fie Vreuw van den Predikant,
JUHANI AHO-
Uit het Zweedsche vertaald
DOOR
J. VISSCHER.
7)
„Dat is heel natuurlijk en ik begrijp
het ook best, Maar langzamerhand
ben ik zoover gekomen te gelooven,
dat het maar 't best is, heelemaal
geen principes er op na te houden
en de dingen maar te nemen zooals
ze zijn."
„Dat is gemakkelijk genoeg voor
u, die u zoo vrij kunt bewegen en
zooveel ziet en beleeft. Maar wij, die
maar tevreden moeten zijn met altijd
op hetzelfde plekje te blijven, wij
willen gaarne iets zekers hebben om
ons aan vast te houden."
Zij heeft nagedacht over de dingen,
dacht Olof. Dat was een eigen op
merking. Er zit iets in haar. Hij
kwam naar 't midden van den weg,
dichter bij Elli. Er lag nu meer ziel
in haar gelaat en hare oogen leken
grooter. En Olof werd bijna vroolijk.
Hij had dus goed gezien. Zij passen
niet bij elkander die twee. Zulke
taal is altijd een zeker teeken. Haar
man begrijpt haar natuurlijk niet en
kan haar niet bevredigen.
Een eindje verder, waar de weg
een kromming maakte, bescheen de
zon de boomen op een heuvel naast
een stuk gerooid boschland. Vandaar
had men een mooi uitzicht naar alle
kanten. Achter hen lagen de daken
vanTyynelii met zijn tuinen en akkers,
zijn strand en de groote baai. Voor
hen liep de weg naar omlaag in een
dal, waar de kerk en de andere pasto
rie lagen en aan de andere zij van
het dorp steeg de weg weer, langs
een nieuwen heuvel op. Zij bleven
staan en gingen zitten op een steen
aan den voet van een witten mijlpaal,
die in de stralen der avondzon glinster
de. Een poosje beschouwden zij het
landschap beneden hen, terwijl Elli
Olof de verschillende plekjes wees
en hunne namen noemde.
Het kerkvolk kwam van de avond
beurt. Sommigen gingen te voet, an
deren per rijtuig. Op een klein kar
retje zat een jonge vrouw met haar
dochtertje. Toen Elli haar goeden
avond toeriep, hield zij het paard in.
De vrouw had een mooi regelmatig
gezicht, intelligente, fijne trekken.
Zij beantwoordde den groet vriende
lijk en zag hen zonder verlegenheid
aan.
„Kom je van de avondbeurt, Jo
hanna
aJa, daar zijn wij beiden geweest."
„Zijt gij op weg naar ons toe
„Ja, daar wilden wij van avond
nog naar toe. Dit is uw paard
herkent mevrouw het niet
'Is dat ons paard wel, wat
is het dik geworden."
„De dominee heeft van de week
een boodschap gestuurd, dat hij paar
den noodig had voor 't werk op den
akker Wil mevrouw nu niet liever
terug rijden Dan zullen wij uitstap
pen en verder loopen."
„Neen, rijdt gij maar vooruit, wij
zullen hier op den dominee wachten
dit is een mijnheer uit Helsingfors.
is de kerk al uit?"
„Ja, maar dominee is in de con
sistoriekamer gebleven om nieuwe
leden in te schrijven.
„Is er ook wat nieuws uit Koivu-
maki? Hoe maakt je man het?"
„Dank Heel goed komt me
vrouw ons niet spoedig eens opzoe
ken P wij hebben mevrouw al zoo
lang eens verwacht."
„Ja, wij komen misschien wel gauw
eens."
„Die vrouw woont op een stukje
grond van ons, dat ik u zooeven
wees," vertelde Elli, toen Johanna
verder gereden was. „Zie eens, gij
kunt hier de vensters van 't huisje
zien glinsteren in de avondzon
ziet gij het?"
„Ja, nu zie ik hetZij zag er
heel aardig uit."
„Ja, 't is een knappe vrouw. Zij
heeft ook haar roman gehad en ik
houd veel van haar. Haar vader, die
eigenaar is van eene groote hoeve,
verstiet haar, toen zij trouwde met
een armen boerenknecht. Die man
had jarenlang bij ons gediend en
daarom gaven wij hem een stukje
grond om er een huisje op te zetten
en zij hebben zoo hard gewerkt, dat
zij het nu vrij goed kunnen doen.
Zij leiden een echt gelukkig leven.
Eiken zomer breng ik eenige dagen
bij hen door en geniet dan van
mijne bevinding, dat er tenminste
twee gelukkige menschen in de wereld
zijn. Om beurten prijzen zij elkander
tegenover mij. want van beiden ben
ik de vertrouwde."
„Dus onder die menschen bestaat
ook zulk eene liefde
„Juist daar. Zij houden zooveel
van elkander, dat zij beiden diep
bedroefd zijn, als de man 's winters
een tijdlang van huis moet om werk
te zoeken."
„Mijns inziens is de verklaring van
het feit, dat de kinderen uit het volk
dikwijls zoo goed terecht komen in
hun huwelijk, daarin te zoeken, dat
man en vronw elkanders gebied ken
nen, zich interesseeren voor elkanders
werk en elkander daarin begrijpen en
aanvullen. In die richting gaat terecht
de vrouwenemancipatie van onzen
tijd."
Elli had een tak afgebroken en
woelde daarmee in het mos op den
steen.
Grij hebt gelijk," zeide zij in ge
dachten. „Daar heb ik nog niet zoo
aan gedacht."
Maar hebt ge dan niet opgemerkt,
hoe weinig de mannen uit onzen stand
zich interesseeren voor de arbeid der
vrouwen en omgekeerd? Dat belet
elke intieme verhouding of eenig wer
kelijk samenleven. En daarom is het
niet te verwonderen, dat zoo menig
huwelijk al spoedig ongelukkig wordt."
„Ja ik geloof dat gij gelijk hebt."
„Maar in de eerste plaats hangt
het geluk of 't ongeluk van het hu
welijk wel daarvan af, of de karakters
kunnen samengaan.is daar over
eenkomst, dan zijn er altijd wel we
gen, waarop men elkander ontmoet,
al is het uiterlijk streven ook onge
lijk."
Hij begreep het, en hijen plot
seling wenschte zij, dat zij met hem
over zich zelve kon praten. Zij sloeg
zenuwachtig met het takje tegen haar
schoeneen mooi voetje en een
onberispelijke wreef, dacht Olof, er
naar kijkende.
Daar rezen een paar paardenooren
op tusschen hemel en aarde, een kop
volgde, en daarop een heel paard,
met een karretje achter zich, waarop
de predikant zat. Hij zag hen niet
en Elli wilde hem voorbij laten gaan.
Maar plotseling bezon zij zich, schudde
bladeren en grasjes, die zij geplukt
had, van hare japon en ging opstaan.
„Goeden avond," zeide zij.
„Wat, zijt gij hier Ik begon
al naar jelui uit te zien Komt gij
bij mij op 't karretje
„Wil u rijden, mevrouw
„Neen, ik loop liever."
„Ik ook."
„Nu, was er wat nieuws in de
pastorie
„Ze vroegen naar onzen logé en
verzochten ons allen te eten voor
morgen."
„Ze waren zeker vreeselijk nieuws
gierig
„Lina verzocht de groeten."
„Dank."
„Zij scheen erg veel belang in u
te stellen."
„Werkelijk?"
"Hoe hebt gij samen den dag
doorgebracht
„O, heel goed."
„Mijnheer Kalm heeft den geheelen
dag op zijn kamer zitten lezen."
„Nu, gij wilt dus niet meerijden?"
„Neen, rijd maar vooruit, wij gaan
loopen."
De predikant trok aan de teugels
en reed door. Elli en Olof legden den
terugweg zwijgend af. Op open plek
jes zagen zij telkens het karretje voor
zich. Vreemder dan ooit kwam Elli
haar man voor, als een onbekend
reiziger, met wien zij niets gemeen,
met wien zij niets te maken had.
Dit gevoel werd haar nu duidelijker,
nu zij de oorzaak meende gevonden
te hebben. Zij hadden immers wer
kelijk niets gemeen, geen wisseling
van gedachten was er ooit tusschen
hen, en hunne karakters waren ge
heel ongelijk aan elkaar. Zij had er
dikwijls over gedacht en naar de
reden gezocht van hare koelheid,
die zij zich .dikwijls verweten had.
Nu was zij bijna blij er eene gevonden
te hebben hare onverschilligheid
verloor er iets van het schuldige
door voor haar gevoel.
Y.
Den volgenden morgen, 's Zondags,
zaten de dochters van den pastorie,
zich vermakende met naar het kerk
volk te kijken, dat langs het huis
kwam. Lina, de oudste was twintig
!jaar en pas thuis gekomen van de
school in Helsingfors. Zij was eene
welopgevoede jonge dame en diende
in kleeding, manieren en opinies tot
voorbeeld voor al de andere jonge
dames in de gemeente. In heeren
gezelschap legde zij altijd beslag op
de knapsten en liet de overigen voor
de anderen over. De jongste dochter
was ongeveer vijftien en ging nog
op de meisjesschool in de naburige
stad. Eén zoon was er slechts. Hij
voltooide op zijn studiën in Helsingfors
en had de dochter van den rechter
op zich doen verlieven, zij kwam eiken
Zondag en meermalen in de week
in de pastorie. Een even trouw be
zoeker was de hoofdonderwijzer van
de volksschool, Tavela, die verliefd
was op de oudste juffer eene
hopeloze lietde, want zij sloeg niet
de minste acht op hem. Hij zat haar
maar in stille bewondering aan te
kijken, terwijl de anderen praatten.
De onverwachte komst van een
vreemde heer op eene plaats, waar
men zelden andere zomergasten zag
dan de jongelui uit die streek, bracht
heel wat beroering teweeg.
Juffrouw Lina, die met dezelfde
boot uit de stad gekomen was als
hij, vertelde dat mynkeer Kalm een
keurig gekleed heer was, met zwart
haar en een kleinen knevel. Zij hadden
elkander reeds een paar maal in
Helsingfors ontmoet, waar zij aan
elkander waren gesteld en nu had
zij met hem gereisd en hij was haar
komen aanspreken en zij hadden een
heele poos, op 't dek der boot heen
en weer wandelende, heel prettig
samen gepraat. Hij had onder anderen
verteld van zijne buitenlandsche reizen
van Parijs met zijn Eiffeltoren, boule
vards en schoone vrouwen, die zich
zoo onnavolgbaar goed wisten te klee-
den.Hij had zoo'n allerliefst glimlachje
en hij zou hier den geheelen zomer
blijven. Toen de jonge dominee hem
met het roeibootje was komen halen,
was hii zoo vlug als een scheepsjongen
daarin gesprongen.
„Hij is oud-gymnast," viel de jonge
heer, haar broeder, hier in, door 't open
venster van de eetzaal heen, waar
hij, ras opgestaan, in zijn eentje zijn
boterham at en de koffie slurpte, die
al sinds twee uur voor hem warm
gehouden was
„Ken je hem, Karl
„Ja."
„Waarom heb je dat niet eerder
gezegd
„Ik wilde eerst eens hooren, hoe
je hem ophemelen zou't is dui
delijk, dat je nu reeds doodelgk van
hem bent
„DoodelijkMoet men dan altijd
verliefd zijn, als men zijn opinie over
een heer zegt? En je verzocht mij
zelf te zeggen hoe hij er uitzag.
Overigens hij is al tweemaal
verloofd geweest."
„Alle goede dingen bestaan uit
drieën, zegt het spreekwoord."
„Houd je toch stil!"
De jongeheer had zijn boterham
op en kwam nu ook, met eenesiga-
rette in den mond, op de veranda.
Ook de oude dominee, een klein oud
heer met een vriendelijk en verstan
dig gezicht, kwam een oogenblik te
voorschijn en glimlachte om 't gesprek
der jongelui. En daarop verscheen
zijne vrouw, om te zien of zij de
gasten reeds zag aankomen.
Opeens hoorde men een bekend
karretje komen aanrollen door de
laan, die naar de kerk leidde. Het
was de familie van Tyynela.
„Doe eens gauw open, Lina!"
„Doe het zelf!"
De jongeheer maakte zich ook wer
kelijk klaar om aan 't vriendelijk ver
zoek gevolg te geven, toen Olof reeds
op den grond sprong en zelf de deur
opende.
Terwijl de jonge dominee het paard
naar den stal bracht, begaven Olof
en Elli zich naar de veranda. Na do
voorstellingen en begroetingen wer
den de gaBten verzocht binnen te
komen. De dames gingen naar het
salon, de heeren terstond naar de
kamer van den gastheer.
„Aangenaam u hier te zien
denkt gij den geheelen zomer hier te
blijven?" zeide Karl, sigaretten pre-
senteerende.
„Ik weet het nog niet, het hangt
er van af
„Zijt gij van plan te werken?"
„Ja, dat is mijn voornemen wel.
Onder 't aansteken van zijn siga-
rette, wierp Olof even een blik in het
salon, waarvan dé deur openstond.
Lina had Elli om den middel gepakt
en draaide haar een paar maal om,
onder den uitroep:
„Neen maar wat zie je er beelde
rig uit!"
Toen zij dien morgen, heenreden
had Olof reeds opgemerkt, dat zijne
gastvrouw een nieuw, licht zomer
kleedje aan had, en dat zij bloemen
op haar hoed had gestoken.
„Lina, Lina! Je maakt mij duize-
ltg!" hoorde hij Elli lachen... „ik
wil een verhandeling schrijven en ik
wilde dezen zomer ten minste gaarne
een deel daarvan klaar hebben."
iVan 't voorjaar zijt gij uit het
buitenland teruggekomen
„In Juni
»Hij is een oud schoolkameraad
van mijn man," hoorde hij Elli in het
salon antwoorden op juffrouw Lina's
vragen. „Hij is al eens eerder bij ons
geweest, in de pastorie van mijn vader
namelijk" „Ja, gij zijt immers met
dezelfde boot gekomen?"... „Waar
om niet, 't is prettig wat meer ge
zelschap te krijgen
Wordt vervolgd.)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.