De Vrouw van den Predikant. JUHANI AHO- Vit het Ztceedsche vertaald DOOR J. VISSCHER. 4) Onder het theedrinken herinnerde zich de predikant, dat hij nog eene photografie bezat van hunne klasse uit het jaar, toen zij beiden student geworden waren. Hij ging haar halen en daar zag men hen samen. Mikko Aarnio reeds toen zoo dom-goedig en rond, Olof Kalm daarentegen lang, smachtend en misnoegd. Zij lachten er om, en Kalm vertelde luchtig en ongedwongen, en met eene lichte ironie dat hij in dien tijd van de photo grafie eene ongelukkige liefde had. Opzettelijk had hij getracht zoo som ber mogelijk te kijken, om zijn uiter lijk iets echt tragisch te geven. Hij vertelde dit, zich geheel tot Elli wendende, die hij er om wist te doen lachen. „Ja, ja," zeide hij toen met een zucht, „lach er maar om, destijds was het niet iets om over te lachen, het was mijn eerste groote verdriet in de wereld." „En heeft u later nog veel derge lijk verdriet gehad?" waagde Elli het te vragen, blozende over hare eigen vermetelheid. „Groot verdriet? Ja," antwoordde Olof glimlachende. „Een ernstige neiging misschien voor de eene of andere?" viel de predikant plagend in. „Neen, ik ben gelukkig tusschen alle blinde huwelijksklippen doorge zeild." „Pas maar op, er zijn hier ver scheiden mooie meisjes in den om trek, vooral in de pastorie van mijn collega." „Een daarvan ken ik reeds zij was ook op de stoomboot." „Was dat Lina misschien vroeg Elli. „Ja, 't was Lina," verklaarde haar man, „zij bleef op de boot en zag er heel verdrietig uit, toen vriend Olof met mij wegroeide." Zij stonden van tafel op in opge wekte stemming. De handdruk waar mee Olof Elli dankte, was krachtig en mannelijk zooals hij zelf. Daar het een kalme, zachte avond was, ging men nog eens door den tuin. Elli sloeg een blauwen doek om hare schouders, welken zij zelve geweven had en die haar bijzonder goed stond de heeren namen hunne hoeden en stokken en staken sigaren op. Zij gevoelde zich nu geheel op haar gemak op de eerste zenuw achtigheid was een plotselinge, onuit sprekelijke heerlijke kalmte gevolgd. Zij gingen op een bank zitten en ke ken zwijgend voor zich uit naar de zee, de heeren langzaam den rook uit hunne sigaren blazende. „Dit uitzicht herinnert mij min of meer aan uw vroeger tehuis, me vrouw!" „Elli schrok op in blijde verwon dering] want zij had juist hetzelfde gedacht. „Ja, wel 9en beetje." „Heeft u dat niet eerder opge merkt P.eerst de tuin, dan de ak ker tusschen den tuin en het strand diiar groeide ook rogge, als ik mij wel herinner en dan het geheele stranddit hier is alleen wat smal ler. Ik houd zooveel van zulke pas torieën, er ligt iets over ze, dat haar onderscheidt van andere woningen, een eigenaardige rust, die men moeie- lijk verklaren kan, maar die dadelijk haar invloed gelden doet, zoodra men het hek maar binnenkomt. Of zou het misschien daar vandaan komen, dat men zijne jeugd en jongelingsjaren in die omgeving heeft doorgebracht „Is u een predikantszoon „Ja, en waar ik maar kan, zoek ik op mijn reizen altijd de pastorieën op, zooals ik destijds ook deed, toen ik, ofschoon geheel onbekend, in uw vaders huis kwam." „Maar lang houdt u het er toch niet uit, tenminste te oordeelen naar den haast, die u toen hadt." „Ik ben er wel twee of drie dagen gebleven." „Volstrekt niet, maar anderhalf „Hebben wij toen niet samen ge roeid en daarna, toen uw vader ons de kerk liet zien, den toren beklom men om het mooie uitzicht te be wonderen? Herinnert u zich dat nog?" Of Elli het zich herinnerde 1 „U zei, dat u zoo heel veel van een ruim uitzicht hield." „Dat doe ik nog. Zoover het in mijn macht staai, kies ik altijd mijne kamer zoo, dat ik uit het venster een onbelemmerd uitzicht heb." „Dan zullen wij je eens naar onzen veehof brengen van daar uit kan men de torens van drie gemeenten zien en water en bosch vele mijlen in den omtrek," zei de predikant, die den geheelen tijd gezwegen had, met zijn stok figurend trekkende in het zand. „Heel gaarne. Ik herinner mij ook, dat u toen pas Runebergs „Han- na" gelezen had, wat tot een dispuut leidde over de liefde. U wilde niet gelooven, dat zij plotseling zich open baren kon bij den eersten blik. En ik beweerde, dat die passage eene der mooiste in Runebergs werken was." Het was zoo zonderling, hem over die herinneringen te hooren spreken, die Elli's geheim waren geweest, waar over zij nooit met iemand gesproken had en die zij verborgen had als re- liquien van de gelukkigste uren haars levensKlaarblijkelijk herinnerde hij ze zich geheel toevallig, zooals men zich later nu en dan gebeurtenissen uit zijne kinderjaren herinnert, en eenige diepere beteekenis hadden ze natuurlijk niet voor hem. De predikant had zijn eigen her inneringen. „Zoowat een half jaar daarna ver loofden wij ons, Elli en ik," viel hij iu. Olof zei niets. Waarschijnlijk vond hij het niet de moeite waard, verder daarop door te gaan, maar Elli was hem dankbaar, dat hij zweeg. Werk tuigelijk trok zij den doek vaster om hare schouders. „U heeft het koud? dan moeten wij maar liever naar binnen gaan." „Neen, neen volstrekt niet." Maar toen de dominee als zijne meening te kennen gaf, dat hun gast wel vermoeid zou zijn van de reis, stond men op en keerde naar huis terug. „Je krijgt de zolderkamer, daar kun je geheel naar eigen welgevallen leven, werken of slapen, zooals je maar wilt. En stoor er je niet aan, als ge 's morgens wat leven beneden hoort, je hebt je niet te haasten. Is al het noodige er, Elli?" „Ja, ik zal het meisje nog even naar boven zenden met de water karaf." „Dank, dank, ik zal het wel vin den." „Goeden nacht dan." „Goeden nacht." De predikant had, toen zij beneden aan de trap stonden, den arm om zijn vrouws middel geslagen, waarop zij eene flauwe poging gedaan had om het te verhinderen. Olof had reeds eerder gemerkt, dat zij waar schijnlijk uit verlegenheid zich terugtrok als haar man haar nader de. De zolderkamer, waarin het avond rood nog nagloeide maakte op Olof een aangenamen indruk en hij ge voelde terstond, dat hij zich hier spoedig thuis zou gevoelen. Hij ont kleedde zich langzaam, terwijl hij onderzoekend de kamer rondzag. Met haar witte muren, in welker hoeken en spleten vliertakken en bloemen gestoken waren, geleek ze wel wat een zomersch priëel. Er lag iets als eene liefkoozing in die venstergor dijnen met hunne zachte plooien, door een teedere hand geschikt. En dat zelfde gevoel, dat zich van hem meester gemaakt had, toen hij naar 't strand roeide, kwam ook nu weer over hem. Hij begreep zelf niet recht, wat dat was en ook dacht hij er niet verder over na het gleed voorbij als eene vluchtige stemming en werd vervangen door het béhaaglijk be wustzijn, dat hij zich hier thuis zou gevoelen en rustig zou kunnen wer ken. Niets zal hem hier storen in zijn werk; hij zal in dien gemakke- lijken leuningstoel zitten, schrijven en genieten van het tegenwoordige zooals vroeger in zijn ouderlijk huis. En als hij vermoeid zal zijn van den arbeid, zal hij naar beneden gaan, waar hij gezelschap vindt zooveel als hij behoeft in zijne rusturen. Het is niet onaardig na zoo langen lijd eens weer met zulke eenvoudige na- tuurmenschen om te gaan. Daar ontdekte hij den bouquet in de kachelnishij nam hem in de hand en bekeek hem. Hij is fijn, de kleuren zijn goed bij elkaar gekozen en hij zette hem op tafel voor zich. Neen werkelijk, hij is heel mooi. Terwijl hij zijn boordje en das los maakte, keek hij in gedachten het venster uit. Die Mikko is nog precies dezelfde. Natuurlijk is hij nog wat dikker ge worden in dezen rustigen uithoek, maar zijn gezicht is precies hetzelfde. Diezelfde onschuldige, eenigszins na ive oogen met die lichte wenkbrau wen, het vierkante voorhoofd, effen als een gepolijste steen, zonder eenig spoor van een rimpel. Mevrouw had hij nog niet zoo oplettend beschouwd en haar uiterlijk stond hem niet ge heel duidelijk voor den geest. Maar nu herinnerde hij zich plotseling hare oogen en zag hij, hoe zij op hem ge vestigd waren van den anderen kant van de tafel. Zij waren groot en blauw en droomerig. En langzamer hand had hij haar geheel voor zich, in allerlei houdingen, zooals zij, een beetje verlegen, thee schonk, zooals zij den doek om hare schouders sloeg, voor hen uit den tuin in ging en naast hem op de bank zat, recht voor zich uit starende naar de zee. Haar gestalte was slank en goed gepro portioneerd. Zij lijkt ten minste niet op andere domineesvrouwen, dacht hij het was zijne gewoonte, op die manier alle vrouwen, die zijn pad kruisten, te critiseeren. Zij heeft zich zeer in haar voordeel ontwikkeld, sedert ik haar het laatst zag. En plotseling zag hij zich zelf weer, zit tende in het karretje voor de oude pastorie. Achter het venster van de veranda een bleek, strak gezicht, dat naar hem keek. En hij herinnerde zich, dat dit beeld hem een eind ver volgd had op zijn weg en dat hij onder 't rijden zich verwonderd af gevraagd had, of dit meisje hem nu reeds zou hebben liefgekregen. 't Is in elk geval heel opmerkelijk, dat die Mikko zulk een knap meisje gekregen heeft. Natuurlijk de oude historie van den jongen dominee en de dochter van den ouden dominee. Daar hoorde hij iets in de kamer beneden zich. Zoo, gaat de familie ook naar bed, zeide hij glimlachend bij zich zelf. Hij voelde, dat hij vermoeid was en haastte zich, zich ook ter raste te leggen. Op dat oogenblik kwam het dienst meisje binnen met de waterkaraf. Het was een aardig, blond, welgevormd meisje. „Dank," zeide hij. „Hoeheetje?" „Anni." „Wil je dan zoo goed zijn, Anni, en mijn jas meenemen om die mor genochtend uit te schuieren?" „Mevrouw laat vragen, hoe laat mijnheer de koffie morgenochtend boven wil hebben?" „Zeg aan mevrouw, dat ik wel beneden kom koffiedrinken. Maar hoe laat staat men hier gewoonlijk op „Mevrouw staat soms vroeger op, maar de dominee slaapt meestal tot zeven of acht uur." „Zoo, komt de dominee om acht uur op. Goeden nacht, Anni." Elli kon nog niet naar bed gaan. Haar man wilde, dat zij komen zou, maar zij wendde voor, dat zij nog iets in de eetkamer te doen had. „Laat dat nu maar, dat kunnen de meisjes wel doen." Maar zij liep weg. Zij had er behoef te aan, alleen te zijn en wilde in geen geval naar bed gaan voordat haar man sliep. Zij sloop den tuin in en vandaar naar haar eigen plekje aan 't strand. Zij ging zitten op een steen dicht bij het kalme water. Het landschap, rustende in zijn zomernachtsdroomen, met een fijnen nevel overtogen, zag er zoo vredig en gelukkig uit! Nu kon zij er lang, lang naar kijken, nu vreesde zij niet meer, dat het herinneringen bij haar zou wekken van vervlogen hoop en niet te ver vullen verlangens, zooals zoo dik- vroeger, wanneer zij met tranen in de keel en een tot berstens toe vol hart van hier was weggevlucht. Hoe lief had zij nu haar stil schuilhoekje, hoe kwam het haar voor, als was het een eeuwig trouw vriend. In de verte hoorde zij den riem slag van een nachtelijken visscher en het snorren van een stoomboot achter de verwijderde eilandjes. Het land in tjingelden de klokjes van de kudde, die naar de nachtweide ging. LaDg zat zij hier, zag en luisterde, schuw elke duidelijke gedachte, elke klare voorstelling onderdrukkende. Het was haar genoeg, dat er eene verandering gekomen was in de een tonigheid van haar bestaan, en dat er vóór haar iets nieuws lag, dat misschien een poosje blijven zou. Daarna mocht er komen wat er wilde. Van deze gevoelens vervuld keerde zij langs het pad naast den akker terug en sloop op hare teenen naar de slaapkamer terug. Haar man was gelukkig reeds ingeslapen en had haar niet hooren komen. Lang bleef zij nog wakker liggen, met open oogen naar het in de morgenschemering glinsterende venster starende. Hun gast was zeker reeds lang te rust gegaan, want zij hoorde niets daar boven. Wordt vervolgd.) f Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1902 | | pagina 6