DEMOCRATIE.
DOOR
Dr. D. C. NIJHOFF.
9)
Het kan aan de eene zijde niet
ontkend worden, dat de Stichter van
het Christendom zich stelselmatig ont
houden heeft van eenigen invloed op
de staatkunde en den maatschappe-
lijken toestand zijner dagen. We kun
nen er echter aanstonds dit bijvoegen,
dat, wanneer Jezus dat wel gedaan
had, ongetwijfeld zijn werk, dat nu
voor alle eeuwen beginselen in zich
bevat met zijn dood zou zijn vernie
tigd. Indien op den voorgrond van
zijne gedachten gestaan had, afwer
ping van het onteerend en schandelijk
juk der Romeinsche heerschappijdan
zou hij zeker in het gevlei zijn ge
komen van al die tijdgenooten, die
het eenig heil voor hun volk vonden
in een aardsch Messiasideaal. Het ligt
niet op onzen weg, eene historische
uiteenzetting te geven van de Mes-
sias-verwachting der Joden, gelijk die
zich voor en na de Babylonische
ballingschap onder Israël had ont
wikkeld. Het zij voldoende op te mer
ken, dat die verwachting in de dagen,
dat Jezus optrad, zeer hoog gespan
nen was; dat de druk, dien Israël
ondervond van de harde Romeinsche
overheersching, diep gevoeld werd
door alle ernstige Israëlieten, die Diet
gelijk de Sadduceërs, uit louter we
reldlijke redenen zich met die over
heersching verzoend hadden. Het be
hoefde dan ook niet veel moeite te
kosten, zich in die dagen als Messias
op te werpen en oproer onder het
volk tegen deRomeinen te verwekken.
Zeker, die overheersching was voor
het Israëlietisch bewustzijn niet zoo
grievend en beleedigend als de Syri
sche uit de 2de eeuw voor C. toen
Antiochus Epifanes zich zelfs niet
ontzag, het beeld van Zeus in den
tempel te Jeruzalem te plaatsen.
Zoo kwetsend voor het religieus
gevoel traden de Romeinen nimmer
op. Verdraagzaamheid tegenover el-
ken godsdienst was steeds hun stre
ven geweest en was ook de noodza
kelijke voorwaarde voor hunne voort
durende machtstelling. En toch bleef
er voldoende over, waaraan een Israë
liet zich krachtens zijn geloof ten
diepste moest ergeren. Die Romein
sche belastingen, die Romeinsche sol
daten, die Romeinsche stadhouders,
ze waren hem een voortdurende er
gernis. En wie op grond daarvan,
vooral wanneer dit in aansluiting
aan een godsdienstig denkbeeld kon
geschieden, een opstand tegen de
Romeinen op trouw zette, hij kon
verzekerd zijn van een grooten aan
hang. Zulk een godsdienstig denkbeeld
was de Messiaansche verwachting, was
de hoop, steeds onder Israël levendig,
dat er eenmaal uit het geslacht van
David een nieuwe koning, dien groo
ten voorvader gelijk, zou opstaan, om
het volk te bevrijden. En wie zich dan
ook in de eerste of twoede eeuw-
onzer jaartelling meester van dat
denkbeeld maakte, die kon verzekerd
zijn van een grooten aanhang, maar
ook van zijn gewisse nederlaag
Nu is het zeer opmerkenswaard,
hoe voorzichtig Jezus van Nazareth
zich ten opzichte van die Messias-
verwachting gedroeg. Zoo ergens, dan
heeft hij daarin eeno levenswijsheid
getoond, die hem geheel verheft boven
het gewone peil der menschen, en
die hem elders den raad aan zijn
leerlingen deed geven: „Weest voor
zichtig als de slangen", wel wetende
„dat de kinderen der wereld in hun
Denk o s. sin Bar-Cochha
geslacht meestal voorzichtiger waren
dan de kindoren des lichts". Diep
was Jezus zich bewust, dat het ge-
heele Messias-denkbeeld, zooals het
door de Joden verwacht werd, nim
mer zou worden verwezenlijkt en dat
de geestelijke zijde daarvan in hom
zelf zijn hoogste uiting vond. Van
daar de groote mate van voorzichtig
heid, waarmee hij sprak, wanneer
men in zijn omgeving loslatende al
het zinnelijke van die verwachting,
hem zelf den Christus noemde. Niet
eens, maar tal van malen komt het
in de Evangelische geschiedenis voor,
dat wanneer Jezus voor den Christus
erkend wordt, hij onmiddellijk het
verbod doet hooren, om dit verder
voort te vertellen. Prees hij Petrus
zalig, omdat geen vleesch en bloed,
maar de Vader in de Hemelen hem
had geopenbaard, dat Jezus de Chris-
tuB wasterstond daarop verbiedt hij
Zijnen discipelen dat ze iemand dit
zouden zeggen. Wat was de drijf
veer van deze handelwijze? Watan-
ders, dan de stellige bewustheid, dat,
al werd zijn aanhang onder de Joden
ook vertiendubbeld, als hij zich open
lijk den Christus noemde, toch zijn
eigenlyke arbeid met onvruchtbaar
heid zou worden geslagen, en dat met
de ure van zijn dood, ook dat Mes-
sias-rijk in rook en vlammen zou
opgaan.
Van rechtstreeks staatkundigen in
vloed heeft de groote Nazarener zich
dan ook steeds onthouden. Hij liet de
Romeinen in hun waarde; hij tastte
hen niet naar de kroonhij bestreed
niet hun heerschappij. Ja zelfs hunne
ambtenaars, de tollenaars, die waren
aangesteld om de Romeinsche belas
tingen te innen, en die daarom bij
de hoofden en leidslieden van het
volk in minachting stonden, nam hij
op in den kring van zijn getrouwen,
of bezocht hij in hunne woningen.
Mattheus, de tollenaar, werd een der
12 discipelen en Zacheus, nog al een
overste der tollenaren, wiens rijkdom
daarbij de oogen van anderen uitstak,
ontving hem met gastvrijheid in zijn
woning. Ware het Jezus slechts in
de verte te doen geweest om een
Messiasrijk naar den zin der Joden,
dan had hij allereerst de tollenaars
zeer verre van zich moeten houden,
nooit in persoonlijke aanraking met
hen moeten komen, hun noch eer
moeten bewijzen, noch eer van hen
ontvangen; want zoo de Joden door
iets herinnerd werden aan hun sma-
delijken druk, dan was het wel door
die dagelijksche tegenwoordigheid van
die tolbeambten die ze dan ook diep
verachtten.
De meest klassieke plaats uit de
Evangelische geschiedenis, die bewyst
hoe Jezus zich verre hield van allen
staatkundigen invloed, van elke poging
van verzet tegen der Romeinen heer
schappij, is die plaats, waar de Over-
priesters en Schriftgeleerden verspie
ders uitzonden, ten einde hem in zijne
rede te vangen om alzoo recht te
hebben, hem over te leveren aan de
macht van den Stadhouder. 5) „Mees
ter" zeiden die verspieders, „wij weten
dat gij recht spreekt en den persoon
niet aanneemt maar den weg Gods
leert en der waarheid. Zeg ons, is
het ons geoorloofd, den Keizer schat
ting te geven of niet En hij hun
ne arglistigheid bemerkende, zeide
tot hen: „Wat verzoekt gij mjj
Toont mij een ponning wiens beeld
en opschrift draagt deze En zij
antwoordende, zeiden Des Keizers."
En hij zeide tot hen„Geeft dan
den Keizer, wat des Keizers is en
Gode wat Godes is.',
Dit eeuwig gedenkwaardig woord,
i) Matth 16 vs. 16-20.
Lueas 21 vs. 19—26.
dat door zijn snijdende scherpte zoo
veel dimst heeft bewezen overal
waar men strijd heeft gevoerd tegen
elk theocratisch clericalisme, dat zoo
ronduit de beide beginselen en mach
ten van Staat en Kerk vrij verklaart
op eigen terrein, dit woord is het
voldingendst bewijs, dat niets verder
van de gedachten van den grooten
Nazarener verwijderd was, dan recht
streeks invloed uit te oefenen op de
Staatkunde. Schijnbaar heeft dan ook
de democratie niets met het Christen
dom gemeen, 2ou integendeel elke
poging, om door middel van den
volkswil een regeering te veranderen
door dit woord, indien men bij de
letter zworen wilde, worden veroor
deeld. En op dien schijn afgaande
hebben dan ook de eerste Christenen
luide als eersten levensplicht der
burgers verkondigdonderworpen
heid aan het gezag, eenmaal boven
hen gesteld.
„Alle ziel, schrijft Paulus aan de
Romeinen zij den machten over
haar gesteld, onderworpen want daar
is geen macht dan van God en de
machten, die daar zijn, die zijn van
God geordineerd." Aan Titus wordt
geschreven: 2) „Vermaan hen, dat
ze de overheden en machten onder
danig zijn, dat ze daaraan gehoor
zaam zijn en tot elk goed werk be
reid." Eindelijk vermaant de schrij
ver van den eersten Algemeenen
Zendbrief van Petrus in deze
woorden zijn lezers tot onderworpen
heid aan 't hoog gezag„Zijt dan
aller menschelijke ordening onderda
nig, hetzij den Koning als opperste
macht hebbende, hetzij den Stadhou
ders, als die van hen gezonden wor
den tot straf der kwaaddoeners doch
tot prijs dergenen, die het goede
doen. Want alzoo is het de wil van
God. Eert een iegelijk, hebt de broe
derschap lief, vreest God en eert den
Koning."
Niet weinig partij is er dan ook
in den loop der tijden getrokken uit
deze scherp geformuleerde N. T.
uitspraken, om den plicht der ge
hoorzaamheid van de onderdanen
aan vorsten en machthebbers aan te
dringen en er zelfs den meest gewet-
tigden opstand mee te bestrijden.
Het goddelijk recht der koningen,
de lijdelijke gehoorzaamheid der on
derdanen hebben er hun steun in
gezocht en het Cristendom is aldus
aangemerkt als zich ten eenmale
verzettende tegen alle rechten des
volks, tegen elke democratie.
Toch ware het hoogst voorbarig,
om zonder nader onderzoek tot die
slotsom te komen. We zullen inte
gendeel zien, dat naast dergelijke
uitspraken, die in elk geval slechts
waren uitspraken van feilbare dicis-
pelen van Jezus, het meest oorspron
kelijk Cristendom kiemen en begin
selen in zich bevat, die met de al
lereerste eischen van democratie vol
komen overeenstemmen. Gelijk elke
wijsgeerige school, gelijk vele gods
dienstige stelsels heeft ook het oor
spronkelijk Cristendom eene exoteri
sche en eene esoterische leer. Geen
enkele godsdienst bevat eenerzijds
zooveel opwekkingen tot gehoorzaam
heid, geduld en onderworpenheid aan
de Staatkundige machten ander
zijds zooveel kiemen van de hoogste
ontplooiing van vrijheid en gelijkheid
als de godsdienst van Jezus. We
zeiden het reeds"Voorzichtigheid
gebood denNazarener,gehoorzaamheid
te prediken aan de gestelde macht;
schreef hem voor, zooveel mogelijk
te vermijden strijd tegen de Romein-
Rom. 13 vs. 1—7.
Tit. 3 vs. 1.
1 Petras 2 vs. 13 rig.
sche overheersching. De wetten des
lauds omver te werpen, niets was
verder van Jezus' gedachten verwij
derd. Zich daarom openlijk Den
Christus te doen noemen, achtte hij
hoogst gevaarlijk. Absoluut wilde hij
bljjven binnen de grenzen der staat
kundige heerschappij van dien tijd.
Die te overschrijden, het ware de
doodsteek geweest voor zijn beginse
len, die eeuwen en eeuwen zouden
noodig hebben om ingang te vinden
in de harten van vorsten en volken.
De exotorische zijde zijner prediking
kwam dus neder op het beginsel van
gehoorzaamheid aan de gestelde macht,
daar JezuB wel wist dat die tijdelijke
zelfbeheersching alleen den triomf
van zijne esoterische leer zou kunnen
ten gevolge hebben. De hoofdinhoud
van die leer komt immers toch hierop
neer, dat de menschen, hoe ook on
gelijk in hun toestand of in hun ga
ven en talenten, allen van dezelfde
waarde zijn in de oogen van hun
Schepper; dat ze dus allen aanspraak
hebben op eerbied en achting, al
was het maar alleen omdat zij men
schelijke zielen zijn. Deze hoofdge
dachte staat in de geheele prediking
aan den voorgrond, hetzij dat we
hem het denkbeeld van een uitver
koren natie hooren bestrijden en hij
alle volken van Oosten en Westen,
van Noorden en Zuiden mede wil
doen aanzitten in het Koningkrijk
Gods hetzij dat hij predikt zijn
eenige leer van den Vader aller men
schen, die zijn zon doet opgaan over
boozen en goeden en regent over recht
vaardigen en onrechtvaardigen J);
hetzij dat hij optreedt als de zoeker
en verlosser van al wat verloren is
en het eene schaap op de bergen,
dat verdwaald was van de kudde,
laat zoeken tot het is gevonden,
omdat het de wil des Vaders is, dat
niet een van deze kleinen verloren
ga Het was de grondtoon van
Jezus' gedachten. Alle tnenschenzielen
zijn kostbaar in de oogen Gods.
Reeds geheel op zelf beschouwd
was deze prediking van de gelijke
waarde aller menschenzielen diep
democratisch. Overal toch waar de
absolute monarchie haar schepter
voert, of waar de aristocratie haar
tenten heeft opgeslagen, daar gelden
de zielen de volksmenigte niet veel
daar wordt geen rekening gehouden
met de behoeften en nooden der la
ger geplaatsten, daar schijnen deze
integendeel het levenslicht te hebben
gezieD, om de macht en den rijkdom
der grooten en aanzienlijken te steu
nen.
Doch daar is meer. Esoterisch liet
Jezus zich wel degelijk uit over de
heerschappij die onder menschen gold
en keurde hij de beginselen daarvan
ten scherpste af. De klassieke plaats,
die die afkeuring behelst, luidt aldus
„Gij weet, dat de oversten der vol
keren heerschappij voeren over hen
en de grooten gebruiken macht over
hen. Doch alzoo zal het onder u niet
zijnmaar zoo wie onder u zal willen
groot worden, die zij uw dienaar; en
zoo wie onder u zal willen de meeste
zijn, die zij uw dienstknecht.".
Lucas 13 ts. 29.
Matth. 5 45.
s) Matth. 18 vs. 12-14.
Matth. 20:25-27.
(IVor (li tsertolyd.)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,