AARLEMSC Eerste Blad. No. 30 van WOENSDAG April N ieu wsberichten. Uitgave van DE ERVEN LOÖSJES, Gedempte Oudegracht 88. Vijfentwintigste .laargang, TBLEPHOONNUMMER TEI.EPHONISCH E VERBINDING met AMSTERDAM. ABONNEMENTSPRIJS Pur dria maanden —,2b franco p. post —.40. A'r.onderlijke nominerg 8 centen per stok. Frijs per Advertentie van 1—5 regels f 0.25, elke regel meer 5 cents, groute letters naar plaatsruimte. VERSCHIJNT: Dinsdag- en Vrijdagavond Advertentiën worden, aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan too mogelijk nog worden geplaatst. Tweede KamerDe heer Helsdingen verdedigde o. a. het doer den Min. van Binnenl. Zaken afgekeurde gebruiken van de vakbeweging als middel tot staken. Hij is van oordeel, dat de vakvereemgin* gen moeten worden strijdbare organi- zaties oin de klasse der patroons te dwingen den arbeiders dat te geven, waarop zg recht hebben. Ijoor den ar beidersbeweging dit te ontnemen, ont mant men haar. De heer Drucker her haalde zijne verklaring, dat de Heg. bjj hem en zijne politieke vrienden op krach- tigen steun kan rekenen, waar het geldt de orde en 't gezag kan handhaven. Hg keurt de houding der arbeiders, en de werkstaking-proklamatie van het Comité van Verweer ten zeerste at, maar twijfelt aan de noodzakelijkheid van de Straf rechtsnovelle in dezen tgd. Nadat de heer Terlaan gezegd had, dat men aan de rede van den Min. van Just, niet had kunnen merken, dat het over zulk een gewichtige maatregel ging, werd de Kamer zeer rumoerig. De Spreker had moeite zich verstaanbaar te maken. De Voorzitter moest hem telkens tot de orde roepen. De algtmeene beraadslagingen werden gesloten. Tweede Kamer. Nadat bij den aan vang der zitting van Woensdag eenige spoedeischende wetsontwerpen zonder stemming wareh aangenomen, we-den voortgezet de beraadslagingen over de stakingswetten, en wel over art. 1 der Strafrechtnovelle. De heer Schnper stelde een motie voor, waarbij de Kamer de wenschelijkheid uitspreekt, de verdere behandeling van de aanhangige ontwer pen thans te schorsen. De Reg. zou dan wellicht bij nader inzien tot intrekking der wetten kunnen besluiten. De Voor zitter stelde dadelijke behandeling der motie voor. De heer de Savoi nin Lobman verzette zich daartegen, omdat hg daarin de bedoeling van het voeren van obstruk- tie door de socialisten zag. Hg stelde voor de motie later te behandelen. De heer Mees sprak in ongeveer denzelfden geest, omdat door de motie de Kamer zou terugkomen op een vroeger geno men beslissing. De heer Schaper viel heftig den heer Lohman aan. De heer Troelstra werd tot de orde geroepen, toen hjj riepn't Is een schurkenstreek." Het werd zeer woelig in de Kamer. De heer schaper riep, dat wanneer men het er op wilde aanleggen, aan den socialis ten den tjj I van debat te beknibbelen, hij bg de artiekelen een reeks amende mentan zou indienen om met woeker rente de Kamer die smerige streek be taald te zetten. De heer de Savornin Lohman riep Spreker toe, dat het van deze een smerige boevenstreek was. De Voorzitter, die herhaalde malen den heer Schaper reeds tot de orde had geroepen, stelde na deze uitdrukking voor de Spre ker het woord te ontnemen. Van alle zgden werd door de leden, die bijna allen hunne plaatsen hadden verlaten en om den Spreker gegroepeerd stonden „ja, ja!" heroepen. De Voorzitter herhaalde daarna zijn voorstel, om, overeenkomstig het Regl. van Orde, het woord te ontne men aan den heer Schaper, die nog steeds |j voortging met zeer heftig te spreken. Het voorstel van den Voorzitter kwam echter niet in stemming, daar de heer Schaper verklaarde de uitdrukking „sme rige boevenstreek" terug te nemen. Ver volgens lichtte de heer Schaper zgn motie toe, die, na bestrgdirig door den heer Nolting verworpen werd met 84 tegen 5 stemmen. Inmiddels was de rust in de Kamer wedergekeerd. Daarna werd aangevangen met de behandeling der Strafrecht-novelle. De heer Marchand gaf in overweging het woord feitelijkheid te veranderen in handtastelijkheid. De heer Willinge vroeg nadere omschrijving van het woord feitelijkheid De Min. van Just, handhaafde het woord feitelijkheid waarmede de daad wordt bedoeld. Ge woon ordelijk ïpostenu valt niet onder art. 426bis. De heer Troelstra was na 'sMinisters toelichting in zijn overtuiging bevestigd, dat door het nieuwe art. 284 de deur wordt opengezet om strafbaar te stellen feiten, die in geen geval straf baar moeten gesteld worden. Spreker merkte daarbij op, dat door de rechter lijke macht het begrip van het „gewelde reeds thans zoo ver wordt uitgebreid, dat duwen, stooten en zelfs op den grond gaan liggen als daad van geweld wordt beschouwd. Spreker bestreed uitvoerig de woorden der strafbepalingen, als veel te vaag, waardoor de toekomst geheel onzeker wordt, en het einde van over tredingen niet zal zijn te overzien, en onduldbaar de inmenging en dwang van de rechterlijke macht in onschuldige zaken het gevolg zal zgn. De Min. van Just, verdedigde nader de bewoordingen der strafbepalingen. Juist omdat men geen bepaalde personen wilde treffen, is naar zoo algemeen mogelijke formu- len gezocht. De heer Marchant diende een amendement in om de strafbepa ling in art. 426 bis te verminderen. Dit am. werd verworpen met 67 tegen 19 stemmen. Art. van 1 de strafrechtnovelle werd daarna aangenomen met 80 tegen 6 stemmen. Bij art. 2 stelde de heer Troelstra een motie voor, waarbij de Kamer, overwegende, dat aanneming van strafbepalingen tegen werkstaking van het spoorwegpersoneel, alvorens de grie ven van dat personeel, die tot werkstaking aanleiding geven, zijn opgelost, niet recht vaardig moeten worden geacht, besluit de beraadslaging over art, 2 te schorsen, tot de rechtspozitie van het spoorweg personeel voldoende is geregeld. De Voor zitter maakte na de beslissing van 's morgens bezwaar tegen deze motie, en overeenkomstig zijn voorstel werd met 56 tegen 33 stemmen beslote haar niet aan de orde te stellen. Het debat hierbij bepaalde zich hoofdzakelijk tot de be- teekenis van het woord „ambtenaar" tusschen de heeren Drucker. Heemskerk, van Kaalte en Schaper. De Min. van Just, verklaarde, dat hetgeen met „amb tenaren" bedoeld wordt, bepaald moet worden enkel door den aard der be trekking. Is deze gereglementeerd naar publiek-rechterljjken grondslag, dan zijn ook de gemeente werklieden ambtenaren. De heer Schaper bestreed krachtig de voorgestelde strafbedreiging met ontzet ting van aktief en passief Kiesrecht. De heer de Klerk nam akte van 's Ministers verklaring, waardoor de gemeentewerk lieden te Rotterdam, wier pozitie niet geregeld is, niet vallen onder de bepa lingen van art. 2 der novelle. De heer Rink verklaarde, dat de verschenen be stuursmaatregel hem allezins bevredigd heeft, en die bevredigende indruk was algemeen bij Sprekers politieke vrienden, die dun ook niet langer bezwaar heb ben om voor de wetten te stemmen. De heer Troelstra veroordeelde den ver schenen bestuursmaatregel als noodeloos eri bediiegelgk voor een goede regeling der rechtspozitie van het spoorwegper soneel, en als bevattende een hernieuw den aanslag op de vakorganizatie, door- j dien het spoorwegpersoneel er geheel door gedezorganizeerd wordt. Spreker protesteerde tegen het treurig spel, dat hier met het spoorwegpersoneel gespeeld wordt, en laakte het, dat de libeialen daaraan mede doen. De heer Troelstra kreeg verlof de Voorzitter had eerst daartegen bezwaar gehad om den i volgenden dag zijn rede te vervolgen. Donderdag vervolgde de heer Troelstra zijn rede. Hg betoogde, dat wat wordt voorgesteld een brutaal stuk reaktie is, een staatsvoogdjj in de ergste mate. De uitgebroken spoorwegstaking achtte hij daarom volkomen gerechtvaardigd en was z. i. door de Reg. uitgelokt, omdat zg door de dwangwetten een doodelgken aanslag op de vakorganizatie pleegde en hef spoorwegpersoneel het mes op de keel zette. Toen Spreker uitwijdde over de wgze, waarop thans in den loop der trei nen wordt voorzien, en de Voorzitter hem belette daarover te spreken, omdat dit niet aan de orde was, kondigde de heer Troelstra een interpellatie aan, om den Min. van Waterstaat enz. vragen te stellen omtrent de wjjze waarop in de tegenwoordige omstandigheden getracht wordt op de spoorwegen de zaken loopende te houden. De Voorzitter verleende den heer Troelstra verlof om op een nader te bepalen dag de interpellatie te houden. De heer Troelstra veroordeelde het, dat de Reg. het gezag boven het recht plaatst en stelt hen aansprakelijk voor het bloed, dat te Abcoude heeft gevloeid. Uitvoerig bestreed Spreker nader de strafbepalingen van Art. 2 en bepleitte hij afzonderlijke stemmingen over de onderdeelen van dat artikel, opdat althans de strafbedreiging met ontzetting uit de politieke rechten kome te vervallen. De heer Marchant, hoewel de tegen woordige handelingen van het Comité van Verweer kritizeerend als een droe vig wanbedrgf, bestreed voornamelgk de strafbedreiging van art. 358/rr tegen leiders of aanleggers der samenspanning, wat z i. een afwijking was van de hoofd beginselen van ons i trafwetboek. De heer Melchers bestreed de strafbe palingen van art. 2 als een misdadig bedrijf ten opzichte der veiligheid van het verkeer. Toen na de rede van den heer Melchers eeri der personen op de publieke tribune in de handen klapte, gelastte de Voorzitter dien persnon, die door verschillende Kamerleden werd aangewezen, zich te verwijderen, anders dreigend met geheele ontruiming van de tribune. Bedoelde persoon verliet daarop de tribune, waarmeè dit inci dent was afgeloopen De heer Drucker wees allereerst op de prac- tische bezwaren bij de toepassing van de strafbepalingen van art. 2 der strafwetnovelle, die z. i. wel degelijk een nieuw recht in ons Strafwetboek brengen. Dit daargelaten, had Spr. prin- cipieele bezwaren wegens het eenzijdig opleggen van bizonderen plicht en het scheppen van exceptioneel recht, zonder dat daartegenover staat exceptioneele bescherming. Vooral keurde Sp. het af, dat straf wordt opgelegd, zonder dat de rechtspositie van het spoorwegpersoneel vooraf is geregeld. Ten slotte verkleurde hg dan ook, mede namens zgne politieke vrienden, tegen art. 2 te zullen stemmen. De heer Staalman verklaarde ook te zullen stemmen tegen art. 2, waarin hjj zag eene willekeurige, roekelooze toe passing van' het Staatsgezag, om zich te redden uil moeilijkheden ten faveure van het kapitaal, doch ten nadeele van den arbeider en ten koste van het recht. De heer Terlaan bestreed art. 2, waar van hg ook vreesde het voorloopig inhechtenis nemen der leiders, wanneer eene werkstaking dreigt. De Min. van Just, verdedigde nader de voorgestelde strafbepaling tegen spoorwegstaking, daarbij de hoop uitend, dat dit ultima tum als remedium ook in de toekomst alleen blijkt behoeven te gelden voor de kategorie van personen, waarop het nu toepasselijk wordt gemaakt. De Min, wees er op, dat in landen, waar de spoorwegen door den Staat worden ge ëxploiteerd Pruisen, België en Zwit serland door dienstweigering te straf fen eigentlijk hetzelfde bestaat, als hier thans wordt voorgesteld. Voorts be antwoordde hij eenige vragen. De voor gestelde strafbepalingen treffen zoowel vast, als tijdelijk in dienst zijnd spoor wegpersoneel. Hg verdtdigde voorts de strafbedreiging met ontzetting uit aktief en passiet kiesrecht, een ontzetting, waartoe de rechter ook thans reeds be voegd is bij veroordeelingen wegens daden gericht tegen Overheid of Staat. Verder betoogde de Min., dat strafbe palingen mogen worden gemaakt, ook afgescheiden van de regeling der rechts positie van het personeel. De kracht der strafbepalingen ligt voor de Reg. in de preventieve werking vaD zoodanige be palingen. De Min. verzekerde, dat de Reg. alles wil doen, om de rechten der arbeiders te verzekeren. De heer Troel stra riep: «spoedigI"). Naar aanleiding van deze interruptie zeide de Minisier, dat de reden, waarom de regeling van het arbeidskontrakt nog niet is voorge steld, hierin gelegen is, dat de Reg. ernstig wil onderzoeken, of het werk van den afgevaardigde van Groningen op dit punt wel voldoende is, en of niet met dringend recht verder moet wor ien gegaan, dan die afgevaardigde heeft ge durfd. De Min. van Waterstaat enz. ver dedigde nader het door de Reg. voor gestelde, daarbij mededeelend, dat er alle kans bestaat, dat de enquête kom missie voor 31 Dec. 1903 met hare taak gereed zal komen De heeren Schaper, Drucker en Troelstra repliceeiden. Laatstgenoemde verzekerde, dat de Sociaal demokraten zullen strijden en blijven strijden, totdat zg eenmaal de oppermacht zullen hebben gewonnen. Op de tribune werd deze verzekering met handgeklap begioet, maar de per soon, die zich aan deze verboden toe juiching schuldig maakte, werd vun de tribune verwjjderd. De verschillende onderdeelen van het artiekel werden afzonderlijk in stemming gebracht, en aangenomen. Op de slotbepaling stelde de heer Troelstra een amendement vnor, luidende: »Deze wet treedt in werking op een door Ons vast te stellen datum, maar niet vroeger dan 1 Januari 1904. De Min. van Just, verklaarde, dat dit am. niet in overwpging kon worden genomen. Nadat de heer Troelstra zijn am. wat getemperd had, werd dit ver worpen met 79 tegen 16 stemmen. Het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1903 | | pagina 1