De Vreuw van den Predikant. JUHANI AHO- Uit het Ztceedsche vertaald DOOK J. VISSCHER. 26) XXI. Zjj waren nu weldra het bosch uit en toen zij over een vondertje een boschbeek overgestoken wareD, begonnen zij langzaam te klimmen. Zij kwamen voorbjj enkele hofstedèn. Al het volk was uit hooien, op den hof speelden slechts eenige kinderen en eens hoorden zij hen achter zich zeggen: ,dat is de mevronw van Tyynela met een vreemden heer." Het uitzicht werd ruimer, hoe hoo- ger zij stegen. Op elk open stuk land, dat zij uit den bosch weg betraden, keerden zij zich om, en keken om zich heen. Altijd als ik hier kom en dat doe ik dikwijls 's zomers geniet ik onbeschrijfelijk van dezen tocht bergopwaarts, als ik de wereld daar steeds verder en verder beneden mij zie en het uitzicht telkens ruimer wordt. En nu, met jou geniet ik er meer dan ooit van En hoe hooger zij kwamen, hoe gelukkiger zij zich gevoelde. Hare wangen gloeiden, hare oogen schit terden, en Olof kon haar nauwelijks bijhouden, zoo snel en onvermoeid liep zjj door. Maar ook hij werd aan gestoken door den ijver, die zich van ons meester maakt, als wij weten, dat wij den top eener hoogte naderen. „Hier is een kruispad", zeide Elli. „Zullen we eerst naar de hoeve gaan of gaat gij liever terstond op naar de tinnen des tempels? Het is zoo wat evenver." „Eerst naar de tempeltinnen." Zij gingen door een dicht bosch, steeds bergopwaarts. Ofschoon de boomen elk uitzicht belemmerden, viel er toch van alle kanten een stroom van licht doorheen. Reeds zagen zij in de verte water schitte ren, en hier en daar, links en rechts, een blauwachtig perspectief doorsche meren. Men zou hier vlugger vooruit willen komen, de kronkelingen van het pad verlaten om vooruit te sprin gen, zich op de teenen verheffen of opspringen om over de toppen der boomen heen te zien. „Neen, neen hier heen kom mee Daar was hij, de groote, oude berk met zijn vollen dos, midden op een open, vlak stuk weiland. »Hierl" riep Elli, onder den boom op hem wachtende. „Neen, waarlijk!" riep Olof uit, terwijl bij vol verrukking den blik liet wijden over het uitgestrekte land schap beneden hen. Van alle kanten was het uitzicht onbelemmerd. De berg leek een reus achtige steenklomp op een kale vlakte, aan den eenen kant omgeven door het breede water, waaruit in de verte blauwachtige heuvels oprezen, aan den anderen kant door een uitge strekt laagland met bosschen, hof steden, akkers, weiden en hier en daar een flikkerend vuurtje, waar een boschje werd afgebrand ten behoeve van het land. Daar ginds lag de kerk, met het dorp er om heen, een weinig zijwaarts Tyynela en het groote dicht begroeide dal, waar zij vandaan ge komen waren. En dat alles baadde zich in den heerlijksten zonneschijn, die hier het water deed tintelen, ginds het kleinste voorwerp op grooten af stand deed uitkomen. De groote, scha duwrijke berk, op het hoogste punt, mijlen in den omtrek, was het mid delpunt dezer natuur, en als 't ware de heilige boom op hare offerplaats. Terwijl Olof zijne bewondering iu woorden uitte, geraakte hij hoe lan ger zoo meer in verukking, hy wees met de hand naar de eene en andere plek en zeide, dat de natuur nog nergens zulk een indruk op hem ge maakt had, dat hij haar nooit zóó gevoeld en dat zy nooit nog zóó vol komen zijne stemming vertolkt had. Elli was gaan zitten en nu zette Olof zich naast haar. Op het eerste enthusiasme volgde eene weeke me lancholie, dat eigenaardig gevoel, dat terzelfdertyd een lachje en een traan te voorschijn roept. „Als men hier altjjd kon leven. als men nooit meer behoefde af te dalen naar de lage wereld „Zou je het hier werkelijk kunnen uithouden?" vroeg Elli met schitte rende oogen. Zou je nooit verlangen weer weg te gaan?" „Ik heb een gevoel alsof ik dat niet weer zou willen ik weet reeds zoo goed, hoe ledig en onbeduidend het leven daar beneden is ner gens is het zooals hierEn jij dan?" „Ik," zeide Elli lachende „ik ben het liefst daar, waar ik nooit had durven hopen, nog eens te komen het is my alsof ik het toppunt van mijn geluk bereikt heb „En vindt je ook niet als ik, dat men hier eerst volkomen kan lief hebben meer, hooger, volkomener alsof je eerst hier geheel de mijne bent en ik de uwe?" „En je verlangt dus niet, weg te gaanje zult my nog niet ver laten Hy was er zeker van, dat hy dat niet wilde, en deze overtuiging deed hem zeggen: „Neen, neen denk daar niet aan je twijfelt aan my, dat moet je niet doen ik ben niet zoo zelf zuchtig als je misschien denkt „Ik twijfel nietgeloof mij zeide Elli, hem de hand reikend. Toen trok Olof haar naar zich toe, sloeg de armen om hare schouders en drukte haar aan zijn borst. En Ellihare ontroering niet kunnen de bedwingen en zich hier zoo ver van al het andere gevoelende zij weerde hem niet meer af... die we reld, die hier zoo ver van haar was, mocht oordeelen, zooals ze wilde waarom zou zij niet ééns, een enkele maalen hartstochtelijk sloot zij hem in hare armen, liet zich kussen en kuste hem op voorhoofd, oogen, lippen en wangen zij waren al leen, de wereld bestond niet meer voor hen, alleen onder het groene dak van den berk, waar de blauwe hemel doorheen schemerde, en waar een zacht koeltje over hunne wan gen gleed. Zy ontwaakte het eerst uit hare bedwelming, maar wilde hem nog niet van zich laten gaan en nog een- maal drukte zij hem met de kracht van hare jarenlang ingehouden liefde aan hare borst. Daar klonken kinderstemmen. Zij kwam tot bezinning, maakte zich los en trok zich terug. Olof greep hare hand en wilde haar weer tot zich trekken. „Neen, neen," zeide zy, opstaande. „Niet meer I" En na een poosje, het doekje om haar hoofd vastknoopende „dat was de eerste en de laatste maal „Waarom?" zeide Olof, bijna smee- kend. „Omdat het moethet is beter." En worstelende om zich te beheer- schen, zeide zy, met een poging om te glimlachen „Kom nu laat ons terugkeeren naar de wereld. kom!" „Neen, nog nietlaten wij hier nog wat blijven „Neen, nu niet laDger wy moeten niet zwak zyn ik wil nietmaar wees er niet boos om... zul je?" „Boos Neenmaar ik begrij p niet waarom „Ik ook niet, maar ik voel alleen maar, dat wij het vergeten moeten En als jij mij liefhebt, vergeet het dan ook wy moeten er niet weer over spreken laat alles zijn, zooals bet tot hiertoe geweest is." XXII. In de hoeve werden zy met open armen ontvangen. Overgelukkig ge leidde Johanna hare gasten in hare „mooie kamer", spoedde zich naar de keuken om koffie te zetten en wat eten gereed te maken en kwam daarna terug. Zy zeide, dat zy hen al sinds verscheiden weken vergeefs gewacht en de vorige week nog aan haar man gezegd had, dat zij zeker zondag zou den komen. Maar toen dien dag nie mand verscheen, was zij reeds be ginnen te gelooven, dat er dezen zomer niets meer komen zou. Vandaag had den zij er geheel en al geen idee op gehad en hoe waren mynheer en mevrouw hier toch gekomen zy had niets gezien, ofschoon zy den geheelen tijd in de nabijheid aan 't werk was geweest. Elli vertelde, dat zy haar gast het mooie uitzicht had laten zien by den berk. „Mevrouw schijnt haar lievelings plekje toch nog niet vergeten te heb ben zij denkt er altyd aan het te bezoeken en brengt zelfs anderen op hare „tempeltinnen." „Vindt je haar niet een lief vrouw tje?" vroeg Elli, toen Johanna nog weer even de kamer was uitgegaan. „Ja," antwoordde Olof verstrooid. „Vroeger benijdde ik haar byna haar geluk en de harmonie van haar leven. Het leek my toe, alsof zij alles had, wat ik ontbeerde en waar ik zoo naar verlangde. Zy eD haar man leken elkander zoo goed aan te vul- len en zoo goed te begrijpen het leek mij zoo'n volmaakt huwelijk. „En nu benijdt je hen niet meer?" „Neen, nu niet meer ik geloof, dat ik nu even gelukkig ben als zij." „Zie je geen onderscheid tusschen hunne verhouding en de onze?" „Neen wij zijn nu immers even gelukkig en tevreden als zijten minste dat ben ik maar jij „Ja, ik ook. „Neen je bent het niet.zeg my waarom niet? je bent over 't een of ander misnoegd op mij." „Volstrekt niet." „Dat moet je ook niet zyn," zeide Elli, hem over de tafel de band rei kende „laten we hier nu eens een recht prettigen, aangenamen dag van maken alsof wij ergens in eene onbekende streek waren in die villa aan de overzij van de zee, waar ik mij altijd droomde, dat je mij door de lucht heen naar toe zou voeren." Olof kon niet antwoorden, hij staar de haar in de oogen, alsof hij haar niet verstaan had. Hij verkeerde als onder eene be goocheling, en was als van zich zei ven vervreemd. Elli's plotselinge, on verwachte gevoelsuitbarsting, die als een wervelviud over hem gekomen was, had hem als 't ware verlamd en in de war gebracht, zoodat hij eerst, toen hij bij de hoeve aankwam, recht begreep wat er gebeurd was. Was het werkelijk dat zachte, kalme, beschroomde wezen geweest, dat hem zoo hartstochtelyk aan hare borst ge drukt had? Was zij, die daar zoo kalm met de boerin sprak en zich voor alles wat haar verteld werd, zoo interresseerde, dezelfde, die hem daar straks met schitterende oogen en aan al hase leden bevend van ontroering, zoo vurig en wild gekust had? En was zij het, die de kracht gehad had te verlangen, dat het de laatste maal zou zijn? Meende zij werkelijk, dat zij dat zou kunnen volhouden Olof voelde, dat hij het niet zou kunnen en dat al zijne voornemens en beloften als weggeblazen waren. En waarom ook niet? Waarom zou hij niet mogen liefhebben zooals hij zelf dat wilde en Elli eigenlijk ook? De eerste en de laatste maalWat beteekenen zul ke eischen? Hij wilde van geen half heid wetenHij wilde haar geheel en al bezittenAlleen zoo kon hunne verhouding bestaan blijven. By de eerste gelegenheid wilde hij haar dat zeggeD. Het haar zeggen in de gloei- endste bewoordingen hare omhel zing beantwoorden, zooals hij het straks niet had kunnen doen doordat ze zoo plotseling gekomen en gegaan was. Maar daartoe scheen zich den ge heelen dag de gelegenheid niet meer aan te bieden. Elli scheen volkomen te vergeten, dal er in hunne ver houding eene verandering gekomen was. Zy scheen volstrekt niet te be grijpen, in welk een gemoedstoestand zy hem gebracht had. Met hare ge- heele ziel gaf zy zich over aan 't genot van hare omgeving, en ze scheen aan te nemen, dat Olof dat ook deed Was dat natuur of comedie? WaB het naïveteit of opzet? Ze was ver rukt over de kinderen op de hoeve, verzamelde ze om zich, speelde met hen en praatte over schapen, koeien en kalveren. Het kleine woonhuis was in hare oogen een ideaal van eene woning. „Is dat niet mooi, die nette hof met den verwelkten berken boom van 't Johannesfeest, dien men 't hart niet gehad heeft weg te ne men Zie eens naar die zwaluwen onder het dakze hebben al jon gen!" Kijk eens!" Op andere dagen zou ook Olof zich daarin verheugd hebben Maar nu kwam het hem toch wat kinderach tig voor en had hij liever gehad, dat zij maar zoo spoedig mogelijk weer met z'n beiden waren en dat Elli een wandeling had voorgeslagen naar 't een of ander plekje. Na het mid dageten, waarbij het beste was opge- discht wat de boerin had: versch, zacht brood, zure melk, bessen en versche visch was er eene goede gelegenheid voor geweest. Maar hij hoorde Elli voortdurend in de kamer praten met Johanna, die haar jongste kind in slaap wiegde, terwijl hij bui ten op het bordes zat te rooken in afwachting van haar. En zelfs toen het kind ingeslapen was, kon Elli nog niet van de boerin scheiden. Zij gingen samen naar de melkkamer en verder de boerderij door. Olof stond op en zeide, dat hy een plekje zou opzoeken om wat te gaan rusten misschien op het grasveld bij den akker, zeide hij. En hij wachtte of Elli hem ook na zou komen, hij stond een lange poos tegen 't hek geleund, zag dat Elli hem daar wel zag staan en was overtuigd, dat zij zijn wenk begrepen had. Maar zij kwam niet, zij kwam opzettelijk niet. (Wordt vervolgd.) Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1903 | | pagina 6