HAARLEMSCH No. 101. 144 van WOENSDAG 17 December 1902 Eerste Blaa. Nieuwsberichten. Uitgave van DE ERVEN DOOSJES, Gedempte Oudegracht 88. Vierentwintigste Jaargang. TELEPHOONNUMMER TELEPHONISCHE VERBINDIN 0 met AMSTERDAM. ABONNEMENTSPRIJS Per drie maanden -,25 franco p. post —,40. Afzonderlijke nommers 3 centen per stak. Prijs per Advertentie van 1-5 regels f 0.25, elke regel meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte. VERSCHIJNT Dinsdag- en Vrijdagavond. Advertentmi worden aangenmnen lot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst. WETEN EN WERKEN. Maandagavond vervulde de Heer W. C. Goteling Vinnis van 's Gravenhage de spreekbeurt. De zaal was druk bezet; de mannen kennen den Spreker en weten hem te waardeeren. Voorgedragen werd het Tooneelwerk Gringoire van Th. Banville naar de vertaling van J. L. Wertheim. Het stuk heeft een geschiedkundigen achtergrond. De Fransche koning Lode- wjjk XI, door de historie niet al te gunstig beoordeeld, komt hier in een meer gunstig daglicht. In de Fransche stad Tours in 1469 j vinden wij den koning incognito in de woning van den lakenkooper Fournier diens zuster Nicole en 's konings gun steling Le Dain Er ontspint zich een gesprek tusschen de beide mannen, waarin de koning Fournier mededeelt, dat deze tot gezant zal worden benoemd naar Vlaanderen. Deze heeft bezwaren, maar Nicoledeelt den koning mee, dat het groote bezwaar hierin bestaat, dat haar broeders dochter, de zeventien-jarige Louise, dan alleen zal achterbleven. De koning was van mee ning dat dan een huwelijk van Louise, zijn peetekind, de eenige uitweg was. Het meisje werd door den peet eens ondervraagd. Geen koopman, geen krijgs man, geen leerknaap zou zjj als echt genoot wenschen, zij wenscht een man dien zij zou kunnen liefhebben om zjjn gevoelig hart, zij bedoelt een man, zooals er misschien nog geen bestaat. Rumoer op de straat. Het is de arme poëet Gringoire. Hjj heeft een spotlied gemaakt op Le Dairie; het volk zingt het. En dan nog een ballade, betrekking hebbende op ruwe daden des konings; het publiek kent het als Het Galgenlied. De koning wil de oorzaak van het rumoer zien, de jonge man wordt ge roepen in de weelderige eetzaal van den lakenkooper. Een aardig tooneel ontboeit zich, als den hongerigen dichter een maaltijd wordt aangeboden, mits hij eerst zjjn Galgenlied voordraagt. En zoo draagt Gringoire zijn lied voor voor den onbekenden man of wel koning Lodewijk. Het gedicht bespreekt 's konings daden lang niet malschde slotregels noemen den koning vrijwel bij naam en als de onbekende dit den dichter verwij t, zegt Gringoire, den Koning heb ik liet, dies zeg ik hem de waarheid. De koning maakt zi.h bekend. Tableau! Een mooie alleenspraak van den dich ter, hij vertelt zyn geschiedenis van lijden en honger, doch ook van zijn hoogere inspiration, welke hem doen kennen als een jonkman bjj wien het hart op de rechte plaats zat. Hij vertelt in dit huis gezien te hebben een kind, rein en minzaam haar had hjj een lied gewjjd. Hoe gaarne zou hij het meisje terug zien In Lodewijks brein komt de gedachte op, dat Gringoire de man zou zjjn,dien zijn peetekind zou kunnen liefhebben en nu treedt de despoot in den koning weer naar voren; hij geeft den dichter een halfuur om of zich van de genegen heid van Louise te verzekeren of ter galg verwezen te worden. Onder vier oogen met Louise, waarbij hij zjjn diep gevoel voor het leed van anderen in mooie verzen uitspreekt, deelt hij Louise mede, dat de koning den man die zóó gevoelt tot haar echtgenoot wil maken. Louise wil den naam van dien man kennen; hij meent, dat die man te arm, te ellendig is... Juist is het halfuur om. De koning onderzoekt of Gringoire het hart van Louise heeft kunnen winnen. Louise beantwoordt deze vraag zelf in bevestigenden zin. Ondanks papa Fournier, ondanks Le Daine, kregen ze elkaar. Wij hebben genoten. Niet alleen van de eigenaardige tceslanden, van som mige hoogst komische tooneelen, maar bovenal van de bijzonder schoone voor dracht der soms aandoenlijk fraaie gevoelsuitingen. Tot slot het boertige Kabaal in de Engelsche Opera van den geestigen Van Zeggelen. Lees het en ge lacht, hoor het den Heer Goteling voordragen, dien over vloed van volzinnen in één adem, die stortvloed van woorden en ge schudt van pret. Den volgenden Maandag zal de Heer J. B. A. Saeys als spreker optreden. Tweede Kamer. Bij de voortzetting van het algemeen debat over Hoofdst. IV in de zitting van Woensdag drong de heer Melchers aan op spoedige her ziening der Revizie wet, overeenkomstig het rekwest van het landelijk Hoger huis Komittee. en bepleitte in afwachting daarvan gratie voor Wiebren Hogerhuis. Bij dit laatste sloot de heer van der Zwaag zich aan, die tevens aandrong, in 't belang eener goede rechtspraak op tolken in de Friesche taal by de rechts- kolleges in Friesland omdat b v. bij de rechtbank te Heerenveen thans rechters noch prezident de Friesche taal ver staan, wat niet alleen aanleiding geett tot komieke tooneeltjens, maar ook tot alles behalve juiste vonnissen. De heer Helsdingen wees den heer Passtoors er op, die het z.i. bij de schandaal kolpor- tage ook eenigszins op de socialisten gemunt was, dat hij wel eens mocht optreden tegen het stinkend, smerig pamflet ïAllemaal Socialist", uitgebroeid in een jezuïten-nest, geschreven door duisterlingen, die den moed missen hun naam te noemen en mitsdien de ver antwoordelijkheid niet dragen voor hun geschrjjf, ja zelfs den naam van Willem van Oranje, gevallen als slachtoffer van hun lagen en listen, durven gebruiken als dekmantel voor hun goor gedoe. Spreker beweerde ook, dat antirevolu tionairen zich van het pamflet bedienen. De ook door Spreker afgekeurde schan- daalkolportage in 'talgemeen strafbaar te stellen, beschouwde hij als gevaarlijk voor de vrijheid van drukpers. De heer van Veen was tegen voorwaardelijke veroordeeling, maar wilde meer bevoegd heid tot schorsing der straf. De heer van Sasse van IJsselt wees op verschil lende leemten in onze Wetgeving. De heer Terlaan bepleitte andermaal rechts herstel van Bruigom te Delft. De heer van Wijck protesteerde tegen de inzi- nuatieën van den heer van Helsdingen. De Min. van Justitie kondigde de spoedige indiening aan van een ontwerp tot wijziging van het Vierde Boek van het Burgerlijk Wetboek. Hij verklaarde zich tegen het prijs geven van 't strafmini- mum en beëediging van getuigen bij het voorloopig verhoor. Hy betoogde, dat omtrent betere bescherming van het zedelijk karakter van het volksleven oplossing is te vinden bij het in het volgende jaar te verwachten ontwerp tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht. Diefstal uit honger oordeelt de Min. niet strafbaar, daar dan over macht aanwezig is. Tot verzachting van het celstelsel wil de Min. medewerken. Bij wijziging van de Revizie dat in den geest van het Hogerhuis komittee zou aan gewijsden niet getornd mogen wor den. De Min. achtte voor gratie aan Wiebren Hogerhuis in den tegenwoor- digen stand van zaken geen termen aanwezig. De zaak van Bruigom behoort niet thuis in de Kamer. De Min. betoogde, dat de man lijdende schjjnt aan een idéé fixe. Een luide stem van de publieke tribune riep: „dat is niet waar!" waarop de Voorzitter dreigde met de ontruiming van de tribune. De Min. vervolgde na dit incident zijn rede en deelde mede, dat een andere regeling ten aanzien van naamlooze vennootschappen door in schryving in de registers aan het Dep. van Justitie in de plaats te doen treden voor de Koninklijke bewilliging, onder zocht wordt, en dat de Min. ëen ontwerp betreflende deze aangelegenheid hoopt te kunnen indienen. De Min. verdedigde ten slotte uitvoerig den „Postenorder", die niet beoogt aan de politie nieuw recht te geven, maar slechts haar te herinneren aan haar bevoegheid binnen hare natuurlijke grenzen, en op te treden tegen den hateljjken en ondragelijken last van tyrannie en terrorisme. De heer Hugenholtz stelde namens zjjn partijgenooten een motie voor luidende: „De Kamer, van oordeel dat niet wen- schelijk is den zoogen. tPostenorder" te handhaven, gaat over tot de orde van den dag Deze motie zal later worden behandeld. Na langdurige debatten, en nadat de Min. op de gemaakte opmer kingen en vragen geantwoord had, werd het algemeen debat over Hoofdst. IV gesloten. Art. 1 werd goedgekeurden ook Artt. 2 en 3 na eene korte woor denwisseling tusschen den heer de Stuers en den Minister. Ook Artt. 4 en 5 werden goedgekeurd. In de zitting van Donderdag zag de Min. van Just, tegenover den aandrang van den heer Smeenge, om in den achter starid van zaken by het Hof te Amster dam verbetering te brengen door afdoen de uitbreiding van personeel, meer heil in vermindering van de mederechtspre- kenden en bevordering van samenwerking van Hof en Balie. De Min. is voornemens een algeheele bewerking der rechterlijke organisatie ter hand te nemen. Naar aanleiding van het van verschillende zjjden gehouden pleidooi voor lotsver betering van de Rijksveldwachters be toogde de Min., dat in den loop van dit zittingjaar zal worden overgegaan tot periodieke traktementsverhooging, zoo danig ingericht, dat zij uit een financieel oogpunt ten goede zal komen aan de Rijksveldwachters, wier aanvangssalaris niet zal worden verminderd. Verplichte pensioneering op 65 jarigen leeftijd laat de Min. voorloopig rusten. Hjj zal over wegen een gunstiger regeling in zake reis- en verblijfkosten bij transporten en regeling ter voorziening in den woningnood, vooral ten plattelande. Ook beloofde de Min. aan den heer Passtoors een onderzoek naar de door hem ter sprake gebrachte belemmeringen deor den distriktskommandant der Rijksveld- wacht te Amsterdam aan de Rijkspolitie - vereeniging in den weg gelegd. De Min. overlegt een algemeene salarisherziening van de onderwyzers in de gevangenissen. Verschelden leden betuigden hun inge nomenheid met het voornemen van den Minister om eene Staatskommissie te benoemen te zyner voorlichting inzake de Rijkswerkinrichtingen. HootdBtuk IV werd aangenomen met 65 tegen 5 stem men. Daarna was aan de orde Hoofdstuk V. (Binnenl. zaken). Het algemeen debat werd naar gewoonte gevoerd by de verschillende afdeelingen. Bij de 2de afdeeling Provinciaal Bestuur) sprak de heer Michiels van Verduynen over ver deeling in kiesdistrikten voor verkiezing der Prov. Staten van 's Gravenhage, evenals Amsterdam en Rotterdam. De heer Bos drong aan op wettelijke regeling der banken van leening. De heer van Nispen tot Sevenaer wees er op, hoe gebleken is, dat veel agenten van politie niet in staat zyn een proces-verbaal op te maken en wenschte steun van den Min. voor den Ned. Politiebond, om een examen af te nemen. De heer Helsdingen wees op twee gevallen van ongewerischte invloed van burgemeesters op lokaal houders, tot verhuringen van lokalen voor socialisten. De heer Hugenholtz bracht de Haarlemschepolitieverordening ter sprake, waarbij zaalhouders verplicht worden aanvrage te doen voor elke vergadering, en zulks met het oog op de eischen der brandpolitie, en verzocht den Min. het gemeentebestuur van Haarlem te wijzen op de onhoudbaar heid van het artikel, dat spreekt van vermoedelijk talryke bijeenkomsten, be- hoorend tot eene politie vorordening, die in stryd met de wet in lang niet is herzien. De heer van Idsinga ver zocht den Min. geen beslissing te nemen met den Min. van Justitie in zake de postenorder, zonder Sprekers beschou wingen gelezen te hebben. De heer de Savornin Lohman kwam op tegen het uitgeven van geld uit publieke kassen voor kerken. De Min. van Binnenl. Zaken antwoordde, dat ook naar zijn oordeel dergelijke subsidieën aan kerken niet meer van dezen tjjd zyn. Hij wees er op, dat in 220 gemeenten nog zulke subsidieën bestaan. De Min. beloofde de zaak van het kiesdistrikt 's Graven hage te zullen overwegen. Voor het oogenblik had hy geen personeel be schikbaar voor eene regeling van de Banken van Leening, maar hy beloofde aan die zaak zijn aandacht te zullen schenken. Wat de gemeentepolitie be treft, subsidie aan den Politiebond voor examens, zou dan alleen verleend kunnen worden, als die noodig bleek, waartoe de Bond zelf wel aanvraag zal doen. De Min. kon niet het standpunt innemen van den heer van Helsdingen tegenover de burgemeesters. Bij de replieken wees de heer de Savornin Lohman er op, dat de Haarlemsche politieverordening behoort te worden vernietigd, daar door het artiekel elke vergadering onmogelyk zou kunnen worden gemaakt, in stryd met de wet op de vergaderingen. De Min. kon nog niet zeggen wat hij doen zal, maar hy zal de zaak onderzoeken. In de zitting van Vrijdag sprak de Min van Binnenl. Zaken een woord van hulde uit aan de nagedachtenis van zyn overleden ambtgenoot, den Vice-Admi raal Kruys, waaraan de Voorzitter en de heer de Waal Malefyt zich aansloten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1902 | | pagina 1