OM HET GELUK DOOR ELIZE {KNUTTELFABIUS. 7) Paul keek haar aan en bleef eenige oogenblikken zwijgen. Zij waren in Emmy's boudoir, dat als de schelp was, waarin zij behoorde, zoozéér was het één met hare persoonlijkheid in zijnen stillen smaakvollen eenvoud, in de harmonie der gedempte tinten, in de reine, vroolijke versiering met bloemen en afbeeldingen van kinderen en dieren, die als teekeningen, etsen, photographieën tafeltjes en wanden dekten. Zooals zij daar zat in die omgeving, zeer jeugdig in een een voudig, wit wollen kleedje, de groote blauwe oogen ernstig vragend op Paul gericht, ging van geheel haar wezen iets zoo aandoenlijk jonk vrouwelijks uit, dat een vreemde weemoed zich van Paul meester maakte. Hij dacht aan de vele ont goochelingen die haar wachtten„en zij is er zoo weinig tegen gewapend, opgevoed door zoo'u vreeselijk naïeve, bejaarde tante," was zijne conclusie; „zou het niet goed zijn haar een weinig op de hoogte te brengen?" „Emmy," begon hij haperend, heel ernstig, „je stelt je de menschen te goed voor meet ze toch niet af naar je zelve. Als allen dachten en voelden zooals jij, Em, ja, dan was de wereld heel wat beter en reiner, maar zoo zijn wij anderen niet 1" „Wij!" riep Emmy hartstochtelijk „hoor, Paul, als jij eens iets slechts deed, dan zou ik in niemand meer gelooven, maar dan zou ik wel dood willen zijn ookl" Paul zag haar peinzend aan, met iets meewarigs in zijn blik, toen bracht bij het gesprek op iets anders. Maar in Emmy's ziel bleef een vage onrust, als onaangename ge waarwording, na. Als de oplossing der inwendige disharmonie door Paul's bezoeken bij Emmy achtergelaten haar moeielijker viel dan gewoonlijk, zocht zij troost bg den vriend, met wien zg alles besprak wat buiten de sfeer lag van tante Clémence. Die vertrouweling was een vriend van haren vader geweest. Emmy had hem, toen zg pas in den Haag woonde, opgezocht uit piëteit en medelgden, want Karei Doorniok, de geboren artist, wiens schildergen en etsen hem een opkomenden roem verschaften, toen eene verlamming hem met werkeloosheid sloeg, was een voorwerp van medelgden. Eens had hg zgn lot gevloekt, toen er mede gewor steld, zijne geestkracht was de sterk ste geweest. Een klein vermogen stelde hem in staat stil en bekrompen, maar onafhankelijk te leven. Sedert jaren zat de eens overmoedig vroo- lgke kunstenaar, nu een vervallen, gebroken man, bg goed weder in zgn rolstoel in 't zonnige tuintje achter zgn klein huis in eene der buiten- wgken, waar vele vrienden hem trouw bezochten. Zgn kleine tuin was zgne wereld. Het leek wel een miniatuur wildernis, dat plekje, zoo vol was het van sterk geurende heerters en wild opschietend zaaigoed. Heliotrope, reseda, latyrus, kamper foelie, jasmijn, alles groeide er door en langs elkander, groote trossen gou den en blauwen regen hingen neder tegen den rooden huismuur; midden in het gewarrel van slingerplanten Btond eene grgze, verweerde Aphrodite en tegen de schutting eene duiventil. De witte duiven streken vrgmoedig neer op hoofd en schouders der godin, of ook wel op den grooten stoel van den eenzamen man. Op warme zo mermiddagen zat deze stil te genieten van geuren en zonneschgn en bg het gekir der duiven te droomen van veel schoons, dat zgne fantasie hem voor- tooverde, zoo levendig en duidelijk, dat hg soms een oogenblik zgn toe stand vergat, en het hem wel ge beurde dat hij aan het werk wilde gaan, aan het heerlgke scheppende werk met zgne verlamde handen. Deze man was langzamerhand de vertrouwde geworden van allejongoren onder zgn kennissen en bewonderaars, ook van Emmy. Bg hem kon zg zich uitspreken als zg zich soms een zaam gevoelde, alleen met tante Clé mence, die haar zoo weinig begreep, of als haar gemoed bezwaard was over Paul, van wie zij alles aan Doornick verteld had. De man, die met eigen smart had gekampt, lang en verwoed, bad een diep medegevoel met het ge moedsleven van anderen. Hg had veel over Paul gehoord, ook door anderen dan Emmy, en wel een en ander dat Emmy niet wist en waarvan hg zich afvroeg welken indruk het op haar zou maken, onder anderen dat Paul als jong student een tijd lang heel wild had geleefd in eene woede van alles te willen kennen en medemaken, die plotseling weder had plaats gemaakt voor de oude eenzel vigheid ook dat hg weinig vrienden had, daar men zgn teruggetrokken wgze van zgn toeschreef aan pedante rie, vooral sedert een paar novellen van zijne hand in den studentenalma nak verschenen en eenige gedichten in verschillende tgdschriften geplaatst, de aandacht op hem gevestigd had den. Die gedichten waren somber, overhellend tot cynisme, soms gezocht de vruchten van een onrgp, maar zeer wezenlgk talent. Hg had steeds aan Emmy overdrukjes gezonden, deze had ze gelezen en herlezen tot haar blauwe oogen vol tranen ston den. De storm van kwellende vragen door die gedichten in haar wakker geroepen, werd haar dan te machtig. Ook hinderde haar de kritiek van tante Clémence, die zoo minachtend kon vragen „heet dat tegenwoordig mooi?" en dan ouderwetsche poëzie begon te reciteeren, bgvoorbeeld „Le Lac," dat zij uit het hoofd kende. 't Was een van de zomersche da gen, die het vroege voorjaar kan geven en Doornick zat in zgnen rol stoel buiten in de zon, bg zgne duiven en zgne Aphrodite, aan wier voet nu de hyacinthen geurden en bloeiden. Tegenover hem zat Emmy, eene aflevering van een tgdschrift, waarin een paar gedichten van Paul waren opgenomen, in de hand. „Luister nu eens," zeide zg, en las hem de verzen voor. „Wat is dat nu?" vervolgde zg geërgerd, „wat beteekont dat nu?" wat meent hg toch met dat alles? Wat doet hem zoo klagen en lgden? Ik wil niet dat hg lijdteindigde zij heftig. „Maar kindje, je moet niet alles zoo letterlijk opvatten 1" zei Doornick met een zweem van spot. „Maar zgne verzen zgn altgd vol van zulke dingen. Hg is zelve ook altgd onbevredigd. Zou hg soms Zij aarzelde en kleurde. „Droomen van andere liefde dan die van blonde Emmy?" vulde de schilder aan en zag haar met een half ironisch, half meewarig glim lachje in het gloeiende gezichtje. „Kindje, kindje, wat moet je nog veel levenswijsheid leeren, eer je de gezellin van een dichter zult kunnen zgn," plaagde Doornick. „Wat heeft dat er nu mee te ma ken. „Wel hg moet uiting geven aan, iedere emotie, die, al is het maar een oogenblik in hem leeft. Bg gebrek aan werkelijk doorleefde emotie, schept zgne fantasie hem verdichte gevoe lens, die zich soms aan het bestaande aanknoopen, soms geheel Actief zijn, die vormen de atmosfeer, die hij moet inademen, om te kunnen dichten. „En die geeft onze verhouding hem niet, meent u?" vroeg Emmy gespannen. Doornick dacht een oogenblik na. Hij ging haar iets zeggen, dat haar zeer zou doen, maar 't was toch noodigzg was zoo naïef en niemand anders zou haar waarschuwen. Hg greep moed en zeide langzaam, de minst grievende uitdrukkingen kie zend „Kgk eens, kindje, geluk wil ver worven worden en de man zoekt strijd en inspanning. Hg moet zich veroveren wat hij begeert, en ik ge loof wordt nu niet boos, kindje! dat Paul te zeker is van je lief, trouw hart. Maak het hem niet al te gemakkelgkuwe liefde is eene bloem, die met u beiden is opgegroeid, maar ik zou voor u beiden willen dat je er wat distels omheen plantte eer hij ze plukken mag. Die wereldwijs heid is van lager orde dan de in spraak van jou argeloos gevoelen en je je geven zonder voorbehoud maar wg hebben de wgsheid der wereld nu eenmaal uoodig," eindigde hg met een zucht. Emmy stond naast hem, zg was heel bleek geworden terwijl hg sprak. Mot eene zachte beweging streelde zg de lamme hand, die op de leu ning van den stoel lag, met een half bewusten drang hem te doen gevoe len, dat zg hem de pgn vergaf, die hij haar aandeed. Een poosje zwegen beide. Doornick liet zgne blikken over het tuintje zwerven; spoedig zou hier weder de al te weelderige plantengroei en orgie van geur en kleur zgn, die hg spottend „de orgie van den lamme" noemde. Dan zouden de menschen zeggen, dat hg den tuinman moest laten komen om te snoeien, maar hg, en de Aphrodite en de duiven vonden het goed zoo. Moest dan de groei der natuurlijke gevoelens in een onbevangen hart altijd besnoeid en aan latjes van wereldwgsheid worden opgebonden Hg kwam zich nu haast te wreed voor! Emmy greep haar boek en nam afscheid, stil en bedrukt. Hg zag haar aan en in zgn blik lag de liefkoozing, die zijne handen niet vermochten te geven. «Dream not that the way is smooth, Think not that the thorns are roses, Thou hast sterner work to do—" mompelde hg zacht. Emmy ging naar huis met de pgnigende gewaarwording, dat haar iets heel onaangenaams was weder varen. Haar mooi, blinkend kleinood, hare liefde, was bezoedeld; het was het hare nog wel, er was niets we zenlijks mede gebeurd, maar o, die doffe plekken, die vingerafdruksels der wereldwgsheid. En dan, hare grenzenlooze, niets vragende over gave, die zg als iets heel natuurlijks had beschouwd, kwam haar nu voor als vernederend. Haar trots was ge wond en door die wonde haar nu eerst bewust geworden. Zg bracht een' treurigen nacht door, met bon zend hoofd op het kussen, waarop zg geene rust kon vinden. „Tante," zeide zij den volgenden morgen na het ontbgt, „als u mg een pleizier wilt] doen,! dan moet u Paul niet meer invjteeren, voordat hg eerst weer uit zichzelve belet vraagt. Hg weet best, dat hg hier altgd welkom is, maar wg moeten onze gastvrijheid]! niet aan hom op dringen als hg soms ergens an ders meer gezelligheid vindt." Tante ClémeDce keek een weinig verwonderd, maar knikte toestem mend. Zij had zich wel eens bezorgd gemaakt of het niet strgdig was tegen de convenances, dat de jonge man zoo druk hare dameshuishduding fre quenteerde. Maar het was haar altgd zwaar gevallen Paul in hare ge dachten te scheiden van het jongske, dat zg tgdens eene ziekte zijner moeder dagelijks had gewasschen en aangekleed, dat wel eens op haren schoot had geslapen, wiens eerste jongenspakje zg had helpen naaien. „Werd het tusschen die twee maar een formeel engagement, zoo'n ver houding als deze is toch ook geen „ton." „Paul moest begrijpen dat hg 't meisje kon comproinitteeren," dacht zg eenigszins wrevelig en op perde toen aarzelend „Men zou eens aan Paul moeten zeggen dat 't zoo niet gaat, dat een officieel erkend engagement „Als u dat in godsnaam maar niet doet tante," riep Emmy met eene bg haar ongewone heftigheid. Tante Clémence zag haar even verbaasd aan en verzonk in gedachten. „Zouden zij elkaar boudeeren Zou Emmy iets van hem hebben gehoord, dat niet goed was Zg durfde het Emmy toch niet vragen, in liefde zaken voelde zg zich verlegen en onbeholpen. En de magere vingertjes draaiden zenuwachtig aan de dunne krullen, die het smalle voorhoofd omfladderden. Een bekommerde trok lag op het ouwelgke gezichtje. Emmy zag dit en kwam achter tante's stoel om een zoen op het grgze hoofdje brengen. „Zeg Emmy, is er wat waagde Tante te vragen. „Ja tante, er is dat de zon lekker schgnt en ik dol veel trek heb bet bosch eens in te gaan. Gaat u mee Kunt u dan wat voortmaken? Wil ik Mina maar schellen om het ontbijt weg te ruimen?" Emmy schelde en ging haastig de kamer uit want hare lippen begonnen plotseling te trillen. VII. Paul en Karei van Senne lagen in gemakkelijke houding in leunstoe len bg het raam van de ouderwet sche bovenachterkamer in het huis van Kareis vader, professor van Senne te Leiden. Een sterke serin gengeur steeg uit deu kleinen stads tuin door het open raam in de schemerige kamer, 't Was een warme Meiavond, de volle maan verlichtte grillig een gedeelte van het vertrek. Paul was langzamerhand in eene droomerige stemming van vertrouwe- lgkheid gekomen. Karei van Senne wa» zgn beste vriend, waarschgnlijk om zgn, Kareis, ernstige, sterk in- tellectueele natuur en het kalm vriendelijk overwicht dat hij had op zwakker, aandoenlijker gemoederen. Buiten hem waren er weinigen met wie Paul vriendschappelijk om ging, zgne teruggetrokkenheid was voor een groot deel nog het gevolg van zijne schuwheid als jongen, toen hij alle nadere aanraking met anderen meed nit angst, dat een van hen hem in zijn naargeestig, verwaar loosd tehuis zou bezoeken, of uit nieuwsgierigheid naar zgne moeder zoude vragen. Hg voelde zich nu wel bg machte alle onbescheidenheid van zich af te houden, maar de eenzel vigheid was eene tweede natuur ge worden. (Wordt tertolgd.) Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1901 | | pagina 6