De Vrouw van den Predikant. JUHANI AHO- Vit het Zweedsche vertaald DOOR J. YISSCHER. 24) Maar wat had Olof wel van haar gedacht, toen hij daar dien avond ook een glas water reikte en geen van beiden meer een woord had kun nen zeggen? „Dat was misschien de eerste keer, dat ik onbewust ge voelde, dat ik je zou kunnen lief hebben „Maar toen wij in den klokketoren waren?... je hadt er geen idee van, hoe gelukkig ik was, toen jij bij mij kwam, en mij ver zocht, op het touw te gaan zitten." „Tijdens de godsdienstoefening wilde ik toch eens door de deur der sacristie zien, waar jij zat." „Als je eens wist waar ik niet al aan dacht, dien zondag in de kerkbank. „Yertel het mij eens!" En Elli vertelde. En zij vertelde daarna van al het andere ookvan hare droefheid, toen zij meende, dat haar gezelschap hem begon te vervelen in den tuin; van hare blijdschap, toen hy haar kwam vragen mee te gaan hengelenvan haar geluk, toen zij uit Olofs woorden meende op te maken, dat hij een vriend miste en misschien haar die plaats zou doen vervullen; van haar verdriet, toen zij meende, dat Olof meer om Lina gaf dan om haar; van hare innige vreugde, toen zy van hare vergissing overtuigd werd door zijne komst op het hooiland, waar hy haar zocht. Maar ach, wat was zij ongelukkig geweest, zaterdag en zondag en die vreeselyke uren in de kerk en toen Olof 's avonds nog niet terug was! Wat had zij geleden, toen zy meende, dat misschien alles tusschen hen uit was „Je moet het mjj vergeven, al het verdriet, dat ik je aangedaan heb ik heb geen rust voordat je dat ge daan hebt „Dat is nu immers niets meer dat is immers voorbijik denk daar niet meer aan Maar wat ik niet begrijpen kan is, hoe het mij mo gelijk geweest zou zijn, te blijven leven, aU wij op die manier geschei den waren." „Dat moet je nu vergeten'" „Ja, ik kan het nu ook vergeten en ik denk er zelfs niet aan, dat het zoo niet lang kan duren." „Waarom kan dat niet?" „Je moet immers al gauw weer weg?" „Maar al ga ik weg, ik kan im mers terugkomen en als ik dan al niet by je kan blijven, ga ik ergens in de nabijheid wonen. Ik behoef niet noodzakelijk in Helsingfors te zijn en kan me dus heel wel hier vestieen om te studeeren en te wer ken." Zou dat mogelijk wezen Dan zouden er dus niet meer van die af schuwelijke, lange herfst en winter avonden zynMaar ook al moest je weg, ik zou toch niet meer onge lukkig zyn, als ik maar wist, dat ik je ook maar één keer in 't jaar zou zien al ben je 's winter ook weg, je belooft mij toch, mij 's zomers te komen bezoeken, niet waar „Dat beloof ik je." En zoo legden zij dag aan dag hun voorraad herinneringen voor el kander bloot. Elli gaf er zich aan over als een roeier, die zich voorin in zyne boot op den rug gelegd heeft en zich stroomafwaarts laat glijden, al verder en verder langs de lachende oevers, terwijl zyn oog niets ziet dan het blauwe hemelgewelf. De moge lijkheid van zulk een leven had zij zich wel eens voorgesteld als wer kelijkheid en nu, nu was dit en dat, alles wat zij gedroomd had, tóch wer kelijkheid geworden. Al die oude ver langens en droomen, zeide zy, waren in den loop der jaren als verwelkte bloemen geworden, die zy zorgvul dig weggeborgen had in haar levens boek, zonder eenige gedachte, dat zij ooit weer voor den dag gehaald zouden worden. En nu waren zy als vanzelf opnieuw beginnen toe bloeien en te geuren. En was zy het zelve, die dit alles doorleefde, zij, die zich reeds levend begraven had gedacht Dat wat vroe ger zoo peiloos diep en donker ge weest, was nu zoo duizelingwekkend hoog en zoo licht! Het was als haar vroegere hemel, waarnaar zy zoo dik wijls gestaard had in 't spiegelend watervlak by haar ouderlijk huis; die haar schrik aangejaagd en toch weer tot zich getrokken hadwaarnaar zy had zitten kijken toen Olof kwam die toen plotseling gesidderd had en donker was geworden, maar die nu weer helder was en het misschien al tijd blijven zou. XIX. Olof luisterde naar haar en liet haar een heelen tijd praten, zonder haar in de reden te vallen. Elli was hem eene nieuwe, eigenaardige openbaring, bij andere vrouwen vergeleken. Zij gaf zich zoo volkomen, zonder eenig voor behoud, zonder iets te verbergen. In dit opzicht was zy zoo geheel anders dan al de vrouwen, die Olof tot hier toe gekend had en die hare harten en zielen voor hem geopend hadden om ze terstond weer te sluiten. Elli scheen niets te willen achterhouden, zich niet in geheimzinnigheid te willen hullen, niets te willen beletten zich af te spiegelen in haar wezen. En dat trok Olof in 't begin zoo bijzonder aan. Het was als een spie gel in honderd facetten, waarin hij zijn beeld duizendvoudig weerkaatst zag Maar langzamerhand werd het hem toch te eentonig en begon hy er soms genoeg van te hebben. Hy had gaarne bekentenis voor bekentenis willen geven, liefde met liefde willen loonen, vertrouwen met vertrouwen; maar hij wist niets meer by te voegen bij wat hij reeds van zich zelf verteld had, niets dat hy Elli zou kunnen vertellen. Want alles kon hy haar toch niet zeggen, Elli zou hem niet hebben begrepen of eene onjuiste meening omtrent hem krijgen. En zyne liefde was nog zoo jong en lag nog zoo aan de opper vlakte, terwijl daar in de diepte zich een leven verborg, waaraan Elli geen deel had. Toch zou hij haar het gevoel heb ben willen toonen, dat hem vervulde. Hy bemerkte, dat hij dikwijls meer naar Elli keek dan naar haar luis terde. Hij volgde al hare bewegingen en liefkoosde met de oogen hare gestalte. Haar voorhoofd was zoo roin, hare slapen zoo blank, het vlokje haar, dat langs hare wang viel, stond haar zoo verleidelijk, de schouders waren zoo rond, hare taille zoo gevuld en slank en het voetje, dat onder hare japon uitkwam, zoo welgevormd hij had haar willen liefkoozen, tot zich trekken, in zijne armen sluiten en kussen. Maar toen hij dien avond, voordat hij naar zyne kamer ging, dat wilde doen, trok Elli zich terug. „Neen, neen," zeide zij. „Maar waarom niet?" „Als je eens berouw krijgt en ge noeg van mij hebt, dan zou het zoo verkeerd zijn." Elli wachtte, dat hij zeggen zou, dat hij nooit berouw zou hebben en haar altijd zou liefhebben. Maar in plaats daarvan zeide Olof, blijkbaar wat ontstemd „Zooals je wiltwaarna hij naar boven ging. Waarom wilde zij dat niet? Wat kwaad stak daarin? En hij kon de gedachte niet van zich zetten, dat het vooroordeel van Elli was, dat hij niet bij haar verwacht had, en dat niet paste bij hunne verhouding, die vol gens zijn oordeel, tot alles recht gaf. En tegelijk verlangde hij meer te weten te komen van hare verhouding tot haar man. Elli had alleen maar over zich zelve gesproken en zorgvul dig vermeden, ook maar den naam van haar man te noemen, hoe was hun samenleven geweest? In hoever had dat bestaan en hoe zou het nu voortaan zyn? Elli had immers gezegd, dat zij hem niet liefhad en nooit iief- gehad had. Maar hoe was dat dan mogelijk geweest. Intusschen was het zoo geweest en zou waarschijnlijk voortaan zoo blijven. Als Elli er zich maar eens over beklaagd en hem om raad gevraagd had Maar toen Olof den volgenden mor gen het gesprek daarop wilde bren gen, ontweek zij het, blijkbaar met opzet. Olof trachtte zich wijs te maken, dat dit uit fijngevoeligheid tegenover hem voortkwam, hij zocht zich nog eens te overtuigen, dat dit alles hem niet aanging en dat hunne verhou ding ver daarboven moest verheven zijn. Maar steeds moeilijker viel het hem weer in die gemoedsstemming te komen, die hem zoo geheel over meesterd had dien nacht na de eerste bekentenis. Was het misschien niets dan eene voorbijgaande aandoening geweest ua Elli's onverwachte ge- voelsuitbarsting Was het misschien slechts eene hyperidealistische theorie, die, als men haar wilde doorzetten, een ontijdig einde zou maken aan hunne verhouding? Men kon echter ook denken, dat ze duurzaam was, maar dan moest de geheele overgave wederkeerig zijn. En dat kan niet zijn, als Elli niet geheel breekt met haar verleden. Doch kan zij dat En verlangt zij het wel eens Ik begrijp wel, dacht hij, dat zij een treurig leven heeft en ik heb niet het recht, haar iets te verwijten. Misschien kan zij niet anders neen zeker, zij kan denk ik niet anders. Maar niettemin als ik in haar plaats was, zou ik geen vrede heb ben als ik mij niet volkomen over geven kon aan wien ik liefhad, als ik niet in hem mijn alles vond Als Elli zoo niet voelt, staat haar leven haar natuurlijk niet zoo tegen, als ik het mij verbeeldde. De gedachte, dat Elli er reeds zóó aan gewend was, liet Olof niettemin geen rust. Met den besten wil kon hij zich niet vrijmaken van de voor stellingen, die iederen nacht terug kwamen en hem kwelden, te heftiger naarmate het langer duurde. En ofschoon de predikant niet thuis waB, herinnerde alles aan hem, die hier toch eigenlijk heer en meester was. Hier lag zijn hoed, daar een ander kleedingstukallerlei hem toe- behoorende dingen hingen aan den muur in Elli's Kamer, en bij het bed stonden zijne pantoffels. Telkens komt er iemand met eene boodschap voor hem. Elli antwoordt, dat hij niet thuis is. „Wanneer komt hij dan thuis?" „Misschien vrijdagavond of uiterlijk zaterdagmorgen." Het werd vrijdag en vrijdagavond. Hij kon ieder oogenblik komen. En als hij wist wat hier gebeurd was? Als hij het begon te vermoeden? Hij kon mij uit zijn huis jagen, daar had hij natuurlijk het recht toe. En de mogelijkheid, dat hij in zulk eene positie tegenover den dominee zou kunnen komen, wekte een gevoel van heftigen weerzin in hem op. Ook Elli scheen daaraan te denken. Zij was onrustig en kwam na het avondeten niet in hare gewone stem ming. „Waar denk je aan?" vroeg zij aan Olof, blijkbaar om de stilte te verbreken. „Aan' niets bijzonders hoe zoo? En jij dan?" Elli kwam met een voorstel voor den dag, dat Olof recht van pas vond en dan ook terstond met blijd schap aannam. „Ik dacht er aan, of wij morgen in de vroegte niet eens een oud plan ten uitvoer konden brengen naar onze hoeve gaan. Wil je?" „Gaarne Al mocht de dominee 's nachts nog thuis komen, hij kon om den zaterdag in geen geval meegaan en zij zouden dus met hun beiden den tocht kunnen doen. XX. Elli had zich als een landmeisje gekleed: een donkerblauwe katoenen rok met roode randen en een kort jakje, niets op het hoofd, maar een wit doekje om den hals, waar hare lange, blonde vlecht onderuit kwam. Dit costuum had zij opzetteljjk voor dit tochtje gemaakt, dat zij al lang in den zin gehad had. Met een taschje in de hand, dat eenige versnaperingen voor de wan deling bevatte, wachtte zij buitens huis Olof op. Hij daalde de trappen van de veranda af en bleef toen staan om op haar te wachten. „Nu, komt gij nu, mijnheer Kalm?" „Wat, zijt gij het! Ik herkende u niet. Maar dat is een alleraardigst idee!" en terwyl de meisjes bij de keuken stonden te lachen om Olofs vergissing, begaven zij zich op weg. „Yindt je deze kleeding mooi?" vroeg Elli, toen zij het hek door wareD. „Bijzonder." Ze beviel hem werkelijk. Dat was immers zijn oud ideaal in levenden lijve, dat vlugge landmeisje, dat zijne vrouw zou worden, als hij landbou wer was. Dat was misschien de rein ste en heerlijkste van alle vrouwen- herinneringen, die een spoor bij hem achtergelaten hadden. En Elli beviel hem bovendien thans zoo bijzonder, omdat zij, zooals zij daar nu naast hem liep, in 't geheel niet meer dacht aan zich zelve, aan hare posi tie en gewone omgeving. Zij was nu meer dan nog één keer de zijne en langzamerhand verdwenen de prik kelbaarheid en onvoldaanheid, die hem zoo waren beginnen te kwellen. Naarmate zij zich verder van de pastorie verwijderden, scheen Elli zich vrijer te gevoelen. Toen zij voorbij den veehof het boachpad in sloegen, dat naar de hoeve leidde, riep zij vroolyk, haar taschje heen en weer slingerende en een paar pas vooruitspringende „En nu zullen wij vroolyk zijn als de vogels in de lucht!" „Ja, dat zullen wijzeide Olof, haar inhalende. jfordt vervolgd.) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1902 | | pagina 6