eenheid bij de feestviering en ken baar maken aan de Reg. den wensch om een uitnoodiging tot het volk te doen uitgaan, om bij de inhuldiging in de kerken Gods bescherming en zegen voor H, M. in te roepen. Spreker betoogde dat het zou zijn een volgen van de historische lijn, en herinnerde, dat dergelijke opwekking van wege de Reg. o. a. had plaats gehad in 1865 en 1866 tot afwending van cholera en veepest en in 1879 toen Koningin Emma in gezegende omstandigheden verkeerde. De Min. van Fin. was het volkomen eens. dat aan den 31 Aug. hoogere wijding moet worden gegeven, maar achtte de verlangde uitnoodiging over bodig, nu de Synodale Commissie alle kerkgenootschappen tot het houden van een bidstond opgeroepen heett, en herinnerde aan gelegenheden, waarbij zulke stappen door de Reg. niet zijn gedaan. De heer Donner betreurde, dat de Reg. niet wil voortgaan in de his torische lijn, wat de natie niet kan goedkeuren. De heer Troelstra beschouw de de zaak van staatsrechterlijke zijde, wat door den Voorzitter buiten de orde werd geacht, en betoogde, dat met de troonsbestijging het geluk en de wel vaart der natie niet gemoeid zijn. Beter zou hij het vinden te bidden voor de ministers dan voor de Koningin, omdat de taak van minister in ons staatswezen ingrijpender is. De heer Brummelkamp ondersteunde den wensch van de heer Donner, omdat dergelijke opwekkingen, uitgaande van het gezag, meer indruk maken, vooral in tijd van beroeringen als thans in Europa worden waargeno men. Na repliek van den Min. van Ein. werd de interpellatie gesloten. Daarna was aan de orde de interpellatie- Troelstra over verhindering en belemme- van openbare vergaderingen der Soci- aal-Demokratiesche Arbeiderspartij door den burgemeester van Hoogezand. De interpellant deelde de feiten mee, en beweerde, dat genoemde burgemeester verhuurders van vergaderlokalen had geïntimideerd, blijkbaar met het doel, om de ontwikkeling der Socialistiesche beginselen te belemmeren. Hij vroeg handhaving van het recht van vergade ring, ook tegenover de Socialisten. Toen Spreker over dit laatste punt ging uitweiden, deed de Voorzitter opmerken, dat niet aan de orde waren algemeene beschouwingen over het recht van vereeniging, doch verhindering eener vergadering. De Min. van Binnenl. Zaken ontkende, dat door den Burgemees ter van Hoogezand pressie zou zijn uitgeoefend, al zou hij diens handelwijze niet in alles goedkeuren. Hij beloofde te zullen waken tegen inmenging en zgdelingsche belemmering van de ver gaderingen der Socialisten en in het algemeen van alle vergaderingen, zoo als hij den heer van der Zwaag antwoordde, die voor de niet parlemen taire Socialisten opkwam. De heer Bouman trok zijn interpellatie betreffen de de benoeming van notarissen in. Daarna was aan de orde de wijziging en aanvulling der militie-wet (Persoon lij ie dienstplicht). De Voorzitter verzocht de kwestie der vrijstellingen te behan delen bij de amendementen. De heer Travaglino handhaafde zijn in 1891 ingenomen standpunt tegen de wet- Bergansius, hoe hoog hij het leger ook schatte. Hij vreest, dat de invoering van den persoonlijken dienstplicht een dissonant zal zijn in de a.s. nationale feestviering, en ontkende, dat de natie deze Sociale hervorming wil, terwijl militaire redenen niet overwegend zijn. Overigens meende spreker, dat, zoolang de vrijstellingen gehandhaafd blijven, geen specifiek Katholieke kwestie bg de wet gemoeid is. Hij dankte de Reg. speciaal den Min. van Oorlog voor die handhaving, en zag de vrijstellingen gaarne nog uitgebreid. Daarop trad spreker in beschouwingen over het verband van de afschaffing der dienst- vervanging, en de legerorganizatie. Hij meende tegenover de Reg. dat de Kamer door aanneming dezer wet niet vrij zou zijn tegenover de legerorgani zatie. Hij zocht de onaannemelijkheid van het ontwerp aan te toonen. Hg merkte op. dat de noodzakelijkheid van de afschaffing der plaatsvervangers niet was bewezen. Er is geen behoefte om het meer ontwikkelde deel des volks in het leger op te nemen. Bij den officier is hoogere beschaving noodig, maar bij den soldaat komt het vooral aan op onderwerping aan tucht en werkelijke fyzieke geschikt heid voor den strijd. Dienstvervanging is geen bevoorrechtinghet is een recht, j waarvan in vele andere opzichten in1 den Staat gebruik gemaakt wordt. Waar om de nummerverwisseling niet behou den? In allen gevalle zullen door de toekomstige legeruitbreiding de financi- eele en personeele lasten verhoogd wor den. Sociale rechtvaardigheid brengt dienstplicht nietonderlinge waardeering der standen is er niet van te wachten, veeleer toeneming van ontevreden heid. Sprekers konkluzie was, dat invoe ring van den persoonlijken dienstplicht in strijd is met 's Lands belang. De heer Pyttersen bracht hulde aan de Reg. voor de indiening dezer wet, die inde daad een einde zal maken aan eene schromelijke bevoorrechting, die alleen voordeelig kon worden genoemd voor remplacanten-leveranciers, en die leidt tot vele kwade praktijken. De af schaffing zal, volgens Spreker, eene klove in de maatschappij dempen en goede eigenschappen bij de jongelingschap aan- kweeken. Intusschen vreesde hij wel vermeerdering van lasten, maar des niettemin zou hjj de Reg. steunen in dezen hervormingsarbeid. De heer Ver meulen acht afschaffing der plaatsver vanging nadeelig zoowel voor de ge goeden als voor de niet vermogenden, en ook een bron voor toeneming der onge lijkheid. Spreker wees er vooral op, dat niet alleen de rijken van de plaatsver vanging gebruik maken, en acht de afschaffing niet noodig. Bovendien kan de dienstplicht zonder legerorganizatie niet ingevoerd worden, en prejudiceert zg op elke legerhervorming. Het prestige van het leger wordt er niet door verhoogd, maar het militairisme zal er een gevolg van zijn. In elk geval worde de wet niet ingevoerd alvorens eene legerorga nizatie is vastgesteld. De heer van Kol wilde meer weten omtrent de financieele en militaire gevolgen der wet, die niet mag leiden tot opvoering van het mill tairisme, maar wel tot algemeenen weerplicht. Spreker protesteerde krach tig tegen bloedbelasting en keurde goed, dat de Reg. daaraan een einde wil maken. Evenwel was hij van oordeel dat het beginsel der Sociale rechtvaardigheid niet genoegzaam in het ontwerp is toegepast, daar o.a. de rijken zich van koreveën zullen kunnen vrijmaken en zich van het blijvend gedeelte zullen kunnen vrijkoopen. De Amerikaansche admiraal Samp- som kwam Vrijdag voor zonsopgang met negen schepen in zicht van St. Jean de Portorico. De Jowa loste het eerst schot, vervol gens opende de Indiana het vuur. Na eenige minuten was het fort Moro niets dan een bouwval. De kanonnen van het fort hebben het vuur van het eskader met slechts enkele schoten beantwoord, zij werden bijna onmiddellijk tot zwijgen gebracht. De vreemde Consuls, evenals duizenden inwoners zijn naar het bin nenland gevlucht. De hulpkruiser Yale nam het Spaansche stoomschip Rika en maakte de equpage gevangen. In Spanje gaat men, naar verzekerd wordt, meer en meer naar den vrede verlangen. „Iedereen wenscht den vrede, maar niemand durft ervan te spreken," moet een der Ministers van het uitgeputte land hebben gezegd tot een medewerker van de New-York Herald en de moedigste die het waagt het eerst van vrede te spreken, zal het zwaar te verantwoorden hebben, zij het ook, dat hij er zijn va derland een dienst meè bewijst. De Spanjaarden weigeren nog steeds Manilla over te geven. Dewey wil niet tot een bombardement overgaan en hoopt hen door honger te zullen dwingen. Maar zij zijn vol vertrouwen. Het volk lijdt intusschen gebrek, en er begint een wanhopige stemming te heerschen. Te Washington is men door het on derscheppen van correspondentie te we ten gekomen, dat een zeer uitgebreid Spaansch plan van spionnage in Amerika is werkzaam gesteld, dat zijn orders uit Canada ontvangt. De Amerikanen hebben reeds landingen beproefd op verschillende punten der kusten van Cuba, doch zij hebben ondervonden, dat een bevel er toe te geven gemakkelijker is dan het te volgen en dat Amerika nog geen enkel punt daar blijvend bezit is zoo goed als zeker, waaruit blijkt, dat de aansluiting met de opstandelin gen ook te wenschen overlaat. Men verwjjt Amerika enkele bombardemen ten zonder kennisgeving, terwijl gescho ten moet zijn met petroleumbommen, wat bij de conventie van Geneve, waarbij zich ook Amerika had aangesloten, ver boden is. De bijzonder hooggestemde verwach tingen der Amerikanen zijn wat gezakt, zooals blijkt uit eene ontboezeming van een der bladen als volgt: »Een nieuwe oorlogsweek brengt de ervaring, dat niet alles zoo roemrijk en - zegevierend is als men dacht, en bewijst den treurigen staat van onvoorbereid zijn van ons land. Ondanks voortdurend suc ces ter zee is er roekeloos verspilling van energie geweest en dit heeft onze marine het leven van den veelbeloven- den luitenant Bagley gekost. Een kost bare en zeer noodige torpedo-boot (de Winslow) is feitelijk vernield in een nutteloos schietgevecht met gemaskeerde kustbatterijen en het bombardement van San Juan, gelijk dat van Manila, eindigt in rook, daar er geen troepen zijn om te landen. En dan had men nog de vruchtelooze jacht achter het Kaap-Ver- dische eskader aan, totdatde He rald de regeering te hulp kwam" (volgt een geweldige ophemeling van de Herald door de Herald). Uit Madrid komen daarentegen berich ten van nieuwen moed en hoop en geestkracht, verlenging van den oorlog, helaas, tevens. De Pelayo, Carlos V, drie torpedobooten en drie transatlantische stoombooten met voorraad en manschap pen, zouden gereed zijn om binnen enkele dagen naar de Filippijnen te vertrekken. Omtrent het bombardement van Juan de Porto Rico wordt bericht, dat de stad zich Vrijdag overgaf. De versterkingen zijn plat geschoten. Verscheidene openbare gebouwen zijn in de lucht, gevlogen, ook richtte het vuur der Amerikanen verschrikkelijke verwoestingen op de kust aan. In het laatsle half uur van het ge vecht losten de Amerikaansche schepen meer dan 140 schoten. Het verlies van dooden aan Spaansche zijde was beduidend. „Een telegram uit Madrid spreekt echter de overgave van Porto Rico tegen. Waar op heden de Spaansche vloot is, of wat de plannen zijn is niet bekend, doch er wordt bericht, dat een Spaansch schip gezien is op veertig mijlen afstand van NewYork, terwijl een ander mede deelde, dat het eskader gezien is bjj de kust van Venezuela en dat deze zoeken naar drie Amerikaansche schepen. HAARLEM, 17 Mei 1898. Zaterdag werd in het Brongebouw het eerste nationale congres der veree niging tegen het mishandelen van die ren gehouden. De voorzitter, de heer v. d. Voort, opende het congres met een woord van dank aan de aanwezigen, een woord van herdenking aan de man nen, die vóór 25 jaar den stoot gaven aan de oprichting en helaas geen getuige kunnen zijn van de vruchten van hun arbeid. Spreker hoopt, dat door dit con gres belangstelling zal worden gewekt in het doel der vereeniging, het huma nitair beginselhet beschermen der die ren, dat onverschilligen belangstellenden zullen worden. Spreker bracht nog een woord van dank aan allen, die hun steun hebben verleend en besloot met den wensch, dat de werkzaamheden van het congres zullen mogen medewerken aan de beperking van het groote kwaad, dat nog steeds op zoo droevige wijze onze maatschappij ontsiert. Hierna stelde de heer v. d. Voort voor, den heer dhr. L. J. Quarlei van Ufford te benoemen tot eerevoorzitter, waarme de men blijkens applaus instemde. Na afzending van een telegram van hulde aan H.H. M.M. te Schönfels erlangt de heer Jhr. L. J. Qnarles van Vfford

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1898 | | pagina 1