fie Vrouw van den Predikant. JUHANI AHO- Uit het Ztceedsche vertaald DOOR J. VISSCHER. 27) Hij liep een poosje op en neer, ging wat zitten en keerde teleurge steld naar de hoeve terug. Elli was in den veehof druk be zig, waar de boerin aan 't melken was, terwijl Elli de melk filtreerde. „Kom eens hier!" riep zij. „Waar zÜt gij zoo lang geweest?" „Ik ben eens een kijkje op het land gaan nemen," antwoordde Olof achteloos, bleef een poosje achter de omheining staan en ging toen naar de hoeve. Hij trachtte met alle macht zijne verdrietige stemming te ver drijven en zijne kalmte te herwinnen, maar hoe meer moeite hij deed hoe minder het hem gelukte. De boer kwam thuis van het hooi land. Hij had een verstandig en trouw hartig gezicht, en als Olof in zijn gewone humeur was geweest, zou hij er plezier in gehad hebben, een praatje met hem te beginnen over het weer, de vooruitzichten van den oogst, over gemeentezaken en politiek, welke den boer, die couranten las, zeer scheen te interesseeren. Maar nu brak de v;au gesprek telkens weer at. Hij kon aan niets anders denken dan aan Elli, hij sloeg slechts acht op haar, zooals zij daar druk bezig was, hij hoorde hare stem en zag voortdurend voor zich dat tooneel op den berg, waarbij hij weder hare om helzing voelde en de trillingen van haar lichaam. Als hij ook maar het geringste teeken gemerkt had, dat zij 't zelfde gevoelde als hij, als hij in hare oogen maar iets gelezen had van de gevoe lens die in hem gistten.... maar zij kwam van den veehof met een vollen, schuimenden melkemmer, ging naast den boer op het bordes zitten en bracht dadelijk leven in 't gesprek dat Olof niet aan den gang kon hou den. Het ging haar zoo gemakkelijk af, het stond haar zoo goed, zij was mooier en natuurlijker dan ooit, maar juist daarom ■Nadat hij een poosje had zitten praten, bedacht de boer, dat hij no" even een vischnet zou uitwerpen" opdat de gasten den volgenden morgen versche visch aan 't ontbijt zouden hebben. „Dan ga ik mee," zeide Olof. Hy moest zijne gedachten op de vlucht zien te drijven en zijn bloed tot bedaren te brongen. De zon was reeds op het punt onder te gaan, toen zij terugkwamen. Elli had ondertusschen een bad ge nomen en zat nu kalm en gelukkig te wachten op het bordes Nadat Olof eveneens gebaad had, kwam hij naar Elli toe en ging vlak tegenover haar zitten. Hij was kal mer geworden en zijne onrust was langzamerhand overgegaan in eene weeke, teedere stemming. Na het avondeten gingen zij nog maals buiten zitten. Toen Elli, terwijl de anderen weg waren, hem stil de hand drukte, zeide hij: „Dat was toch niet zoo gemeend?" „Wat niet?" „Dat het, zooals je zeide, de eerste en de laatste maal moet zijn." „Ja zeker." Maar aan hare stem meende Olof te hooren, dat het niet zoo erg was, dat zij het niet in vollen ernst meende. En hij geloofde reeds, dat hij zich onnoodig zoo verdrietig gemaakt had. Er zou zich wel spoedig eene gelegen heid opdoen om haar te zeggen, wat hij zich voorgenomen had De zon was ondergegaan. Het uit zicht van het bordes, dat ongeveer 't zelfde was als van den top van den berg, ofschoon hier de kerk, de pastorie en Tyynela verborgen waren achter den zandrug, begon zich nu in de zomernachtsschemering te hullen. De kwartel, de uil en andere nachte lijke dieren lieten zich een voor een hooren, naarmate de stemmen des daags wegstierven. Voor het dienst- bodenvertrek zat de knecht in hemds mouwen. De boer, de boerin en Elli praatten bedaard met elkander, en hnnne stemmen klonken nu zoo har monisch, dat Olof er thans met ge noegen naar luisterde en zelfs deel nam aan 't gesprek. Het werd tijd om te ruste te gaan. De knecht verwijderde zich het eerst; hij had zijne slaapplaats in den stal. De boerin zeide, dat de kamers voor hare gasten in orde waren en ging na eeu poosje naar binnen in de kamer, waar hare kinderen sliepen. Spoedig nam nu ook de boer afscheid. Maar toen Olof en Elli met hun beiden achterbleven, waren zij een weinig met hunne houding verlegen. Zij hadden elkander niets te zeggen en geen van beiden wilde 't eerst het voorstel doen om naar binnen te gaan. Hunne kamers waren vlak naast elkander, Blechts door den muur ge scheiden en zij zouden dus denzelfden weg moeten gaan. Elli hield zich alsof zij nog even naar iets moest gaan zien aan de andere zij der hoeve, in de hoop, dat Olof het eerst naar binnen zou gaan. Maar toen zij terugkwam, zat Olof daar nog. „Goedenacht," zeide Elli nu en zonder meer begaf zij zich in huis en naar hare kamer en sloot de deur van binnen. Na een poosje ging Olof ook in huis. Wat beduidde dat plotselinge goedennacht? Waarom was zij niet meer naar hem toegekomen? Toen hij in zijne kamer was, meende hij het te begrijpen, maar zijne ontevredenheid werd er slechts door vergroot. Hij zag dat de beide kamers slechts door een dunnen wand gescheiden waren, die niet eens tot de zoldering reikte. De vloer, die van de eene kamer in de andere doorliep, was dun en vol spleten. Het minste geluid in 't eene werd in 't andere vertrek gehoord. Hy hoorde hoe Elli zich zachtjes ontkleedde, voorzichtig haar schoenen op den grond zette, een paar passen op kousen deed, in haar bed kroop en 't dek over zich heen haalde. Waarom zeide zij niets? Waarom zeide zij niet nog eens goedennacht? In de pastorie hadden zij elkander toch dikwijls nog eens door 't raam goedennacht gezegd. En nu had toch niemand iets ge zien of gehoord ze behoefden voor niemand bang te zijn... En zulk eene gelegenheid zou misschien nooit terugkomen Zij wilde dus niet, dat was ten minste duidelijk Maar dat had zij dan immers kunnen zeggen, zonder omwegenNu lag er een wan trouwen in tegenover hem, dat hij niet verdiend had, vond hij. Het moet de eerste en de laatste keer zijn! Zij schijnt te weten wat zij wil. Tot hiertoe maar niet verder, met andere woorden. Heel hare hou ding dezen dag bewees het. Maar nu wist ook hij wat hij wilde, 't Een of het ander! Elli had ge kozen Hij ookofschoon het hem toch nog niet zoo heel duidelijk voor oogen stond, wat hij gekozen had Als Ellie slechts eenig teeken van Gedrukt bjj DE ERVEt leven gegeven had maar na een poosje verdween ook die hoop, toen hij door den wand heen hare gelijk matige, rustige ademhaling hoorde. Olof wierp zich onrustig op zijn bed heen en weer en sliep eerst tegen den morgen in. XXIII. Elli leunde tegen het tuinhek, wach tende tot Olof uit zijne kamer zou komen. Het was haar zoo wel, de natuur was zoo frisch, er zat iets van den zondag in de lucht en de vrede van den rustdag was reeds vroeg in den ochtend neergedaald over de hoeve en het geheele landschap. De kinde ren stonden, frisch gewasschen en in hunne zondagsche kleeren, bij de heg en keken door de openingen naar de in de schaduw rustende kudde op het land; het haar van de meisjes was in kleine, Btijve vlechtjes gevlochten en in dat der jongens was een nette Bclieiding gelegd. De knecht, die lui voor het huis zat, pronkte met een blinkenden horlogeketting op zijn vest, de boer zat onder 't venster halfluid de courant te lezen en de boerin, die juist met 't melken klaar was, was bezig zich te verkleeden. En toen Elli haar blik over 't landschap liet gaan, zag zij niets meer van den rook van 't boschbranden, die gisteren overal, nabij en ver, omhoog gestegen was. Het was ook niet zoo drukkend heet meer als gisteren en een koel windje had den zonnenevel verdreven. Zij was vroeg opgestaan en was toen het bosch ingegaan. Daarvan daan was zij naar den dikken berk gewandeld, en had daar een langen tjjd op dezelfde plek van gisteren gezeten. Het was zoo vreemd geweest gis teren. Nooit te voren had zy zoo iets gevoelden 't was nu even on verwacht gekomen als dat, verleden zondag thuis. Gisteren had zij de gedachte er aan trachten te verdrij ven Wat was beter geweest: hem af te weren of te laten begaan, zoo als zij gedaan had Maar wat behoef de zij daar nu over te denken? Zij had er geen spijt van. Zeer zeker had Olaf haar goed verstaan. Maar gisteren scheen hij toch niet geheel tevreden te zijn. Hij was zoo verstrooid en stil. Het gezelschap van den boer en de boerin hinderde hem zeker en hij vond het hier niet pret tig. Soms keek hij haar zoo vreemd aan, zijne oogen schitterden dan, maar de uitdrukking hinderde haar. Zoo moest het niet zijn, hij moest zoo niet denken, dat zou hun beider ongeluk worden en een zeker einde van hunne liefde. Vooral 's avonds had hunne ver houding niet meer zoo klaar en rein beschenen. Waarom was zij zoo zwak geweest gisteren kon de fout daarin liggen? Vandaag moest dat hersteld wor den, weer worden zooals vroeger. Olof zou haar zeker wel begrijpen hoe zij in hare omstandigheden te genover hem moest staan. Hij had zooveel over 't idiale van hunnen omgang gesproken, hij zou ook willen, dat die zoo bleef, want anders werd hij onmogelijk. Zooals die twee treur berken naast elkander bij den akker "Misschien was hare verlegenheid van gister avond dwaas geweest en hare vrees een product van hare eigen in beelding. Zij had hem wat vriende- lijker goedennacht moeten zeggen. Iloe had zy over zich kunnen krijgen, zoo koel te zijn? Vandaag zou ze hem vragen, het haar te vergeven Tusschen hen moest geen verkoelend misverstand bestaan. En terwijl zjj, van deze gedachten LOOSJES, te Haarlem. vervuld, voortliep, kwam zij weer te rug tot datwat heb ik hem lief! wat ben ik gelukkighoe anders is het nu dan verleden zondag toen voelde ik me als begraven, als in eeuwige slavernij. En nu Zij was zoo opgewekt, dat zij eerst niets bemerkte van Olofs slechtge humeurdheid, toen hij uit zijne ka mer kwam. Vroolijk kwam zij hem te gemoet en reikte hem een druif, die zij geplukt had, terwijl zij har telijk zijne hand greep. Maar na het ontbijt ging Olof op het bordes zitten, terwijl Elli op het trapje voor de keu ken zat en toen stond zijn gezicht zoo stijf en vreemd. Zij moest hem spreken onder vier oogen en daarom sloeg zij hem voor, met haar het bosch in te gaan. „Als je namelijk lust hebt." „Gaarne." Maar toen hij er op liet volgen „waar wil je heengaan?" was erin zijne stem iets, dat Elli de woorden in de keel deed blijven steken. Zij liepen zwijgend eene poos naast el kander voort, wisselden daarop eenige onverschillige gezegden en zwegen weer. Elli stelde voor, naar de top van de berg te gaan. Maar daar wilde het onderhoud niet beter vlotten. Zij zaten een poos naar 't landschap be neden hen te kijken, zeiden er iets van, maar zonder de verrukking van gisteren. De wind suisde in 't ber kenlof, krachtiger en niet zoo ge heimzinnig als gisteren, de phantas- tische, wazige, warme natuur van gisteren leek nu zoo nuchter en zij bleven ver vau de stemming, die hen toen gevangen gehouden had. Beiden hadden hadden zij iets op het hart, maar beiden wachtten tot de ander zou beginnen en na een poos keer den zij terug naar de hoeve. Toen was er tot aan het middag maal van samenzijn geen sprake meer. Dc boerin had zoo rijkelijk en zoo lekker opgedischt als zij maar kon en rekte den maaltijd eindeloos, en het hinderde Elli te zien, hoe Olof er hoe langer zoo verdrietiger begon uit te zien. Vergeefs zocht zij hem wat op te wekken door naast hem te gaan zitten en over allerlei dingen te pra ten. Olof antwoordde beleefd, maar zonder zijne gewone hartelijkheid en teederheid. Hij scheen er meer plei- zier in te hebben, de couranten te lezen, die hij van 't begin tot't eind bestudeerde, de advertenties zelfs in begrepen. Elli hielp de boerin de tafel afnemen en luisterde verstrooid naar haar, en eindelijk ging zij naar ha re slaapkamer, waar de tranen haar j met geweld in de oogen sprongen. Waarom moet dat nu zoo moest dit tochtje, waarvan zij zich zooveel genot had voorgesteld, nu zoo ein digen Maar mitschien zou het op den terugweg naar huis wel weer in orde komen. Zij hoopte het maar dan zou men immers weer thuis zjjn, daar beneden, in eene wereld, die voor alle anderen bestond, bebalve voor haar en hem. En 't was haar weer of alles in eens weer voorbij was. Toen ze eindelijk klaar stonden om heen te gaan, voegde de boerin zich bij hen nog tot bijna op de helft van den weg. Elli en zij liepen samen, Olof wandelde voor haar uit, dikwijls zoover, dat zij hem uit het oog ver loren. Maar toen Johanna eidelijk afscheid genomen had en terugkeerde, en Olof niettemin niets vriendelijker werd, kon Elli het niet langer uit houden. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1903 | | pagina 6