DEMOCRATIE.
DOOR
Dr. I). C. NIJHÜFF.
2)
„Hoeveel pilaren last, die U be
zwaarden, heb ik weggeruimd I Gij
waart Blavin, nu zijt ge weder vrij.
Hoevelen, die in hangen boei ge
kluisterd, slavendienst verrichtten,
het geluid der moedertaal waren
vergeten en in den vreemde zwierven,
heb ik teruggevoerd naar de godge
wijde stad van het vaderland Hoe-
velen, die in eigen land de schande
der knechtschap duldden, en die
sidderden voor den zweepslag der
heeren, heb ik bevrijd 1"
Aldus kon terecht de edele en
wijze Solon van zich zelf getuigen.
Zijne sociale hervorming kwam het
volk, den demos, ten goede. Het
behoeft ons echter niet te verwonderen,
dat zijne politieke hervormingen nog
niet zoo democratisch waren. Hij
heeft door de sociale bevrijding van
den burger den grondslag gelegd,
waarop de Atheensche democratie
zich verder kon ontwikkelen. Toch
was ook het punt van uitgang van
zijn staatkundige hervorming demo
cratisch.
„Hij leerde, dat de Staat niet was
een inrichting, waaraan slechts een
zoker aantal familieu door erfrecht
een aandeel hadden, maar dat, even
als de godsdienst van Appollo ge
meenschappelijk was, zoo ook de
staat, door eenige Ionische geslach
ten gevestigd, alle vrije, uit Attische
ouders gesproten inwoners moest
omvatten. Aan de voordeelen en de
verplichtingen daaraan verbonden,
moesten allen deel hebben."
Konden echter de rechten reeds
volkomen gelijk zijn?
Zelfs was Solon zoo overtuigd van
het nog onvolmaakte zijner wetge
ving, dat hij beweerde, den Atheners
de beste wetten te hebben gegeven,
die ze in staat waren te ontvangen 2)
Hij moest toch rekening houden met
de door de macht der gewoonte ver
kregen rechten. Het was onmogelijk,
alle Athoners, aanzienlijken en onaan-
zienlijken tegelijk, te winnen voor
zijn nieuwe denkbeelden omtrent het
vaderland, zoo hij al te veel de rech
ten der eupatriden verkortte. Vandaar
dat zijne classificatie der burgers
eerst nog ten goede kwam aan de
aanzienljjke familiendoch niet met
de bedoeling, om hen in het onge
stoord bezit van hun rechten te la
ten want hun eigen rechten konden
ze verliezen door eigen schuld, terwijl
de lager geclassificeerden door vlijt
en talent die konden veroveren. En
waarop was die classificatie gebouwd
Enkel op rijkdom P Verre van daar.
Al was men nog zoo rijk door koop
manschap, reederij, of welke andere
bezigheid ook zonder grondeigendom
was men van alle staatkundige rech
ten en plichten, behalve van het
kiesrecht beroofd.
Solon verdeelde de burgers name
lijk in vier klassen, naar de zuivere
opbrengst van hun grondvermogen.
Al naar gelang men een inkomen
had van 500, 300 150 en minder
dan 150 schepels gerst of een daar
mee overeenkomende maat wijn en
olie, werden de inwoners in vier
klassen verdeeld. De bennmingen
dier vier klassen waren pentakosio-
medimnen 3), hippeis 4), zeugiten 5)
en theten e).
CurHus II. S. 320.
Plntarcbu» I, 238. Aristot. Pol. 11,12.
Van het Grieksche woord pentakosioi,
vijfhonderd en medimnos, schepel
Ridders.
Van het Gr. woordZeugos, een span.
Loonarbeiders.
Plichten en rechten waren onder
dezen ongelijk verdeeld. De eerste
drie klassen hadden elk op hare
wijze te zorgen voor de uitrusting
van het leger ter verdediging van
het landde vierde klaese diende
als lichtgewapenden of als matrozen.
Ook de rechten waren verschillend.
De regeeringsplaatsen als archonten,
als leden van den Areopagus (het
hoogste gerechtshof), als bevelhebbers
in den oorlog waren voorbehouden
voor de eerste klasse der burgers
doch daar het in de staatsregeling
van Solon niet meer op de geboorte,
doch op het bezit aankwam, was dit
geen onveranderlijk privilegie meer;
ieder kon opklimmen tot de eerste
klasse en alzoo tot die hoogste re-
geeringsposten. Ook de tweede en
derde klasse hadden recht op zit
ting in den Raad van Vierhonderd
die door het volk gekozen, deloopen-
de zaken behandelde en alle voor
stellen, die bij volksvergadering zou
den komen, van te voren overlegde.
De vierde klasse, die geenerlei
belasting behoefde op te brengen
was wel uitgesloten van bovenge
noemde ambten doch ook deze, de
Theten, konden stijgen en wat voor
al het, democratisch karakter van
Solon's staatsregeling kenmerkt, was
dat ook Theten behoorden tot de
algemeene volksvergadering, wrar
alle burgers gelijk stemrecht hadden.
Door die volksvergadering werden
alle hooge beambten van den Staat
gekozen, zoodat slechts die mannen,
die het vertrouwen van het volk
wegdroegen, tot regeeren geroepen
werden. Ook werden in de volksver
gaderingen organische wetten vast
gesteld en werd er over vrede en
oorlog gestemd. Doch geen onder
werp kwana in die vergadering, zon-
der eerst door een raad uit het volk
te zijn overwogen. En terwijl door
Solon het oude hof van den Areo
pagus als hoogste handhuver van
recht en wet werd behouden, werd
toch door de instelling der Heliaia,
een rechtbank van gezworenen, het
absolutisme van den Areopagus ver
broken en berustte bij het volk zelf
de einduitspraak en de beslissing
over de meeste zaken.
Niet ten onrechte is Solon de wij
ze genoemd. Niets lag minder in zij
ne bedoeling, dan een stand van
burgers, dien der rijken of der armen,
ten koste van den ander te verhef
fen. Het volk gaf hij zooveel macht,
als voor zijn tijd voldoende was.
„Voor beide partijen wilde hij staan,
gelijk hij zelf in zijne gedichten
zegt, met machtig schild, beide be
schermend, zoo dat geene de andere
kon overwinnen 3)." Terecht is van
hem gezegd3): „Wat Solon doet,
dankt hij zijn persoon, dichterlijk als
weinigen, edelmoedig, gematigd, recht
vaardig, vindingrijk en bovendien
de tolk van de besten in zijn stad
en tijd. Eene eeuw voor Marathon
doet Solon zijn ongelukkig volk de
stem eener vrijheid hooren, die in
zedelijke verheffing blijvenden steun
on in menschelijker recht hare tij
delijke uitdrukking zocht." Tijdelijk
want slechts zeer kort heeft de
eerste werking van Solon's wetten
geduurd. Nog tijdens zijn leven sta
ken de partijen weer zoo hun hoofd
op, dat het den volksleider Pisistra-
Over het. belastingstelsel in verbind
me' de democratie, in Athene, Rome en in
onze dagen, is in het v riga jaar een merk
waardig Fran-ch b ek verschenen van de
hand van G. PLtm (La demrcratie et le
régime C cal, Paris 1899). Zie over de belas
ting der 4 klassen van Solon p. 23, 21 De
schrijver vergelijkt daarmede de progreesive
inrichting in Zurich p 25 etc.
Ook dit gedicht komt bij Plutarchus
voor.
Pierson Hellas p. 178.
lus na herhaalde mislukking, niet
moeilijk viel, om zich de alleenheer
schappij als tyran te verzekeren. (500
517)'. Doch het werk van Solon
ging daarmede niet onder. Hij kon
terecht hopen, dat het volk op den
duur in zijn arbeid de uitdrukking
van zijn eigen beter ik zou vinden.
Onder alle hervormingen is Solon's
werk de vastte grondslag van het
recht gebleven, waarop de Atheen
sche staat rustte. Hij was en bleef
het „geweten der Atheners"
De 6Jo eeuw, die voor Athene
zoo luisterrijk mogelijk begonnen was
zou dau ook niet geheel tot het ver-
ledene behooren, voordat, na de
woelige tijden van Pisistratus en zijn
zonen, Solon's arbeid bij vernieuwing
als de hoeksteen van den staat er
kend werd en tegelijk werd uitge
breid en ontwikkeld. In het jaar 509
v. C. herstelde Clisthenis de demo
cratie in Athene.
Uitgaande van hetzelfde beginsel
van Solon, om eiken staatsburger
in .zijn rechten te erkennen, zag
Clishenes met helderheid in, dat er
meer radicale maatregelen moesten
genomen worden, om het beginsel
tot werkelijkheid te maken. Want
wat was het geval Solon had wel
de deelneming van het geheele volk
aan het staatsbestuur op den voor
grond gesteld, maar zooveel mogelijk
met behoud vau de rechten van de
eupatriden. Tot die oude rechten
behoorde o. a. ook de indeeling van
den Staat in de 4 Ionische stammen
der Geleonten, Hopleten, Aigikoreers
en Argadeers, alle vier vereenigingen
van adellijke geslachten, die elk een
zeker aantal familigroepen onder zich
vereenigden 3). Van meening dat
dit een onschadelijke indeeling was,
bracht Solon de nieuw geschapene
burgerij in datzelfde verband. Doch
dit had ten gevolge, dat eensdeels
door het opzien van het volk naar
dehooger geplaatsten, anderdeels door
den wensch der eupatriden om de
eersten te blijven, de demos met al
zijn rechten toch bleef de speelbal
van de familieverbinteniBsen en ge
slachten-verbanden. De groote ver
dienste nu van Clisthenes was, dat
hij die verdeeling van den Staat in
vier Ionische Btammen ophief en in
een tiental nieuwe stammen veran
derde, die niets met afkomst of ge
boorte hadden uit te staan maar ie
der alleen een zeker aantal landelij
ke diestricten onder zich vereenigden.
Door die radicale verandering werd
de invloed van de eupatriden ver
nietigd, die juist iu die dagen hun
macht zeer ten kwade aanwenden 3)
Van toen af werden in eiken kring
de inwoners opgeschreven en die
opteekening hunner namen in de ge
meentelijsten diende als bewijs van hun
bnrgelijke rechten, rechten, die door
denzelfden hervormer ook werden
uitgebreid tot een groot aantal vreem
den en vrijgelaten handwerkslieden,
waardoor het aantal Atheensche bur
gers een groote uitbreiding verkreeg.
Op die geheel nieuwe indeeling
van den Staat in tien stammen be
rustte ook de vermeerdering van den
Raad van 400 met 100 nieuwe leden.
Elk der 10 stammen moest 50 leden
voor den Raad leveren, zoodat het
aantal leden op 500 kwam. Die raad,
die gelijk we zagen, door Solons
staatsregeling groot gewicht in de
schaal legde, werd dus niet alleen
met 100 burgers vermeerderd, maar
ook kon de verkiezing dier burgers
niet meer het gevolg van oud-aristo
cratische pressie wezen. Van welk
Curtius II S. 335.
Curtin» II. S. 293.
Door nieuwe aanspraken te maken en
schadelijke buiten andsche verbonden aan te
gaan.
gewicht die hervorming van Clisthe
nes voor de democratie moet geweest
zijn, kan een vergelijking met ver
andering van kiesdistricten in onzen
tijd ons eenigszins leeren.
Ten einde allen verderen verkeer
den invloed te keeren, werd het
voorzitterschap van den Raad van
500 (de Prytanie) elk tiende deel
van het jaar veranderd, zoodat elke
prytanie slechts 35 of 36 dagen
duurde. Noch twee andere hervor
mingen met herzelfde doel werden
door Clisthenes in het leven geroe
pen, waarover enkele woorden moe
ten worden gezegd, om dwalingen,
die daaromtrent heersehen, te bestrij
den. We bedoelen de keuze van
raad en rechtbanken door het lot en
en het ostracisme.
Met de keuze door het lot bedoelde
men niet zooals voorheen, aan de
Godheid de beslissing over te laten.
Men wilde eenvoudig beletten, dat
de hoogste beambten van den Staat
de organen waren van de oogenblik-
kelijk heerschende partij, terwijl hot
lot natuurlijk alleen geworpen werd
over hen, die recht hadden op het
bekleeden dier ambten en men ver
trouwde, dat alleen zij, die rechtma
tige aanspraak hadden op die be
trekkingen, daarom zouden werven.
Dit was zeker te optimistisch gedacht.
Doch stellig werden de intriges der
partijen, die het volksleven vergif
tigden, daardoor gebroken ')Enwat
aangaat het Ostracisme, dat Clishe
nes aan andere democratiën ont
leende, en dat ten doel had, zulke
burgers, die door hun persoon voor
de bestaande Staatsregeling gevaar
lijk schenen, met behoud van hun
eer en bezit, zonder eenig proces,
door middel van het schervengerecht,
te verwijderen daarvan is met juist
heid gezegd, dat dit veel overeen
komst had met eene moderne consti-
tutioneele ministercrisis. Daargelaten
de rerbaning uit het land, hetgeen
bij de toenmalige kleine republieken
eene noodzakelijkheid was, was het
ostracisme niet anders dan een maat
regel van het volk, om te beslissen
tusschen twee ijverzuchtige leiders
van den Staat, en wat anders is
eene verkiezing in den tegenwoordi-
gen tijd, als het geldt het voor of
tegen van den drager eene politieke
gedachte 3).
Curtius II 8. 376.
In Arjro Megara, Syracuse en Milele
bestond be zelt ie.
s) Zie Roscher, Politik S. 369, 861 en
Kenyan Aristotelas p, XXXIII
{Wordt vertolgd.)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,