per daarover nog had willen spreken,
werd die motie verworpen met 65 tegen
20 stemmen. Na de pauze dankte de heer
Schaper de Kamer, dat zj door verwer
ping van de motie Travaglino niet heeft
willen medewerken aan het zetten van
een domper op de discussie, wat de
Katholieken in en buiten de Kkmer zoo
meesterlijk verstaan. Tegenover den heer
Goeman Borgesius betoogde Spreker, dat
aanneming van art. 66 het wetsontwerp
niet in gevaar had hoeven te brengen,
daar alleen Minister Borgansius door
een meer democratisch gezind Minister
had kunnen vervangen worden. Herhaal
de malen moest de heer Schaper wegens
onbetamelijke uitlatingen door den Voor
zitter tot orde worden geroepen. De heer
van der Zwaag betoogde, dat de Kamer
door te zwichten voor het ultimatum
van den Min. van Oorlog, had gehandeld
in strijd met de Grondwet, die de Ka
merleden voorschrijft te stemmen volgens
plicht en geweten. Op den aanval der So
cialisten betoogde de heer Goeman Borge
sius o.a., dat de socialisten nog niets voor
het volk hebben gedaan dan alles af te
breken, terwijl onder zijn ministerie be
langrijke maatregelen, als de Woning en
Gezondheidswetten tot stand k wamen. Na
langdurig debat werden de Regeerings-
wijzigingen van art. 65 aangenomen met 80
tegen 8 stemmen. De overige artiekelen
werden goedgekeurd. De eindstemming zal
nader worden bepaald Na afloop gingen
deleden van verschillende partijen naar de
Regeeringslafel en drukten den Minister
en den Regeeringscommissaiis de hand.
Aan de orde was toen de interpellatie-
Ketelaar, naar aanleiding van eene op
roeping voor onderwijzer aan de openbare
lagere school te Lierop (N.B.) waarbij
aan de sollicitanten de eisch gesteld
wordt, dat zij tot den Roomsch Katho
lieken godsdienst behooren. Interpellant
acht dergelijke voorwaarde o.a. in strijd
met de Grondwet. Dat Lierop, waar de
850 inwoners allen Katholiek zijn, een
Katholiek onderwijzer verlangt, laat zich
begrijpen, doch er is gevaar voor andere
gemeenten in deze methode; Interpellant
vroeg naar het oordeel der Reg. in deze
aangelegenheid, en ontving van den Min.
van Binnenl. Zaken een antwoord, dat
hem volkomen bevredigde.
In de zitting van Donderdag hield de
heer Melchers zijn interpellatie naar
aanleiding van de uitzetting van een paar
Nederlandsche arbeiders te Rheine als
„lastige Auslander" uit Pruisiesch grond
gebied. Hij vroeg of de Min. van Buitenl.
Zaken aanleiding had gevonden om zich
tot de Pruisische Regeering te wenden
om schadevergoeding of ter voorkoming
van herhaling dezer feiten. De Minister
moest het antwoord van den Nederland-
schen gezant te Berlijn op het verzoek
om inlichting afwachten. In afwachting
van deze nadere inlichtingen werd de
interpellatie geschorst, terwijl de heer
Melchers zich zeer teleurgesteld verklaar
de, dat de Min. al dien rijd geen gele
genheid had gevonden om de zaak te
onderzoeken. De konkluzie der Kommis
sie op het adres van Mr. Mounier. advo-
kaat te Soerabaja, namens het consortium
voordrinkwatervoorziening te Soerabaja,
strekte om de billijkheid uittespreken,
om aan het consortium de gemaakte
uitgaven terug te geven, voor zoover ze
onmisbaar noodig waren voor het opma
ken van een uitgewerkt plan voor een
drinkwaterleiding. Na een uitvoerig debat
werd de konkluzie, waarmee de Min. van
Kol. het maar half eens was, goedgekeurd
met 38 tegen 29 stemmen. Het ontwerp
van machtiging tot het sluiten eener
overeenkomst voor een stoomvaartdienst
JavaChinaJapan werd bestreden door
de heeren Fock en Bos, en verdedigd
door den Min. van Waterstaat enz. Op
art. 1 nam de Reg. over het am. der
Komm. van Rapp om ook Shangai onder
de aan te doene havens op te nemen en
een amendement Bos e.s. om ook tot
gezagvoerders, stuurlieden en machinis
ten benoembaar te doen zjn hen, die
behooren tot de inheemsche bevolking
van Nederl. Indië.
Vrijdag lichtten, bij het v ortgezet
debat over het ontwerp betreffende de
overeenkomst tot het onderhouden van
een Stoomvaartdienst tusschen Java en
China en Japan, de heeren Fock en Bos
hun amendementen toe. Zij achtten, j
waar de Staat een belangrijk subsidie
van 3s/4 miljoen aan de onderneming
geeft, meer kontröle noodig, en daarom
stelden zij voor te bepalenlo. dat de
balans en winst- en verliesrekening door
den Regeering8 Kommissaris worden
onderzocht en diens goedkeuring be
hoeven 2o. dat de koncessionarissen aan
de op te richten vennootschappen niet
alleen hun rechten jen verplichtingen
zullen) overdragen in hun geheel, zonder
eenig voorbehoud, zooals het ontwerp
voorschrijft, maar ook zonder eenige
andere vergoeding dan voor gemaakte
kosten3o. de ontwerp statuten door
de Reg. te doen onderzoeken, zonder
eenige beperking. De Ministers van
Waterstaat enz. en Koloniën bestreden
de amendementen als onnoodig en on
doelmatig. De heer Roëll kon zich wel
vereenigen met het eerste amendement.
De heer Cremer bestreed, namens de
overgroote meerderheid der Komm. van
Rapp., het am. tot verscherping der
kontröle, daar men hier te doen heeft
met een kontrakt van vertrouwen. Als
minderheid der Komm. verdedigde de
heer Pjnappel de amendementen. Na
eenig debat nam de Reg. over de niet
ingrijpende amendementen sub 2 en 3
genoemd, maar zj bleef bestrijden het
am., waarbj de verplichting aan den j|
Regeerings Kommissaris wordt opgelegd
om de balans en winst- en verliesreke
ning na te zien, en van hem de goed
keuring afhangt. De heer Fock wjzigde
dit am. zoodanig, dat alleen op grond
dat de belangen van den Staat door
onveranderde vaststelling zouden worden
geschaad, de Regeerings Kommissaris
in verzet kan komen, en in dat geval
de Min. van Kol. beslist. Het am. werd
verworpen met 50 tegen 25 stemmen,
en het ontwerp daarna aangenomen met
62 tegen 13 stemmen. Daarna werd
aangevangen het debat over de overeen
komst met Duitschland betreffende een
kabelaanleg met Indië. De heer Fokker
achtte het nederleggen ter griffie van
het slotprotokol strijdig met de Grond
wet. Dinsdag voortzetting.
feesten houden en Polder en Gemeente
uitnoodigen, om door middel van subsidie
„de Wilhelmina-Vereeniging" in staat
te stellen, die feesten op ruime en
waardige wijze te doen plaats hebben.
Een Reuter telegram meldde Zondag
ochtend een nieuwe beleediging van een
Engelschen minister, tegen de vertegen
woordigersder Boeren in Europa gericht.
Balfour heeft gezegdpresident Kruger
en zijn raadgevers (dat zjn dan in de
eerste plaats dr. Leyds en de deputatie)
hebben de republieken in den steek ge
laten en daarom kan ik ze niet eeren
geljk ik de Boerengeneraals eer.
Men weet, dat dit een onwaarheid is.
De deputatie was naar Europa gezonden,
met een bepaalde opdracht van de Boe-
renregeeringen.
Deze mannen te hooner. is een van
de vele ergernissen, die de Engelsche
regeering in dezen oorlog de beschaafde
wereld bezorgd heeft.
Uit Pretoria wordt bericht, dat ver
schillende commando's zich komen over
geven en hunne wapens inleveren.
In het Militair Wochenblatt vir.den
wij een berekening van de kosten .van
den oorlog tot einde Maart 1902; als
totaal wordt daar opgegeven 3450 mil-
lioen Mark. De kosten bedroegen per
man en per dag 17 Mark in den oorlog
van 1870/71 voor de Duitschers 5 Mark
b j de Duitsche expeditie naar Oost-Azië
14 Mark. De Zuidafrikaansche oorlog
is dus verreweg de duurste geweest.
Hetzelfde blad verzekert, dat een maat
schappij die hoofdzakelijk vleesch voor
de Engelsche troepen leverde, aan ééne
leverantie 20 millioen Mark verdiende
van de winst 6tortte zij het vorige jaar
14 millioen in de reserve en keerde nog
105 pCt. dividend uit.
Bij den slaapsteehouder Markwat te
Haarlemmermeer, zijn ernstige onge
regeldheden gebeurd. De werkman
Schadendijk, liep buiten en werd door
Markwat en eene in huis zijnde vrouw
tegen zijn wil in huis gehaald, waarna
hem een bedrag van ƒ12.werd ont
vreemd. Dit ontvreemde geld werd ver
bruikt aan sterken drank. Een ander
persoon zekere Schotman, daar mede
aanwezig, raakte door 't voorgevallene
zoo opgewonden, dat alles wat in huis
was door hem werd vernield.
De politie heeft hiervan procesverbaal
opgemaakt.
In eene druk bezochte vergadering te
Hoofddorp, is thans vastgesteld, dat op
2 Juli a.s. te Haarlemmermeer de her
denking der droogmaking van vó6r 50
jaar feesteljk zal worden herdacht.
Staande der vergadering werd onder
veel animo voor een flink bedrag inge
schreven. Men wil optochten en volks
HAARLEM 10 Jani 1902.
Reeds in den voormiddag had zich
Zaterdag een groot publiek opgesteld
langs den Kruisweg en het Stationsplein
om Z. K. H. Prins Hendrik der Neder
landen te begroeten bij Zijne komst
alhier, ten doel hebbende tegenwoordig
te zijn bj de feestelijke gedachtenis
viering van het honderdvijftig jarig be
staan van de Hollandsche Maatschappij
der Wetenschappen, en welk bezoek,
zoo kort na de aanvankelijke herstelling
van H. M. de Koningin, voor Haarlem
van genoegzame beteekenis werd geacht
om Z. K. H. feesteljk te ontvangen.
Flink had onze burger j zich gehouden
aan den gegeven wenk; de vaderlandsche
vlag woei overal breed uit. En wat een
uitgezocht weer na dien somberen regen
dag.
Öp den bepaalden tijd stoomde de
trein binnen. De restauratiezaal 2eklas
was tot ontvangsalon keurig ingericht.
Hier werd Z. K H. in den uniform van
Schout bij Nacht ontvangen door den
Commissaris der Koningin en den Bur
gemeester en toen ging het in korten
draf naar de woning van den eerstge-
noemden, waar de Prins tot ruim kwart
over twee verbleef.
Inmiddels was er al meer en meer
publiek langs den langen weg naar
't Spaarne. Meermalen ging er een luid
gejuich op, dat door Z. K. H. minzaam
werd beantwoord en zoo ging het naar
het gebouw van de Maatschappij der
Wetenschappen het Spaarne was
door de politie gedeelteljk afgezet.
Nadat de Prins verwelkomd was, werd
door Prof. J. Bosscha de feestrede uit
gesproken, hier gedenkende den band
die steeds bestaan heeft tusschen de
Vorsten van het Oranjehuis en de Muat-
schapp j der Wetenschappen, van welke
de Heer Bosscha in korte trekken de
geschiedenis in herinnering bracht.
Professor Lorentz hield vervolgens
een rede over den tegenwoordigen stand
onzer kennis der elektrische verschijn
selen.
De Groote markt was tegen half vijf
voor zoover noodig afgezet. Naarmate
men die naderde, werd de menschen-
massa al grooler en dichter, maar het
optreden der politie voorkwam onnoodig
gedrang, zoodat de kinderen geregeld
hun aangewezen plaatsen konden be
reiken. Zj waren opgesteld in een
grooten boog van de Houtstraat tot
ongeveer bij het Raadhuis. Allen waren
voorzien van de bekende vlaggen van
Door Vermaak tot Nut. Het jonge volkje,
dat Z. K. H. hier een ovatie zou brengen,
was zeer onder den indrukvroolijk,
maar ordelijk. Het geheel leverde een
prettig, opwekkend gezicht.
Daar reed de Prins de markt op. In
Zijn rijtuig waren mede gezeten de
Commissaris der Koningin, de Burge
meester en een van's Prinsen Adjudan
ten. Toen ging een vroolijk gejuich van
belang op uit die tweeduizend kinder
monden, en dit en het vlaggezwaaien hield
aan tot Z. K. H. na verwelkomd te
zijn, de Raadhuishal binnentrad. Daar
bevond zich de Koninklijke Liedertafel
„Zang en Vriendschap."
Die liederen op het Raadhuis gezongen
warenHet Wilhelmus, Wilt heden nu
-treden, uit Valerius' Gedenck-klanck,
Vom Rhein, van Mac. Bruch, en Om
hoog, van Heinze. Na het „Wilhelmus"
werden in de wachtkamer de leden van
den raad, het bestuur van de Vereeni-
ging „Koninginnedag" en dat van «Zang
en Vriendschap" met haren directeur,
den heer Robert, aan den Prins voor
gesteld, die aan den heer mr. Lomans,
den voorzitter der Liedertafel, zijn in
genomenheid met den zang te kennen
gaf.
Inmiddels werden de kinderen ge
schaard voor den zang.
Tegen half zes verscheen de Prins
weer op de bordestrap, het was het sein
voor den Heer Robert, die straks in de
hal zjn troepen had aangevoerd, om op
de markt de zang der 1000 kinderen te
leiden. Met gejuich werd hj door het
jonge volk begroet; toen hij den dirigeer
stok ophief was alles stil, de muziek gaf
haar voorspel en kort na elkaar werden
drie liederen gezongen, getiteld, Welkom,
Oranjelied en Wilhelmus. In aanmer
king genomen, dat er maar één repetitie
was gehouden, klonk de zang rein en
frisch. Na afloop opnieuw gejuich," en
niet alléén van de kinderen.
Buigend dankte de Prins, 't Was een
treffende hulde. De Heer Van Dorp,
Voorzitter van de Commissie voor de
Kinderfeesten, werd aan Z. K. H. voor
gesteld.
Aan het diner in het keurig versierde
Brongebouw werd allereerst een dronk
uitgebracht op H. M. de Koningin en
Haar gelukkig herstel, door mr. G. van
Tienhoven. Vervolgens toostte h j op den
Prins-Protector. Beide redevoeringen,
werden bjzonder toegejuicht.
In antwoord op de tot hem gesproken
woorden zeide Prins Hendrik
„Ik betuig u mijn harteljken dank
voor den dronk gewjd aan H. M. de
Koningin en aan mj, en ik ben u allen
zeer erkentelijk voor de instemming
waarmede de woorden van den voorzitter
door u werden begroet. De aangename
uren, thans met u doorgebracht, zullen
lang in mijne herinnering bijven. Ik
stel u voor, mijne heeren, met mj te
drinken op den verderen bloei der Hol
landsche Maatschappij der Wetenschap
pen."
Vervolgens werd nog getoost door
onzen Burgemeester en den Heer F. W.
Conrad, Voorzitter van de Maatschappj
ter bevordering van Nj verheid.
Een nieuwe ovatie was den Prins
bereid, op den rit van het Brongebouw
naar het Station, evenals de kinderhulde
op de markt weer op initiatief van de
Vereeniging „Koninginnedag."
Zes en twintig Vereenigingen hadden
zich hiertoe aangemeld.
Tegen zeven uur begonnen de Ver
eenigingen zich op het Stationsplein te
verzamelen van den Jansweg uit. Het
ruime Stationsplein was niet voor het
publiek toegankelijk. De verschillende
corporaties, waaronder acht muziekkorp
sen, met haar vaandels, namen hier
hunne kaarten in ontvangst voor de
avondbijeenkomst in het Brongebouw,
waarna zij zich schaarden in twee kolom
men op het Stationsplein en langs den
Kruisweg.
Alles was goed voorbereid, niets
haperde aan het programma.
Tegen acht uur was het publiek nog
maar steeds aangewassen, doch het was
welwillend genoeg en waardeerde blijk
baar de genomen politiemaatregelen,
waardoor de rijweg open bleef.
Een half uur later kwam er telefonisch
bericht dat de Prins op weg was naar
het Station.
Langs den geheelen weg stond de
menschenmassa dicht opeengepakt, stap
voets passeerden de rijtuigen en op vele
punten werd de Prins harteljk toege
juicht.
Toen de stoet den Kruisweg was ge
naderd werden de paarden nog wat
ingehouden, luide, aanhoudende hoezee's
werden aangeheven en salueerend door
Z. K. H. beantwoord.
Na het uitstappen bleef de Prins nog
eenige oogenblikken luisteren naar de
muziek van het fanfarekorps, dat voor
het Stationsgebouw was opgesteld, nam
op het perron afscheid van de begelei
dende autoriteiten en had onder het
gejuich van het publiek het vertrek
plaats.
De Heer A. C. de Koek, Voorzitter
van den Koninkljken Bond voor Oud-
Onderofficieren, had de eer door den
Commissaris der Koningin aan Z. K. H.
voorgesteld te worden.
Op het perron gaf Z. K. H. meermalen
aan den Burgemeester Zijne ingenomen
heid te kennen met de harteljke ont
vangst en prees ten zeerste de voor
beeldige orde, die gedurende den dag
heerschte.
Toen begon de volksmenigte zich in
beweging te stellen en trokken de Cor
poraties naar het Brongebouw. Het had
plaats onder de opwekkende toonen der
fanfarecorpsen. Er heerschte veel orde
doch op sommige punten, waar de stra
ten zich vernauwden, kostte het heel
wat moeite om de passage niet te
stremmen.
In het Brongebouw was het stampvol.
De Voorzitter der Vereeniging Konin
ginnedag hield hier een gepaste toe
spraak. Aan muziek was geen gebrek.
„Harmonie" nam dadelijk de muziektent
in en bracht door haar opgewekte mu
ziek de aanwezigen in rechte feeststem
ming.