DEMOCRATIE.
DOOK
Dr. D. C. NIJHOFF.
15)
De Vindiciae is daarom zoo belang
rijk, omdat het in de nieuwe geschie
denis het eerste politiek-wijsgeerig
geschrift is geweest, dat op den grond
slag van zekere onvervreemdbare
rechten van den mensch zijn ge
bouw optrekt. Geen wonder, dat het
daarom van grooten invloed ook bui
ten Frankrijk geweest is. De opstand
der Nederlanden putte er eveneens
zijn rechtsgrond uit en het dood
vonnis over Karei I rechtvaardigde
men er mede. Ook tijdens de Revo
lutie van 1688 werd het voor Enge
land herdrukt. Toch was het boek
volstrekt niet republikeinsch, even
min als de Hugenoten zelve. Elk
voornaam lid van de Hugenootsche
parij was monarchaal gezind. De min
deren spraken wel, eens anders. Mon-
luc vertelt van Hugenootsche onder
officiers, dat zij, als 's konings naam
werd genoemd, vaak zeiden: „Quel
roy? Nous sommes les roys, nous.
Estuy-la que vous dictes, nous luy
donnerons des verges." 2) Een voor
stel, om van regeeringswijze te ver
anderen, is uit hun boezem niet voort
gekomen en na 1584 zijn ze over
't algemeen conservatiever geworden.
Het radicaalst heeft zich uit ge
laten La Boétie, in zijn opschrift:
Contre'un ou de la servitude volon
taire. De schrijver had zich vooral
door dien arbeid de vriendschap van
Montaigne verworven. Het kort op
schrift, met groote scherpte geschre
ven tegen het absolutisme, is dan
ook te vinden in de werken van dien
beroemden Franschen moralist der
16e eeuw. Daar het echter reeds in
1548 geschreven is, kan het niet
gelden voor de volle uitdrukking van
de Hugenootsche politiek, ook al werd
het oorspronkelijk in de Hugenoot-
sche-drukkerij uitgegeven en ijverig
door Hugenooten gelezen. La Boétie
pleit niet zoozeer voor een republi-
keinschen regeeringsvorm als wel
voor een individualisme, dat aan
anarchie grenst
De Hugenoten zijn niet consequent
geweest in hun democratische ge
voelens. Ze waren nog ten volle
royalisten, misschien gedragen door
de hoop, dat een hunner, (Hendrik
van Navarre) den Franschen troon
zou beklimmen. Hun standpunt bleef
even onzeker als dat van hun leer
meester Calvijn. Het zou nog wel
een eeuw duren voor men in Enge
land de logische gevolgtrekking maak
te. Doch daaraan was voorafgegaan
de richting in het godsdienstige van
de Independenten, terwijl voor de
Hugenoten Calvijn nog de autoriteit
was.
Wat de Geuzen aangaat, we zagen
reeds, dat de Vindiciae Tyrannos by
hen een geliefkoosde lectuur was. De
verhouding van St. Aldegonde tot
Genève en Beza, zijn vriendschap met
du Plessis Mornay en andere voor
name Hugenoten, waren wel geschikt,
om denzelfden geest van democrati
sche gevoelens hier aan te kweeken.
Doch hoe ook de opstand tegen Spanje,
hoe ook de afzwering van Koning Fi-
Volgens Lossen (Munchener Sitzungs-
berichte 1887) werd het selfs voor de Neder
landen geschreven.
Memoires II 3f>2
b. v. „Si d'nventnre il naissoitaujourd'
hui quelque gent', teuts neufs, non accou-
tumei a la subjection, si on leur présentoit
on d'estrc sujets ou vivre en liberté, a quoi
s'accorderaient-ils
lips voortsproten uit het besef, dat
men de tyrannen mocht weerstaan
en desnoods, krachtens aangeboren
rechten, den dienBt mocht opzeggen
de regeeringsvorm was in onze
landen van oudsher te aristocratisch
geweest, dan dat men de democratie
recht kon doen wedervaren. In den
opstand zelf zeker had het volk veel
te zeggenhet waren waarlijk niet
alleen de edelen of de kooplieden, die
zich ergerden aan de gruwelijke on
derdrukking. Het volk zelf wilde vrij
zijn. Doch zoodra het aankwam op
nieuwe organisatie, speelde de oude
aristocratie geest Nederland leelijke
parten. Hoe heeft do groote Willem
van Oranje daaronder niet geleden
Hij wenschte geen souvereine regen
ten van steden, maar aandeel van
de gemeente in het Staatsbestuur.
Toen in 1574 de kwestie van de
Unie van Holland en Zeeland op het
tapijt kwam, toen had de Prins
gewild, dat ook de gemeenten ge
hoord werden en niet alleen de ma
gistraten en schutterijen. De groote
volksman huldigde met dien eisch
de volkssouvereiniteit. Doch evenmin
als de Staten van Holland en Zee
land met hem wilden medegaan op
het punt van algemeene verdraag
zaamheid en algemeene vrijheid van
godsdienst; evenmin wilden de re
genten uitbreiding van den volksin
vloed. Oranje haatte de willekeurige
macht die Staten en vroedschappen
zich toekenden. Toch heeft de groote
Staatsman rekening moeten houden
met de Staten en de Regenten, hoe
democratisch gezind hij zelf ook was.
Hun invloed heeft hij niet kunnen
breken. Alleen zijn persoonljjk over
wicht heeft tijdens zijn leven de
schaduwzijde der aristocratie weten
te overwinnen. Doch na hem is ont
staan die typische aristocratische
regentenrepubliek, die met al haar
goeds voor het vaderland, het volk
heeft opgeofferd.
Doch vergeten we niet, dat der
Geuzen groote wereld-geschiedkundige
beteekenis is geweest: de afwerping
van het juk der tirannie. Dat die
afwerping niet aanstonds voerde tot
volksregeering, is historisch volkomen
te hegrijpen. Het volk van Nederland
in de 16c eeuw blijft niettemin voor
alle eeuwen het schitterendst voor
beeld van moed, kracht en volhar
ding, om zich in naam van de be
ginselen der Hervorming de vrijheid
te veroveren, aan later tijden over
latende, de volledige toepassing van
die beginsels voor het volle volks
leven te maken.
VI.
DEMOCRATIE IN ENGELAND
GEDURENDE DE 17e EEUW.
Op de vraag waar de oorsprong
van de nieuwe democratie is te zoe
ken, wordt gewoonlijk naar Frankrijk
verwezen. Rousseau wordt meestal
haar vader genoemd. De toekenning
van dit vaderschap is niet te ver
wonderen, daar de Fransche revolu
tie, onmiddollyk nit Rousseau's denk
arbeid voortgevloeid, zulk een veel-
beteekenende gebeurtenis voor de
nieuwe wereldgeschiedenis is gewor
den. En toch is die toekenning van
dat vaderschap aan den beroemden
Franschen schrijver eon onjuistheid.
Veeleer is hier aan Engeland te den
ken. Het is er mee gegaan als met
Montesquieu, die zijn staatsrechter
lijke wereldhervormende denkbeel
den eveneens aan Engeland ontleend
heeft. Zoo had ook Rousseau in En
geland zijn meester, met name in den
wijsgeer-staatkundige John Locke,
wiens empirische filisofie niet meer
dan zijn staatkundige geschriften aller
belangrijkste data zijn in de geschie
denis.
Het beroemdste van die laatste is
geweest zijn Treatise on government.
Verschenen in het jaar 1689, had
dit werk de bepaalde bedoeling, om
den troon van Willem III van Oranje,
den hersteller der Engelsche vrijheid,
krachtig te ondersteunen; maar het
was daarbij ook een wetenschappelijke
heldere uiteenzetting en vordediging
van het denkbeeld der volkssouverei
niteit. Het ontstaan van den Staat
grondt Locke op het aannemen van
een wederzydsch verdrag; welke voor
stelling hij met Hobbes gemeen had
doch terwijl deze daarop bouwde zijn
absolutistische staats-filosofie, is voor
Locke veeleer de Staat een verdrag
tot bescherming en geluk van elk
individu. Voor Hobbes was de natuur
toestand een oorlog van allen tegen
allenvoor Locke daarentegen reeds
een toestand van algemeene vrijheid
en gelijkheid. Ook in dien natuur
toestand had reeds elk zijn eigendom
doch ten einde elkander wederzijds
vrijheid, leven en eigendom te verzeke
ren, richtten de menBchen een staat
in, d. w. z. ze offerden hun natuur
lijke onbegrensdheid op, stelden be
paalde regels en wetten voor het
samenleven vast en kozen met alge
meene instemming enkele lieden, die
er voor moesten zorgen, dat die wet
ten werden nageleefd. Van daar dat
de mensch door zijn intrede in den
Staat zich alleen aan die wetten, die
de algemeene vrijheid en welvaart
bedoelen, onderwerpt en niet aan de
willekeur en den luim van eenig on
begrensd gezag. Een despoot, die dat
gezag uitoefent valt uit de idee van
den Staat in den natuurstaat terug,
of veeleer de toestand van depotisme
is veel erger dan de natuurstaat, daar
in dezen elk zijn vrijheid heeft, om
zijn recht te verdedigen, terwijl hij
tegenover den despoot machteloos is.
De souvereiniteit komt dus uit het
I volk. Hij, wien die souvereiniteit is
opgodragen, is aan de wetten gebon
den. Wie deze breekt, breekt het
verdrag en het volk eischt de souve
reiniteit terug.
Zijn dat de hoofdgedachten van
Locke's politieke filosofie, vergeten
mag niet worden, dat ook hij reeds
tot een zekere hoogte het eindpunt
van een voorafgaande ontwikkeling
was. Door geweldige gebeurtenissen
vergezeld is de 17» eeuw, aan wier
eind Locke schreef, de eeuw van de
democratische gedachte. We stellen
ons voor in deze schets de voornaam
ste mannen, die daarin een rol ver-
walden, aan onze lezers te doen ken
nen.
I.
Het had Engeland ook in de voor
afgaande eeuwen niet ontbroken aan
mannon, die de democratische gedach
te hoog hielden. Yan de dagen van
Wicklef en John Ball af, waarvan
de eerste door zijn geschriften de
tweede door zijn daden de rechten der
onderdanen tegenover den Koning
verdedigden, bleef er een zekere de
mocratische strooming in de gedach-
tenwereld van sommigen vloeien.
Fortescue, Thomas More, (Utopia
1516) en Poynet gaven daarvan in
hunne werken blijk. Doch vooral
was het in de laatste dagen van
Mary the bloody en de opkomst der
Schotsche Hervorming, dat mannen
als Knox, Goodman en Buchanan
hunne krachtige uitspraken voor de
rechten van het volk deden hooren,
zoo krachtig zelfs, dat voor de Pro-
testantsche koningin Elisabeth de na
men der beide eerste met een zwarte
kool waren geteekend. Queen Beth
wilde alleen van onderdanen weten,
De Civili d minio en de officio regie.
die niets met de rechten der koningen
hadden te maken. Al heeft men geen
recht haar aan te merken als een
vertegenwoordigster van het Protes-
tantsch absolutisme, daar zuiver we-
reldsche belangen en geene godsdien
stige den doorslag gaven aan haar
politiek toch had ze zulk een af
keer van de vrije beweging der gees
ten, dat ze omtrent de oppozitie van
het Presbyterianisme aan Jacobus
schreef: „Er is een secte opgestaan,
vol gevaar in zijn consequenties, eene
sekte, die geen koningin, maar
een presbyterium tot hoofd wil heb
ben. Denkt gij, dat ik zulke schan
dalen zal verdragen En dat zij dit
niet bij woorden liet, blijkt o.a. uit
de vlucht, waartoe in het jaar 1582
Robert Brown werd genoodzaakt. Deze
had gepoogd independente kerken in
Cambridge, Londen, Norwich en elders
te organiseeren. In Middelburg, waar
hij vluchtte, gaf hij verschillende wer
ken in het licht, die de volledige theo
rie van godsdienstvrijheid verdedigden.
Zijn voorgangers, Cartwright en Tra
vers, hadden zich nog tevreden ge
steld met het aandringen op de keuze
der predikanten door de congregaties
en met de souvereiniteit van het ge-
heele lichaam dor geloovigen. Brown
ging veel verder. Hij ontzegde alle
kerkelijk gezag aan de magistraat,
bestreed het denkbeeld eener natio
nale kerk en stond een compleete
scheiding tusBchen godsdienst en staat
kunde voor. Alle ware Christenen wa
ren koningen en priesters. En hoewel
in burgerlijke zaken gehoorzaamheid
aan de overheid werd voorgeschreven,
zoo ligt toch de beteekenis van het
stelsel van Brown in deze democrati
sche gedachte, dat de overheden ge
kozen worden door den wil van het
volk. Hoewel in de 17e eeuw deze
meeningen een reusachtige ontwik
keling hebben verkregen, Elisabeth,
gesteund door Baco, kon er zich op
beroemen tijdens hare regeering,
de gevaren van die leer tot de klein
ste verhouding te hebben terugge
bracht.
Ook de eerste veertig jaren der 17e
eeuw gingen voorbij zonder heftige
uitingen van democratische gevoelens.
Jacobus I, een trouw leerling van Baco,
opgevoed in het geloof aan de wettig
heid van het koningsohap, stond even
vijandig als Elisabet tegenover elke
vrije gedachte in regeeringszaken. Hoe
veel sympathie er in zijn dagen ook be
stond tusschen Engeland en de pas
geboren republiek der Vereenigde Ge
westen, Jacobus was gewoon zich vrij
schamper over de Hollanders uit te
latenhij noemde hen eenvoudig re
bellen omdat ze hun wettigen koning
hadden afgezworen. Met dezelfde ver
waandheid waarmee hij theologische
kwesties in geschriften besprak, liet
Jacobus zich uit over de rechten van
den vorBt en de plichten van den on
derdaan. Doch het volk, dat hem wel
ietwat bespottelijk vond in zijne arro
gantie 2verzette zich nog niet, ook
al ontbrak het Jacobus niet aan ge
duchte bestrijders, zooals de hoofd-
rechter Coke, die de wet boven den
koning stelde. In de universiteit en
in de kerk vond deze zijn beide voor
naamste steunpilaren tegenover de
oppozitie, die zich in het parlement
en van de zijde der Presbyterianen
deed hooren. Ook de eerste regee-
ringsjaren van Karei I verliepen zon
der veel democratisch verzet. Zelfs
nadat het Parlement in 1629 door
hem was ontbonden, heerschte er
zulk een vreesbij het volk, dat men
in den eersten tijd slechts in ana
grammen over politiek van gedachten
wisselde.
Rocher, politik S. SPI.
J) VgL de Uame of Chess van Middleton.
waarin een Eugelsch koning belachelijk wordt
voorgesteld.
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,