Myn Oom en myn leermeester.
Vit het Fransch
VAN
JEAN DE LA BRÈTE.
15)
Dat zien wij heel goed, meisje,
maar probeer nu ook op te merken,
dat zich behoorlijk te gedragen, een
lofwaardige eigenschap is.
Waren onze mannelyke gasten
jong, dan maakten zij Blanche en
my het hof, en dan amuseerde ik mij
uitstekendmaar als het oudjes waren
Goeie hemel, dan kwamen zij
altijd met politiek aandragen, om er
migraine van te krijgen. Och, och,
wat heeft die politiek mij wel verveeld
Men oreerde hartstochtelijk, men
gesticuleerde, men redde het vader
land, men werd roodhetgeen
intusschen allemaal niet belette, dat
de zaken hun gewone gangetje gingen.
Oom schoot zoo nu en dan eens
een geestig en verstandig woord er
tusschen en bracht de discussies over
op meer verheven terrein, dan dat
der persoonlijke belangen en sym-
pathiën. Een bepaalde kleur had hij
niet en hij dacht niet meer of minder
dan dat Frankrijk al bijna een eeuw
lang op 't hoofd liep, en aangezien
deze toestand abnormaal is naar den
kelder ging.
Hij maakte er zich niet druk over;
hy behield zijn kalmte te midden
van 't gebulk van zijn gasten, wetend
toch het laatste woord te zullen
hebben, want hij zag scherp, en
verder dan zijn neus lang was.
Soms hoorde ik, dat hij onze re
geering tennis-spelers noemde, hij
vergeleek dan de wetten, die de
Kamers elkaar dagelijks toezenden
bij ballen welke de Franschen, de
neus in de hoogte, met vrome ge
zichten door de lucht zien vliegen,
totdat ze op het kraakbeen van hun
reukorgaan vallen en dat verplette
ren. Hieruit trok ik, zooals ik te
zijner tijd en ter gelegener plaatse
zal vermelden, enkele gevolgtrekkin
gen, ten opzichte van mijn eigen
gedragslijn.
Mijnheer de Pavol hield van een
praatje, van dispuut. Al sprak hij
zelf weinig, hij luisterde met belang
stelling. Onder een ruwen schors
verborg hij veel algemeene kennis,
fijne, verheven aspiraties, een groote
mate van gezond verstand en een
inderdaad hooge levensbeschouwing.
Hij was geen dweper en ook geen
heilige. Als de meeste mannen zal
hij, denk ik ook zijn gebreken
wel gehad hebbenmaar hij geloofde
aan God, aan een ziel, aan de deugd,
en beschouwde ongeloof, spotternij
en verachting volstrekt niet als blij
ken van mannenmoed en verstand.
Met genoegen hoorde hij materialisten
en vrijdenkers bun stellingen ont
vouwen, en zijn mond drukte al ge
noeg uit, voor hij een woord had
gezegd, terwijl hij den spreker diep
van onder zijn opgetrokken wenk
brauwen aanzag. Maar dan ant
woordde hij langzaam en waardig:
„Voor den drommel, mijnheer, ik
heb respect voor uBijna heeft u
de volmaakte ootmoed bereikt, die
in 't Evangelie wordt gepredikt.
Ik schaam mij bijna uwe voet
stappen niet te kunnen drukken,
maar ik ben behept met een duivel-
schen hoogmoed, die mij altijd zal
beletten mij gelijk te stellen met de
rups, die aan mijn voeten kruipt en
met het zwijn, dat in de mesthoop
wroet."
Altijd had hij het te kwaad met
den gemeenteraad, hij hield niet van
de dorpelingen en beweerde, dat een
boer het grootste canaille is, dat er
Rondloopt. Hoewel hij ontzien en
geeerd werd, was hij alzoo niet
bemind.
Oom had geen bepaalden loopbaan
gevolgd, hij was noch dokter, noch
advocaat, noch ingenieur, noch di
plomaat, geen minister zelfs. Zijn
levenstaak bestond in het hoog hou
den der traditiën, het eerbiedigen van
wat eerbiedwaardig is, het zich niet
laten meesleepen in den maalstroom
des tijds en zijn invloed aan te wen
den om sommigen te leiden tot wat
goed is en schoon. In een woord,
oom was een man van verstand en
hart, en als hij nooit over politiek
had gepraat, zou ik gedacht hebben,
dat hij volmaakt was. In het intieme
leven was hij zeer gemakkelijk om
mee om te gaan. Hij verafgoodde
zijn dochter en droeg ook mij een
zeer goed hart toe.
„Wat zyn die regeeringen toch
vreemde dingen" zei ik aan mijnheer
de Conprat. „Zij moesten allemaal
afgeschaft worden; dan zouden wy
tenminste geen politiek meer behoe
ven te slikken. Twee dingen moeten
weg: de piano en de politiek."
Zooveel leg ik er ook bij, gaf
hij lachend ten antwoord.
Zoo Hou je niet van piano
spel En je luistert altijd met zooveel
genoegen naar Blanche, ten minste
dat schijnt zoo.
Dat komt, omdat nicht Blanche
inderdaad talent heeft.
Deze uitlegging gaf mij dat ver
moeiende gevoel, dat iemand krijgt,
wanneer hij slaapt en muggen hem
kwellen an steken zonder hem wakker
te maken. De reden, die Paul opgaf
was blijkbaar niet aannemelijk, want
ondanks het talent van Juno, kreeg
ik, die niet van muziek hield, altijd
aanvechting te gaan schreeuwen of
mij ergens in veiligheid te brengen,
wanneer zij sonates van Mozart of
Beethoven speelde. Dat zijn mannen,
die er op kunnen pralen, de mensch-
heid te hebben verveeldMet innig
medelijden heb ik vaak aan hun
vrouwen gedacht.
Te midden van dit kalme, zoete
leventje, van mijn verwachtingen,
mijn kleine kwellingen, die weer
verdwenen voor een vriendelijk woord,
en voor de ontspanningen, die het
nieuwe leven mij bood, werd het
September. Oom bereidde zich, met
een gezicht als iemand, die naar 't
schavot wordt geleid, voor om ons
te begeleiden naar de soirees, die
door mijnheer de Conprat in 't voor
uitzicht waren geBteld.
XII.
Op mijn eerste bal deed ik weinig
ten bate mijner zedenstudiën, daar
sta ik voor in. Van dezen avond
herinner ik me alleen nog mijn waan
zinnig genot en de ongepastheden,
die ik heb gezegd, want die bezorg
den mij den volgenden dag een ge
duchte boetpredikatie.
Van tijd tot tijd gaf Juno mij
met haar waaier een tik op den
schouder en fluisterde mi) in 't oor,
dat ik bespottelijk deed; maar zij
had even goed met een degen in 't
water kunnen steken; ik zocht de
vlucht in de armen mijner dansers,
en vond dat als men in den hemel
niet walste, het niet de moeite waard
is er heen te gaan.
Soms trachtte een cavalier heel
vernuftiglijk een gesprek aan te
knoopen.
„Woont u hier al lang, juffrouw
Neen, mijnheer: zeven weken
bijna.
Waar heeft u vroeger gewoond
Op la Buisson, een verschrikkelijk
land, bij een verschrikkelijke tante,
die Goddank, dood is.
Uw naam is zeer bekendin
1423 was er een ridder de Lavalle
ingesloten op den berg Saint-Michel.
Zoo! Wat voerde die ridder
daar uit?
Wel, hij verdedigde den berg
tegen de Engelschen.
In plaats van te dansen onzin.
Apprecieert u aldus den helden
moed uwer voorvaderen?
Over mijn voorvaderen heb ik
nooit gedacht en met heldenmoed
heb ik volstrekt niet op.
Wat heeft die arme heldenmoed
u dan misdreven?
De Romeinen waren, zoo 't
schijnt, helden, en ik verfoei de Ro-1
meinenMaar laten we liever walsen
dan praten.
Mijn geluk steeg ten top, als ik
in het salon vol licht, onder de oogen
van al die chique gekleede vrouwen,
te midden dier wereld, waarvan ik
kort geleden nog zoo ver verwjjderd
was, met mijnheer de Conprat walste.
Hij danste beter dan alle anderen,
dat is zeker. Hoewel hij groot was,
en ik buitengewoon klein, voelde ik
soms toch zijn aardigen krulsnor op
mijn voorhoofd, en dat gevoel
maar daar zal ik maar niet over
spreken, uit vrees mijn medemenschen
aanstoot te geven.
Vreugdedronken door de compli
mentjes, die om me heen gonsden,
debiteerde ik alle mogelijke en onmo
gelijke bêtises, maar ik won stormen
derhand alle heeren voor mij en bracht
de jonge dames tot wanhoop.
De cotillon verrukte mij het meest,
en toen oom, die als een martelaar
in zijn hoekje zat, ons beduidde, dat
het tijd was om te vertrekken, riep
ik van 't ander einde der zaal:
„Oom, u krijgt mij alleen weg door
de macht der bajonetten."
Maar de bajonetten moest ik er bij
denken, en Juno volgen, die mooi
en statig als altijd, zich haastte haar
vader te gehoorzamen zonder acht te
slaan op mijne bedenkingen.
Thuis en op mijn slaapkamer ge
komen, ontkleedde ik my vrij kalm
maar toen ik mijn nachtjapon aanhad
en op punt stond in bed te stappen
greep ik mijn peluw en danste daar
mee door de kamer, terwijl ik luid
keels zong, Juno, wier kamer aan
de mijne grensde, kwam verschrikt
toeloopen.
„Reine, wat voer je toch uit
Dat zie je wel, ik wals.
Goeie God, ben je nu gek?
Liefste, als de menschheid ge
noeg gezond verstand bezat, zou zij
dag en nacht dansen.
Reine, je zult kou vatten. Ga
toch als 't je belieft in bed.
Ik wierp mijn peluw in een hoek,
en gleed onder de dekens. Blanche
kwam aan mijn bed zitten en impro
viseerde een lange boetpredikatie. Zij
sloofde zich uit mij op 't gemoed te
drukken, dat bedaardheid onder alle
omstandigheden, een gelukkige eigen
schap is, dat men alles moet doen
op zijn tijd, en op de plaats, waar
't behoort, en dat, wel beschouwd,
een peluw haar geen bijzonder aan
trekkelijk danser toescheen.
„Wat dat betreft, dat ben ik met
je eens," viel ik haar levendig in de
rede, „alleen de echte dansers van
vleesch en bloed zyn aantrekkelijk,
vooral als ze een snor hebben, een
blonde snor bijvoorbeeld! Een snor
retje, dat je zoo voelt op je voorhoofd
of op je wang, als je danst, dat.
Hierop sliep ik in en werd niet
wakker voor den volgenden middag
drie uur.
Toen ik gekleed was, verzocht
mijnheer de Pavol mij Ijij hem. Dade
lijk nam ik deze uitnoodiging aan en
zag aan oom's voorhoofd wel, dat er
kwaad broeide. Aan zijn plechtstatige
manier van doen bemerkte ik, dat
mijn meening juist was, en daar ik
altijd op mijn gemak gesteld ben ge
weest, zoowel bij boetpredikatiën als
in andere levensomstandigheden,
schoof ik een fauteuil aan, waarin
ik mij gemakkelijk neervleideik
vouwde mijn handen over mjjn knie
en sloot, als in diep gepeins, mijn
oogen.
Na twee seconden, toen ik nog
niets hoorde zei ik
Kom, oom, steek maar gerust
van wal.
Doe mij de eer en het genoegen,
rechtop te gaan zitten, Reine, en een
meer eerbiedige houding aan te nemen.
Maar oom, zei ik en sloeg
hoogst verwonderd mijn oogen op,
het is volstrekt mijn bedoeling niet
in respect jegens u te kort te schie
ten ik deed mijn oogen dicht, om u
beter te kunnen verstaan.
Kind, je maakt me nog dol.
Wel mogelijk, oom, gaf ik droog
jes ten antwoordde pastoor heeft
wel honderdmaal gezegd, dat ik hem
vermoordde.
Geloof je waarachtig, dat ik
lust heb voor een onopgevoed meisje
naar den duivel te gaan?
Ten eerste, oom, hoop ik dat u
nooit naar den duivel zult gaan,
hoewel u genoeg op hebt met dat
personage, en dan ik zou zeer be
droefd zijn als ik u moest verliezen,
want ik heb u lief, met heel mijn hart.
Humwel verplicht. Maar
zou je me nu ook eens willen ver
tellen waarom je na al mijn lessen
en raadgevingen je gisteravond zoo
ongepast hebt gedragen?
„Specificeer de beschuldigin
gen, oom.
Dat zou een lange lijst worden,
want alles wat je deed was averechts
verkeerd, je leek wel een hollend
paard. Onder meer '[andere flaters
heb je mijnheer de Conprat bij zijn
voornaam genoemd,'[toen je hem zag,
ik stond by je en bemerkte dat het
je cavalier ten hoogste verwonderde.
Daar zie ik hem best toe in
staat, 't was een uil.
Ik ben geen uil, Reine en ik
zeg je, dat het niet behoort.
Maar oom, hij is onze neef, wij
zien hem haast iederen dag. Blanche
en ik noemem hem altijd Paul, als
wij over hem spreken, en ook als wij
het tegen hem zelf hebben.
Dat gaat goed, wanneer men
thuis is, in intiemen kring, maar niet
in de wereld, waar niet iedereen ge
houden is de bloedverwantschap en
relaties der menschen te kennen.
Dus moet men thuis anders zijn
en doen dan in de werèld.
Ik doe voortdurend mijn best,
je dat aan 't verstand te brengen.
Maar dat is huichelarij niet meer
en niet minder!
In 's hemels naam, huichel toch,
ik vraag je niet anders. En dan heb
ik gehoord, dat je aan wel vijf of
zes jongelui gezegd hebt, dat je ze
aardig vond.
Dat zal waar zijn, riep ik in
een opwelling van sympathie voor
mijn dansers, ze waren zoo galant en
beleefd en voorkomend. En toen ben
ik in de war geraakt met mijn be
loften, en ik was bang ze onaange
naam te zijn.
Intusschen ben je[ mij vaak
genoeg onaangenaam Reine. Al zeven
weken lang probeeren Blanche en
ik je te doen inzien, dat het tot den
bon ton behoort de uitdrukking zijner
gevoelens te matigen, niettegenstaan
de dat grijp je alle gelegenheden aan
om dwaasheden te zeggen en te doen.
Je bent verstandig,'je bent coquet, en,
ongelukkig voor mij, heb je een tien
maal liever gezichtje, dan je verdient
en
Ziet u, van zulke zedepreeken
houd ik.
Reine valFmij niet in derede,
ik spreek in vollen' ernst.
Oom, laat ons als menschen re
deneeren. De eerste keer, dat u me
zag, riep u„je bent verduiveld knap".
Welnu, waarde nicht?
Wordt vervolgd).
gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,