Winterkoor en Muur Be Vrouw van den Predikant. in Zwitserland. 9) Men behoeft niet lang in de Jura te vertoeven om te bespeuren dat men te doen heeft met een ras, bo ven het gemiddelde intelligent en welvarend. Groote rijkdom komt niet voor, evenmin als groote armoede. Daar de uurwerkmakerij nogal veel vrijen tijd laat en de behoefte schept om zich van het inspannende en peu terige werk te ontspannen bij han denarbeid in de versche lucht, lief hebbert ieder zoowat in landbouw, veeteelt ol paardenfokkerij. Ook is geen horlogemaker gelukkig zonder het lapje tuin, waarin hij groenten kan zaaien, pooten, kweeken en be mesten, ja, ook bemesten! alweer om afleiding te zoeken van die tureluur- sche radertjes en wijzertjes, misschien ook uit overlevering van zorgvoller dagen, of uit gebrek aan daglooners, is het zeer gebruikelijk om in den hooitijd het fabriekswerk te laten rusten en in de wei te gaan. Dan ziet men allerwege de meest gegoede fabrikanten in hemdsmouwen, hun echtgenooten, dochters en dienstmaag den in blouse, sleepjapon en zwarte handschoenen, in het zweets huns aanschijns hark en greep hanteeren, en wie zelf geen hooi te zamelen heeft, helpt zijn verwanten en vrien den. Deze toonen hun erkentelijkheid door de helpers goed te onthalen, en zoo werkt alles mede om den hooi tijd, dien harden tijd voor den land bouwer, in de Jura te maken tot een pretje voor lichaam en geest. Eens op een gloeiendheeten achter middag reden wij voorbij een gezel schap heeren en dames, die juist een kar hooi opgeladen hadden en in de schaduw van de kar in het gras om een flesch Neuenberger gelegerd wa ren. „Bonjour mesdames et messieurs Vouz avez chaud tout de mêmemon sieur le président!" riep mijn metge zel, de geneesheer van een dozijn stadjes en dorpen. Oici, monsieur le docteur, on veut jouir' de ses vacancesantwoordde de heer vroolijk. 't Was de president der schoolcommissie, tevens een der grootste fabrikanten uit de streek, met zijn gezin en eenige gasten. De eerste Maandag in Juli is een feestdag. Dan wordt in de herbergen gedanst en allerwegen zijn in het gras onder de dennenboomen groepjes ge legerd of wandelen gearmde, koozende paren. Fluitspelers staan tegen de stammen geleund, droomerige wijzen spelend. Hoog van de bergen ruischt het koraalgezang eener in de vrije natuur vergaderende godsdienstige sekte, en den ganschen nacht door is de lucht vervuld van zang en muziek. Door deze gelijkheid in welvaart en stand, deze .liefde voor handenarbeid, ook de ruwste, en door de gelukkige afwisseling van sedentairen arbeid met landelijk bedrijf, geeft de Jurabevol- king een sociaal beeld te aanschou wen dat met veel grond eenig is te noemen. De zeldzame pogingen van de meest beschaafden en gegoeden om een afzonderlijke kliek of kring te vormen, lijden altjjd schipbreuk op de afkeuring en het verzet der openbare meening, en hoewel in kwaadspreken, losheid van zeden en misbruik van sterken drank ook de Jura-bewoner het eeuwig mensche- lijke huldigt, kan zijn economische staat een zeer gelukkige heeten. Hiervoor pleit almede de geringe vat die de leer der sociaal-democraten op hen heeft. Ik ontmoette slechts éen aanhanger dier partij, een wat mij te denken gafdie met zijn 15000 fr. jaarlijksche verdienste tot de meest gegoeden der streek moeht gerekend worden, en allerminst over den staat der wereldsche zaken zou te klagen hebben. Hij erkende eerlijk dat de bevolking naar de beruchte uit drukking van Edward Lear in een staat van abject happiness verzonken was, en hij eerst dan willige ooren vond, wanneer een buitengewone slapheid in den horlogehandel samen viel met het achter elkaar mislukken van twee of drie oogsten. Een slecht land voor politieke tinnegieters. Het is waarschijnlijk een gevolg van die algemeene middelmatigheid ten opzichte van welvaart en geeste lijke ontwikkeling dat de zin voor kunst, die bloesem eener boogere be schaving, in de Jura niet wel gedijen kan. De heerlijke dennen, de glooi ende weiden wachten nog altijd op hun dichter, de kloven en kalkgroe- ven op hun schilder. Trouwens nog geen enkele Zwitser zong een lied, dat de omliggende volken met geest drift herhaalden. Alleen hun volks lied is aangrijpend van melodie en woord, en trillend van een innige liefde voor hun vrij en heerlijk berg land. Geen Zwitser zingt hel, geen vreemdeling hoort het zonder emotie. In den bouw van woningen, openbare gebouwen of kerken in de Jura is stijl noch karakter, en nergens ver raadt een dorpsbrunnen eenigen zin voor versiering of smaak. Te Les Breuleus wordt het dorpspleintje jam merlijk ontsierd door een geschonden en verweerd Mariabeeld. Dat uit de vensters der omliggende woningen naar de armen en het hoofd van het beeld lijnen gespannen waren, waarop de natte wasch te drogen hing, pleit voor den practischen, naie- ven geest der streng katholieke be volking van dat dorp. De poëzie der ruïne, het schilder achtige van den ruig begroeiden bouw val in dal of op heuvel schijnt al evenmin in de Jura een vruchtbaren bodem te vinden. Het droevigste ge- denkteeken daarvan is wel het kloos ter te Bellelai Een gebouw uit de zeventiende eeuw, dat op won derdadige wijze altijd aan de schen dende handen van brandstichters, beeldstormers en vijanden ontsnapt is, in handen te geven van veehoeders en kaasmakers, dat schreit ten hemel! Zie, wat deze Wandalen van het kleinood gemaakt hebben 1 De prach tige poorten van uit de hand gedreven ijzerwerk zijn van de bisschoppelijke wapens beroofd, en vele stijlen gebro ken de beelden zijn uit de gevelnis sen genomen, en de indrukwekkende voorgevel is schandelijk geschonden een toren van de kapel ligt ter neer, de andere is dagelijks een gelijk lot te wachten. Maar o, daar binnen! In de kerk getuigen nog slechts twee ongeschonden Corinthische kapiteelen, en een paar brokstukken heerlijk plafondwerk van vroegeren thans onherstelbaren luister; de rest is geschonden, vernield. Om op den tot hooibergplaats ingerichten zolder bo ven de kerk te komen, is eenvoudig een groot gat in het plafond geslagen. De ruimte in de kerk en het koor dient tot bergplaats van hooi, land bouwwerktuigen, karren en kruiwa gens; hoenders en varkens loopen er rond, en twee groote honden zijn in de nissen van het koor op stroo gelegerd jnergens het geringste spoor van den zwaksten wil om iets te behouden of te eerbiedigen. De be schilderde ruiten zijn vervangen door planken of papier, die aan regen en wind doortocht verleenen; een der vleugels is ingericht tot kaasma- X uur rydens van Tavannes. kerij; de bekende kaasjes van Bellelai 1 van de economie-gebou wen dient een tot herberg, een ander tot schuur, een derde tot stoeterij. De steenen gangen met hun schoon gewelf boden geen vat aan de ver nielzucht, maar de cellen, eetzalen en kelders hebben bestemmingen gekre gen, hemelsbreed afwijkend van de oorspronkelijke. Waar eertijds de ge beden der vrome mannen opgingen, walmt nu de keukenoven, worden aardappelen geborgen, tot allerhande afval en vloekt de boerenknecht, on gevoelig voor de heerlijke vergezich ten uit de vensters te genieten. In 1890 heeft eindelijk de staat, zeker in een oogenblik van gewetenswroe ging, zich het eigendom van het klooster Bellelai verzekerd, met het voornemen om het in te richten tot krankzinnigengesticht. In de stoeterij bevonden zich vier hengsten, twee Engelsche volbloed en twee Normandische halfbloed, prach tige dieren de volbloed van 25000 francs, de halfbloed van 8000 francs waarde door de regeering tegen de matige vergoeding van 20 francs als dekhengst beschikbaar gesteld, ten einde het paardenras in Les Franches Montagnes te verbeteren. De eerste proeven van kruising der volbloedhengsten met de treurig ver basterde Jurapaarden, gaven misbak- seis, waarna, als overgang, Norman- dische halfbloeds gebezigd werden. Dit gelukte, en toen een genoegzaam getal van het zoo veredelde kroost voorhanden was, werden dezen de eer waardig gekeurd toegelaten te worden tot het hooggeboren ros Lord Uxbridge, en ditmaal met het beste gevolg. Sedert worden te Bellelai, zoowel als in nog andere kantons, vanwege het rijk thorough-bred en half-bred hengsten gestationneerd. Ten slotte zij aan reizigers, van Lausanne komend en voor Basel be stemd, aanbevolen als afwisseling van de veelbetreden route over Freiburg, Bern, Olten, den trein te nemen naar Pontarlier. Ongeveer een uur voor die plaats stappe men over in den trein naar Neuehatel. Die tijd, lust en goede schoenen heeft, stappe te Fleurier uit, om te voet door Val de Travers en Val de la Reuse naar Neuehatel te gaan (ook per as te doen). Langs Lac de Bienne vervolgt men dan per trein of te voet zijn weg tot Bienne. Vandaar bereikt men per paardentram in een klein half uur den ingang van het Taubenloch. Door die merkwaardige Gorge voert een smal maar volkomen veilig voet pad in een uur tijds naar Reuchenette, waar men den trein weer kan nemen naar Tavannes, om verder door Val de Moutier (Münsterthal) en langs het schilderachtige Delémont Basel te bereiken. Men kan den geheelen weg per trein doen, maar juist waar de wandelaar de prachtigste tooneelen mag bewonderen, verdwijnt de trein reiziger in een tunnel vol smook en met druipende wanden, en waar deze op heete dagen bange uren door brengt, geniet de wandelaar naast de bruisende bergstroomen en in de schaduw der bergwanden de verruk kelijkste koelte. Op de Jurabaan is het oogluikend toegestaan op de ruime waggonbalkon te toeven, waar men dan ruimschoots gelegenheid heeft de doodsverachting te bewonderen, waarmee de horloge makers zich met gymnastische toeren en plastische standen den tijd korten. [Slot). JUHANI AHO- Uit het Zweedsche vertaald DOOR J. VISSCHER. 1) I. Aan het einde van een diepen inham glinsterde rood tusschen de groenende akkers de pastorie van Tyynela. In den glans der avond zon schitterden hare witte venster- poBten een heel eind uit over 't water van de groote baai, waar dwars door heen de vaarweg ging van 't Zuiden naar 't Noorden. Regelmatig passeer den daar de groote passagiersbooten op haar weg naar de naaste stad, die nog eene geheele dagreis daar vandaan was. Wel legden zij eenige dogenblikken aan bij het hoofddorp der gemeente, maar dit lag aan den anderen kant van de lange landtong. Wie van Tyynela vertrekken wilde of daar verwacht werd met de boot, werd dus naar en van den vaarweg geroeid. Verlaten lag de pastorie daar, afgesneden van den menschenstroom, die den grooten wereldweg volgde. Slechts een enkel eenzaam, peinzend vreemdeling kon nu en dan bij toe val zijn kijker eens naar dien kant richten en den stuurman vragen „wat is dat voor een rood huis daar ginds in de verte?" „O, dat is ge loof ik de pastorie van Tyynela," kreeg hij dan ten antwoord. En als lig droefgeestig en levensmoe was, dacht hij misschien een oogenblik: dat lijkt mij een vredig plekje daar kon ik mogelijk gelukkig zijn. En wanneer men, uit zee den in ham binnenvarende, naderbij kwam, verminderde die eerste indruk niet. De steile, sombere oevers der groote baai, slechts bewassen met heide en lage pijnboompjes, gingen hier over in lachende weiden, waartusschen hier en daar ronde wilgenboschjes opscho ten en die omzoomd waren door een rand van wiegelende berken en po pulieren. Uit den daarachter oprij- zenden, steenachtigen heuvel slinger den zich hier en daar de wortels der boomen van een doorschijnend bosch naar omlaag. Aan het strand ver toonde die steenachtige bodem zich als eene kale klip of eene witte zandvlakte, voor welke uit een dun riet naar de diepte golfde. Het strand der pastorie lag in eene bocht, gevormd door eene kleine landtong. Daar bevonden zicb het badhuis, de zwemplaats, de bewaar plaats voor de booten en, iets verder, aan 't eind, een gebouwtje voor de sleepnetten. Drie bootjes lagen op het strand getrokken, waarvan een door zijne vroolijke, lichtblauwe kleur reeds van verre de aandacht trok. Een voetpad voerde, licht steigen- de, van het strand door een rogge veld naar de pastorie, die daar tusschen de schoone, hooge berken prijkte als eene aardbezie tusschen hare bladeren. Er lag over het geheele landschap iets eigenaardig zachts en liefelijks, dat iemand scheen toe te geuren uit het kleinste hoekje. Het lage zwem- huisje met zijn wit trapje, afdalend in het zand, de lichtblauwe boot, in zulk eene slanke helling rustend op de gladde rollen, het roggeveld met zijn voetpad, de tuin tusschen 't rog geveld en 't huis en dan het huis zelf alles scheen wel gerangschikt door eene fijne vrouwenhand. [Wordt vervolgd.) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1902 | | pagina 6