Ook eeo seatimenteele reis.
8)
Op een tafel lagen de Schlager, lan.
ge, rechte, geëmailleerde sabels, aan
het uiteinde over de lengte van
één voet gescherpt. Emmers met water
sponzen en spiritus waren gereed ge
zet, en in afwachting van de dingen
die komen zouden, werd ontbeten,
een Frühschoppen genuttigd, alles
onder het wisselen van ontelbare pro
sits.
In de gelagkamer van de hoofdwo
ning waren de eerste kam vechters
gereed gemaakt. Eindelijk te voor
schijn gekomen, maakten ze een
vreemde, vrij belachelijke vertooning.
Als een ter dood veroordeelde waren
zij in een grof linnen hemd gesto
ken maag, buik en dijen werden be
schermd door een schootsvel van
gepolsterd leder; de rechterarm was
dik omwonden met gepolsterde zijde,
op welke wijze ook de hals beschut
was. Daarenboven waren zij voorzien
van een bril van leder en gevlochten
ijzerdraad, die hunne oogen voor de
slagen moest beschermen en tegelijk
diende om het binnendringen te be
letten van het bloed, dat hen weldra
van het voorhoofd stroomen zou.
Aldus, den rechterarm gestrekt en
gesteund door twee makkers, een van
welke een groen is, en „Schleppfuchs"
heet, het hoofd ontbloot en, fyehalve
door den bril, geheel onbeschut, kwa
men zij ernstig en statig over het
plein aanstappen en plaatsten zich
aan weerszijden der in de galerij ge
trokken krijtstreep. Daar werd hun
de Schlager in de vuist gestoken,
der Herr Unparteiïsche, de scheids
rechter, die niet tot een der beide
kampende corpsen mocht behooren,
plaatste zich, het horloge in de hand,
in de nabijheid, en op zijn uitroep:
Silentium fiir eine Suite von vier und
zwanzig Gangen, auf Schlagerihne
Kappen, ohne Secundanten1schaar
den allen zich om de strijders. Auf
die Mensurriep de eerste secun-
dant, en de tot nu toe gesteunde arm
werd losgelaten; fertig!'desabels
kruisten zich.... „los!"
iSu volgde een oogenblik van ver-
ward slagengekletter, slagen die allen
en alleen op het hoofd'gericht waren
en zoo snel toegebracht en gepareerd
werden, dat een oningewijde over de
verdienste en behendigheid onmoge
lijk kon oordeelen.
„Halt!" riep de Herr Unparteiï
sche en hij gebood een minuut pauze
„urn nach zu sehen." Den armen
werden weer opgehouden en de krom-
geslagen Schlager recht gebogen. Bei
de vechtende waren gewond en het
bloed 'gutste hen over het voorhoofd
langs den bril en droop op de lederen
windsels. De wonden werden echter
niet ernstig geoordeeld, afgewasschen
en weer volgde op het: Auf die Men
sur fertigloseen oogenblik
van krachtig houwen en paijeeren.
Nu riep een der strijders zelf: „halt!"
iets wat zelden voorkomt, en
waartoe hij een wel gegronde reden
moet aanvoeren. Beider aangezichten
waren onherkenbaar van het bloed
en de laatst ontvangene wond werd
door den tegenwoordig zijnden medi
cus ernstig genoeg geoordeeld om
„Abführen" te gelasten. Op hun weg
bloedsporen achterlatend, wandelden
de strijders, door hun makkers ge
steund, naar het hoofdgebouw.
Het zien dezer operatiën met nuch
1De uitroep „ohne Secundanten" is een vorm.
Er zijn er altijd twee, een rechts en een links
van de vechtenden en zich dekkend met stompe
tabels.
tere maag, deed de zenuwen der
Hollanders onaangenaam aanzij
sterkten zich met een krachtig ont
bijt, terwijl Brühl de vraag van Wood
in het Engelsch gedaan, of zijn vrien
den voor dat werk betaald werden,
gelukkig niet begreep of verstond.
Maar reeds naderden weer twee
andere ridders, even bespottelijk toe
getakeld als de vorige. Dezelfde ho-
cuspocus hehaalde zichAuf die
Mensur! Fertig! Los!" Gekletter.
„Halt, bitte nach zu sehenLos\"
Haiti" Afwasschen. Losl„Halt!"
Afwasschen en spiritus ruiken. „Fer
tig, los!" „Halt!" „Abfuhr!" Beiden
met bebloede koppen naar binnen.
De gelagkamer was vol luidruchtige
jongelieden. De twee eerste ridders
zaten half ontkleed op een houten
stoel, terwijl een Bruder-medicus de
wonden onderzocht, waschte en naai
de een pleister of verbanden legde;
al welke operatiën de patiënten met
wezenlijk stoicijnsche bedaardheid
ondergingen.
Daarnaast werden de twee laatste
kampvechters door hun lachende
makkers ontkleed en met een Hinken
dronk tegen het aanstaande kleerma-
kerswerk gestaald. Teekenen van laf
heid, gedurende den strijd of operatiën
gegeven, zouden zeer euvel opgeno
men worden, en de schuldige zou zich
door een „Auspaukerei", d. i. een
tweede Mensur, in de oogen zijner
kameraden moeten rehabiletiren.
In een anderen hoek werden twee
nieuwe vechters onder allerlei grap
pen opgetuigd. Van alle zijden luid
ruchtig gesprek, gelach en prosits.
Daar een der gereed gemaakte
strijders tot het corps behoorde dat
de drie bezoekers te gast had, volg
den deze hem naar buiten, maar
moesten, helaas, aanzien hoe zijn
tegenstander hem allerlei bloedige
hieroglyphen op den neus teekende.
Toch hield hij vol. „Fertig, los 1" Nog
een slag op het hoofd, op de wang,
„halt!" Goddank! 't was wèl zoo.
De verbindkamer was overvol, en
het rook er als in een slagerswinkel.
Max was verdwenen. Sanders en Wood
zaten in de galerij aan een tafeltje
en vermaakten zich over de verbaasde
gezichten van eenige rekruten, die
binnengeslopen waren, en over de
forsche dochter van den Wirth, die
als echte Germaansche aan het ge
zicht van bloed gewoon, de phases
van den strijd met belangstelling
volgde.
Weer stonden twee slachtoffers in
hun dwaas harnas tegenover elkander.
Een hunner was een kleine, gezette
Mecklenburger tot het bevriende corps
behoorende. Bij Wood was de natio
nale wedzucht ontwaakt, en hij hield
tien mark op den Mecklenburger.
Sanders aanvaardde de weddingschap,
maar lang voordat de „Viertelstunde"
om was, moest hij reeds zijn beurs
trekken. De tegenpartij, op wien hij
gehouden had, was erbarmelijk toe
getakeld, en o wonderde Mecklen
burger kwam ongedeerd uit den strijd.
Neen toch, daar bemerkte hij dat hij
een stukje oorlap kwijt was.
Wood had dadelijk zijn winst aan
Fraiilein Thusnelda ter hand gesteld,
die weldra de tafel der beide heeren
van eenige flesschen puiken Rijnwijn
voorzag. Zij noodigden Brühl en den
Mecklenburger en wenschten hen ge
luk met het succes van hun korps.
Wood noemde den Mecklenburger:
his manen vertelde hem in het
Engelsch den oorsprong zijner gul
heid, waarna hij eenige verhalen te
pas bracht over wedrennen, boksen
en hanengevechten. Gelukkig ver
stond „zijn man" hem niet. Brühl,
die hem wel verstond, fluisterde San
ders toe dat hij dien Engelschman
een onbeschaamd heerschap vond.
Max was intusschen weer op komen
dagen en vertelde dat hij zich ver
maakt had met het drillen der rekruten
op het nabijliggend veld.
„Werd u misschien ook een beetje
onpasselijk?" vroeg Brühl sarcastisch,
waarop Max in denzelfden toon ant
woordde dat hij als president eener
Hollandsche antivivisectie vereeni-
ging, oefeningen van den aard als
deze niet mocht bijwonen.
Na een zesden en zevenden strijd
was de Mensur afgeloopen, en allen
begaven zich naar Freiburg terug
langs weiden, waarop zes of zeven
bataillons soldaten en eenige batte
rijen artillerie oefening hielden. Waren
het niet de landauers, de stroohoeden
en andere teekenen van beschaving,
men zou zich bij al dat wapengekletter
gemakkelijk kunnen indenken in de
dagen van Herman of Karei den
Groote, en dat de Germanen zich op
maakten om Varus of Wittekind op
den kop te slaan.
Hoeveel Max en Sanders gaarne
omtrent hetgeen zij bijgewoond had
den met Brühl van gedachten wilden
wisselen, vermeden zij dit onderwerp,
daar zij bang waren voor de opmer
kingen van Wood, welke Brühl on
gemeen schenen te prikkelen. De
aardigheden van de weddingschap
eu over cock-fighting waren hem
blijkbaar nog niet uit het hoofd.
Zij huiverden ten minste toen
Wood, na eenige gewaagde opmer
kingen over het drillen der rekruten,
op eens aan Brühl vroeg: „zijn de
Duitsche dames op die kerven ge
steld?" doelende op de litteekens
waarvan Brühl's gelaat rijkelijk voor
zien was. „O ja; als u er ook een
paar hebben wilt, hebt u maar te
spreken," antwoordde Brühl koel.
„Wat zegt-i?" informeerde Wood
bij Max, die hem meteen „houd toch
je onbeschaamden mond!" het zwijgen
oplegde.
Des middags aten zij in „Zum
Kopf", waar de Mecklenburger ter
viering zijner overwinning trakteerde.
Hoewel geen woord Engelsch ver
staande geraakte deze op den besten
voet met Wood, die voortging hem
my man" te noemen en hem aan
het dessert het „wereldkampioen
schap" verleende.
In een op een half uur afstand van
Freiburg gelegen uitspanning, waar
heen de studenten des avonds met
hun gasten gewandeld waren, kwam
het tusschen Brühl en Wood tot een
uitbarsting.
Sanders bevond zich in den tuin,
toen Brühl opgewonden naar hem toe
kwam en hem verzocht „den Kerl"
uit te dagen, daar deze hem gevraagd
had of hij de Schmisse op Brühls
gelaat eens mocht tellen en meten,
Just to amuse my people at home,"
om ze thuis eens te laten lachen.
Sanders ging naar binnen en vond
Wood, die door Max en den Mecklen
burger duchtig over zijn plagerijen
onderhouden werd.
Hoog ernstig bracht hij hem de
uitdaging over en noodigde hem uit
uur en plaats te bepalen. De Mecklen
burger werd spoedig op de hoogte
gebracht, en nam op zich Brühl tot
kalmte te gaan brengen. Wood wilde
maar niet begrijpen waaraan hij zoo
grof misdaan had, maar eindigde met
voor de ernstige vertoogen van Max
te zwichten en toen, eenige oogen-
blikken daarna, zij den Mecklenburger
met den toornigen student in den tuin
ontmoetten, trad Wood met zijn ge
wone, onweerstaanbaar vriendelijke
manier op dezen toe, greep en schudde
hem de hand, erkende onverholen
II zijn ongelijk, waarna geen woord meer
over de zaak gerept werd, en allen
laat in den avond, arm in arm en
Litteekens van sabelhouwen.
de schoonste liederen uitgalmend, den
terugtocht naar Freiburg aanvaardden.
Lief en leed.
Na een hartelijk afscheid van hun
krijgshaftige vrienden genomen te
hebben, begaven Max, Wood en San
ders zich per sneltrein naar Oos, en
van daar per lokaaltrein naar Baden-
Baden.
Nu Sanders de verblijfplaats na
derde van haar die, ondanks alle
afleiding, hem geen oogenblik uit de
gedachten geweest was, ging zelfs
de Blitzzug hem niet snel genoeg.
De korte scheiding had het smeulende
vuur tot een fel uitslaande vlam aan
geblazen, en hij was zich maar al te
wel bewust dat hij het kleine paradijs,
dat zij straks zouden betreden, als
de gelukzaligste of de ellendigste aller
stervelingen zou verlaten.
Het was een heerlijke lentemorgen
toen zij van het station naar het
hotel Die Drei Könige," dat zij
zouden betrekken, opwandelden. De
morgenzon schitterde op het vergulde
dak van de Grieksche kapel, en haar
stralen speelden door de kastanjes,
olmen en linden der wegen en parken.
Hoog boven een zee van groen sta
pelde de Batter zijn grillige torens
en muren van porphyr. Als een waar
schuwing uit vroegere eeuwen lag
daar het Oude Slot op zijn vooruit
geschoven rots, grijs, stil, eenzaam
en verlaten te midden van het lustige
leven rondom, als een grijsaard die
niet sterven kan.
Sanders ontmoette Bertha des mid
dags voor het Curhaus, en zij toonde
zich verheugd hem terug te zien.
Op haar levendige wijze vertelde zij
hem haar ervaringen en kruidde het
gesprek met die geestige opmerkin
gen, glimlachjes, blosjes en bevallige
bewegingen die nooit hun uitwerking
op hem misten.
Telkens werd hij voorgesteld aan
allerlei „liebe Freunde... Herm As
sessor AHerm Referenddr
B Iierrn Hauptmann D
ook wel aan een Freiherrn C
en deze waren allen zeer hoffelijk,
dwarrelden om Bertha heen, noodig
den haar tot kleine wandelingen,
lachten, vertelden aardigheden, bogen,
bluften en rinkelden met zwaarden
dat het een lust was.
Geheel overschaduwd door dit
schitterende gezelsohap, en zonder
ooit met een er van een woord of
groet te wisselen, bewoog zich Herr
Netscher om Bertha heen, wel op
eenigen afstand, maar zonder haar
ook maar een oogenblik uit het oog
te verliezen; haar dme damnée,
Sandeis ging een handdruk met hem
wisselen. Hij zag er oud en gebroken
uit, en de rimpels op zijn voorhoofd
schenen dieper en talrijker. Reeds
belast met een parasol en een lees
boek, brak hij plotseling het gesprek
met Sanders af om, op een wenk
van Bertha, naar haar toe te schieten,
en een of andere opdracht te ont
vangen.
Bertha genoot blijkbaar. Zij voelde
zich het middelpunt der beweging,
en wist zoo behendig te manoeu
vreeren dat ieder zich den meest
bevoorrechte geloofde. Tot die dwazen
behoorde ook Sanders. Haar wispel
turig gedrag, haar nukken, haar
kunsten ergerden hem heviger dan
ooit te voren, maar hij volgde haar
met de anderen.
Als een onnoozel insect huppelde
en danste hij in steeds nauwere
kringen rond het verzengende licht.
(Wordt vervolgd
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.