Eerste Blad. No. 9 Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 88. Tweeëntwintigste Jaargang. 144 J-L XJb Jtl JLv JU JU JUL lO W XI met AMSTERDAM. abonnementsprijs: van W0ENSDAG 31 Januari 1900 vfrsoittjnt Per drie maanden—,25. versohijnt N ieuwsberichten TllIfHOONNUMHlI ThT I-A i-k s\/l ^HI TELEPHONISCHB VERBINDIN.O ADVERTENTIEBLAD franco p. post ,40. Prfls per Advertentie van 1-5 regels f0.25, elke regel Dinsdag- en Vrijdagavond. Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk. meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst. WETEN EN WERKEN. In de bijeenkomst van Maandagavond werd de spreekbeurt vervuld door den Heer A. van der Voort. Het oorspronkelijke plan van Spreker was een en ander mede te deelen uit de vroegste geschiedenis van Haarlem. Vervroeging van den voordrachtsavond had dit plan verijdeld. De mannen van W. W. houden zich echter aanbevolen, want de vroegste geschiedenis van onze stad geeft tot menige vraag aanlei ding. Spreker had ons willen verhalen van de eerste bewoners van dezen omtrek, hoe zij in den streek van de tegen woordige Damstraat hun ellendige hut ten hadden en van daar strijd voerden met het groot wild, dat zich in die streken ophield, als everzwijnen en dergelijke en ons iets willen mededeelen omtrent den geestestoestand van die halve wilden, alsmede van hunne ver houding tot de dieren die zij met pijl ea boog bekampten. Zoo was Spreker tot het denkbeeld gekomen om ons een en ander onder de aandacht te brengen aangaande onze verhouding tot de dieren. Hoe is de verhouding en hoe behoort die te zijn De mensch beheerscht de dierenwe reld, gebruikt het dier waarvoor hij wil, doodt het, zonder omtrent een en ander rekenschap te geven. Dit is den mensch toegestaan. Soms gaat echter de mensch zijne bevoegdheid te buiten misbruikt het dier, martelt het, doodt het soms op meer dan afschuwwekken-1 de wijze. Spreker schrijft dit laatste toe aan onjuist begrip van hetgeen bij het dier omgaat, door onvoldoende kennis van het gemoedsleven der aan onze zorgen toevertrouwde dieren, door ge brek aan medelijden, dat hij na de eenige dijjfveer tot het goede is, tenzij het eigen belang nog bovendrijft. Zelfs zou men het medelijden soms den vorm van verfijnd eigenbelang willen noemen. Is men medelijdend, dan doet men zooals men zelf wensoht gedaan te worden. Hoe fijngevoeliger men is voor eigen leed, des te meer gevoelt men het leed van anderen. Bezit iemand dit hoogge plaatst gevoel, dan is een held geboren hjj is tot groote daden aangewezen, in staat of godsdienst, doch tevens ontstaat in hem ook de martelaar Na op deze wijze de hooge waarde van het medelijden bij den mensch aangetoond te hebben kwam Spreker tot de ontwikkeling van de vraag Woont bij het dier medelijden De ondervinding beantwoordt deze vraag bevestigend in de eerste plaats bestaat medelijden tusschen dieren van dezelfde soort, omdat die elkaar het best begrijpen, maar ook tu-schen dieren van verschillende soort. Eenige voor beelden gaf Spreker hiervan ten beste. Een kat zagen wij optreden als bescherm ster van kleine vogels, honden als redders, leeuwen en tijgers als in de bres springende voor zwakkere natuur- genooten. Jammer, dat het medelijden niet altijd opweegt tegen zjjn tegenvoeter, de wreedheid, en dat de mensch nog dik wijls in menig opzicht, zooals het ver- leenen van hulp, bij het dier in de leer behoort fe gaan, dit toonde Spreker met eenige goed gekozen en bijna voor 't grijpen voorbeelden aan. Vogels die hun gebrekkige mede geve derden voedsel brengen, paarden die eikaars wonden reinigen enz. toonen aan dat het medelijden bij het dier een feit is. De vraag of het dier hierin handelt volgens gewoonte, volgens in stinct, meent Spreker niet bevestigend te moeten beantwoorden; eerder zijn het daden van overleg, van inzicht. De oude Oostersche godsdienst geschriften geven zeer bepaalde bevelen tot het goed behandelen van dieren. Uitspraken alsDen dorschenden os zult gij niet muilbanden, zijn geen uit zondering. Zoo weinig doet de tegenwoordige maatschappij voor bet dier, dat bijzon dere vereenigingen zich zijn lot moeten aantrekken, zulks omdat alle voorschrif ten ontbreken. Zóóals het dier behandeld wordt, zóó doet het zich voor tegenover den mensch. De Italiaan is wreed voor den hond de hond ziet er in den mensch zijn vijand. Den straathond te Konstantinopel laat men daar met rust; de hond is er niemand tot overlast. Waar het dier niet den mensch kent is het niet schuw, eerder vertrouwelijk. Onze ook wegens zijn ongelukken be kende zeeman Bontekoe weet hiervan te verhalen. Op het eerste gezicht geeft het dier zich met vertrouwen aan den mensch over en toont bij goede behan deling eene aanhankelijkheid tegenover den mensch, waardoor men tot het besluit moet komen, dat soms het dier den mensch in zelfverloochening verre vooruit is. Zelfs wilde dieren als wolven en roofvogels en arenden toonen gevoel van aanhankelijkheid tot den mensch. Ook hiervan werden nog enkele voor beelden bijgebracht. Zelfs zijn er ge vallen, dat die neiging overslaat tot naijver. Uit alles blijkt, dat het dier een zieleleven heeft, dat voor ontwikke ling vatbaar is. Die ontwikkeling gaat bij het dier langzaam, maar zeker niet gaat die sneller bij de ontwikkeling van den mensch, voor wien eeuwen nog niet lang genoeg geweest zijn om hem te brengen zelfs nog maar op een beschei den standpunt. Het talrijk opgekomen publiek volgde den Spreker met veel aandacht. De Spreker kan zich verzekerd houden in den kring van Weten en Werken ook dezen avond nuttig werkzaam te zijn geweest en dat het aangename aan het nuttige gepaard ging, bewezen de be luigingen van bijval welke Spreker te beurt vielen. Ten slotte nog eene lachwekkende bijdrage, in mooien toon voorgedragen. Aanstaanden Dinsdag vervult Dr. Kei ler van Hoorn de spreekbeurt. Bericht werd, dat de Spionskop, waar zoo om gestreden werd, door de Engel- schen is verlaten. Het maakte in Londen een zeer slechten indruk. Van Ladysmith komt bericht, dat de bezetting de stad thans onneembaar heeft gemaakt door nieuwe versterkingen. Er moeten bij Spionskop van beide kanten veel dooden zijn gevallen. Van eene omtrekkende beweging van Generaal Buller kan volgens Dr. Leijds geen sprake zijn en zijn meening is, dat de Boeren Ladysmith niet nemen om het aantal gevangenen niet te vergrooten. Thans schijnt bij Colesberg weer een omtrekkende beweging beproefd te worden. Het commando bij Magerfontein is weer vermeerderd met duizend bereden Boeren. Uit Ladysmith is weêr een uitval gewaagd door lanciers, doch is afge slagen De Engelsche regeering wil twee honderd veertig millioen gulden aan vragen voor het voortzetten van den oorlog. Een deel der Oppositie in het parle ment, zal het te vragen oorlogscrediet bestrijden. Na de nederlaag bij Spions kop en vooral na het vermoffelen der volledige berichten daaromtrent van Regetringswege, zal de critiek der spiekers er niet minder op worden. Een Berlijnsch telegram noemde dat bij Spioenskop van de Engelschen ge vallen waren achthonderd dooden en vijftienhonderd gekwetsten, maar die getallen komen menigeen overdreven voor. Het ministerie van oorlog heeft geen bericht ontvangen aangaande deze ramp of verzwijgt die. Sommige Bntsche deskundigen be schouwen die zoogenaamde voorposten gevechten als van minder belang, anderen wegen elk verlies, en er worden ook geruchten verspreid als zou Spioenskop ontruimd zijn zonder bevel van Warren en Buller, wat niet aan te nemen is. Overigens wordt de tegenwoordige toe stand door enkele deskundigen, die rustig thuis zitten, sterk aangevallen. Geruchten gaan als zou Mafeking ontzet zijn. Het bericht kwam over Lourenfo Marques. Ook wordt medegedeeld, dat veertig duizend man trachtten door te breken naar Ladysmith. Een oudofficier gelooft niet, dat Buller het met zijn voorttrekken winnen zal, zelfs niet als hij er in slaagt Ladysmith te ontzetten en dan hulp te krijgen van White en is van meening, dat de veldheeren den moed moeten hebben hun taak neer te leggen, omdat die onuitvoerbaar is, of minstens, omdat zij voor die taak ongeschikt zijn. Warren zou er blindelings ingeloopen zijn; het vluchten van de boeren toen de Engel schen den kop namen, daarin ziet men alweer Boerenverraad. In het algemeen ziet men den toestand van de Engelsche troepen benoorden de Toegelo zeer donker in, te meer daar alles wat men tot heden beproefde zonder gunstig gevolg was en boven dien de Boeren in alles in de meer derheid zijn. Een Nederlandsch deskundige bracht in eene elders gehouden voordracht o.a. het volgende gezegde van Kruger in herinnering: De Engelschen namen in 1877 twintig shilling in het pond, in 1881 gaven zij ons tien shilling terug, in 1884 nog eens vijf. Vijf shilling blijven zij ons dus nog schuldig. In een langwijligtelegram deelt Buller, mede op welke wijze hij bij Colenso zes kanonnen kwijt raakte met veel paarden en manschappen. Zes andere heeft hjj kunnen behouden. Verder schuift hij de schuld van zijn nederlaag op kolonel Long, die zijne orders niet opvolgde. Van de Engelsche verliezen bg Spioenskop is nog nie's officieel bekend gemaakt. Waarschijnlijk echter hebben die wel aanleiding gegeven tot het feit van Bulleis terugtrekken over de Toegela, waardoor de toestand voor Ladysmith dezelfde blijft en waar volgens Buller zelf de toestand ernstig is. Dr. Leyds verklaarde, dat Ladysmith, Kim- berley en Mafeking drie gevangenissen zijn, waar de Engelschen hun eigen voorraad moesten opeten. Generaal Warren zou na een moord dadig gevecht over den Toegela gedre ven zijn. De ontzetting van Mafeking schijnt weer eens op geruchten berust te hebben. Verder blijkt dat de bezetting van Spionskop aan overrompeling te dan ken is. Toen de Boeren later de Engel schen weer verjoegen heeft dit den laatsten veel offers gekost. Uit het Boerenkamp meldt men dit getal te zijn vijftienhonderd dooden. Honderdvijftig Engelschen gaven zich daar over. De Times wil nog vijftig duizend man naar Afrika gezonden hebben en later nog hetzelfde getal, maar geeft in be denking het ontzet van Ladysmith op te geven en zegt niet vanwaar die man netjes komen moeten. Steeds gaan de Engelsche bladen voort generaal Buffer steik te hekelen. Langzamerhand komen nu ook de telegrammen deroorlogscorrespon denten binnen omtrent Spionskop en er blykt uit. dat de regeering de oflicieele be richten van Buller heeft verknoeid, na tuurlijk met het doel de zaken minder ernstig voor te stellen of om niet al het angstwekkende in eens te geven. Verteld wordt, dat veel Franschenen Duitschers naar Pretoria gaan om bij het vervaardigen van munitie behulp zaam te zijn, benevens dat nog tachtig zulke vreemdelingen verwacht worden. Onopgehelderd is nog niet wat er ge worden is van de Engelsche soldaten die niet over de Tugela terugkonden, omdat men bezwaailyk kan aannemen, dat allen den overtocht konden inaken, temeer daar het terugtrekken niet in kalmte zal zijn toegegaan. Van Kimberley en Mafeking geen nieuws en van Modderrivier evenmin. Spanje levert granaten aan Engeland, doch daar het contract deze betreffende voor het uitbreken van den oorlog ge sloten werd, kan de Spaansche regeering niet handelend optreden. De Westminster Gazette waarschuwt het Engelsche volk tegen het voortzet ten van den oorlog in Natal. Engeland kan troepen, kanonnen, gold naar Afrika zenden, maar men behoort te bedenken, dat iedere overwinning den Boeren meer vrienden bezorgt en dus hun kracht zedelijk verhoogt. Bovendien, Engeland ia niet bemind en buitenland- sche regeerders maken aanstalten zich te zijnen koste te verrijken, terwijl Engeland zijn grenzen in den vreemde niet genoegzaam kan verdedigen. In het algemeen is het blad van meening, dat het goed zal zijn spoedig een einde aan den oorlog te maken. Te Ladysmith scheint men ook al een weinig de hoop op te geven. „Wjj houden op," heliographeerde de corres pondent van The Standard naar den Zwartkop, imet het berekenen van het uur van ons ontzet. Wij hoorendagen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1900 | | pagina 1