BIJ MOEDER THUIS ARNE GARBORG DOOR UIT HET NOORSCH VERTAALD DOOR M. A. ZEEMAN. 22) Ja, dat was een vervelende man. Hij kwam erg dikwijls vond Fanny. „Op het tolkantoor is zeker niet veel te doen vroeg zij neuswijs. „Wel Fanny, heb je ook al verstand van staatszaken?" meesmuilde de tolbe ambte; hij wou zich altijd zoo bijzon der beleefd voordoen. „Och kom, staatszaken," zei Fanny vinnigzou iemand als hij iets met staatszaken van noode hebben, o neen, zoo dom was ze niet, dat ze dat geloofde. Hij had zeker van geen andere dingen ver stand dan van eten. Hij kwam in de keuken en bemoeide zich met alles, wilde 't beter weten dan de keuken meid en Lea, en stak zijn langen neus in alle kopjes en schalen. Aan tafel was hij onsmakelijk't was naar om hem te zien zitten voor een of anderen lekkeren schotel, en hem dan altijd over eten te hooren praten, enkel over eten; hier was de tafel goed; daar niet goed; dit was een fijn gerecht en dat minder fijn in Victoria at men het lekkerst; een ragout in Victoria-hotelkoBtelgk en dan smakte hij zoo met zijn lip pen I - foei Hij was leelijk; spookachtig lang en mager; en zijn hoofd was kaal. 't Was onbegrijpelijk, dat hij slechts een jaar ouder was dan Thorseng. En dan had hij zoo'n vetten glim lach akelig 1 Tegen Lea was hij niets beleefd, hij deed alof ze de meid was. „Zeg Lea," zei hij, „geef mij nog wat soepen hoor eens Lea, zorg er voor, dat Karo een paar goede kluifjes krijgt." Karo, zijn hond, was al net als zijn baas. Lea moest alles maar goedvinden, want Ryen was een vriend van Thorseng nog uit zijn jeugd, 't Ergste was nog, niet ongeduldig te worden, als hij com plimentjes maakte. „Wel, Lea, je ziet er uit als een pas ontloken lelie Kijk eens, die japon van Lea getuigt van haar smaak I" Lea verdroeg het, maar zij ging liefst dadelijk heen, als hij met zoo iets aankwam, en Fanny voelde, dat zij verbazend veel lust had op haar tanden te knarsen. Nooit had Fanny het hier uitge houden, als Christiaan er niet geweest was. Dat was een knap mensch. Hij was wel geen artist, hij had een aan deel in een spijkerfabriek, maar hij was vele jaren lang in het buiten land geweest en hij was een heer. Hij droeg altijd zwarte handschoenen en een broek van fijne gestreepte stof, zooals men hier in 't land zoo mooi niet krijgen kon. Hij zag eruit als een Spanjaard, met pikzwart haar, zwarten baard en donkere diepe oogen- Een echte ridder. Fanny werd ver. liefd op hem. Zy leefde weldra voor niets anders dan het wachten op hem. Als hy belde, zg hoorde altyd, of hg het was, was zg aanstonds in de gang om hem open te doen. Zg dacht niet aan het keukenschort, bekommerde er zich niet om, hoe zg er uit zag; zg moest hem zien hoe dan ook. Misschien zou hg op een keer ook eens op haar letten. Een man als Christiaan Thorseng zou niet vragen hoe zg gekleed was en welk schort zg voor had, hg zou hare roode han den niet zien, die zg overigens wel verbergen kon hij zou naar haar zelf kijken; hg zou begrgpen, dat onder die lompen een schat verborgen was het zou hem opeens duidelgk worden, dat dit meisje niet in de keuken be hoorde. „Goeden dag. Is de familie thuis?" vroeg hg op zgn korte manier en ging naar binnen. Zg stond daar met glin sterende oogen en gloeiende wangen zg kon bgna geen woord uiten. „Komt u binnen," fluisterde zghad hg haar gezien? 's Zondags kwam hg eten. Dan had Fanny haar mooie japon aan en tracht te zich voordeelig voor te doen. Zoo sierlgk als zg kon, ging zij hem te geraoet en stond met hare voeten aan eengesloten, met de armen onder de borst zoo damesachtig mogelgk voor hemhare groote ronde oogen zagen hem smeekend en teeder aan, en in hare trekken lag lieftalligheid en toch een schrandere uitdrukking. „Goeden dag," knikte hg zou hij haar wer kelijk gezien hebben Nu was zg in ernst verliefd. Al het vroegere was kinderspel geweest. William Holter, de winkelbediende, kadet Horn en wie nog al meer, allen verbleekten zij in hare herinnering, zooals de sterren voor het zonlicht. Want nu was ook haar zon opgegaan Christiaan Thorseng. Ach, zoo was het dan toch haar lot dat zg ongelukkig moest worden? Zij had het aitgd wel geweten. Het was natuurlgk, dat de rgke Christiaan Thorseng geen arm meisje zou vra gen, dat leelgk en slecht gekleed in een keuken vaten stond te wasschen ofschoon, wie weet, zoo iets was wel meer gebeurd; Christiaan was edel: zgn diepe oogen zagen verder dan het uiterlgk als geen van de an deren den schat wilde vinden, die verborgen lag onder lompen dan deed hg dit wel. En dan zou zg een ander leven hebben dan hier voor dienst meisje te moeten spelenbg zou haar meenemen naar zgn huis, haar klee- den in zijde en goud, en dan zou het blgken, dat zij het mooiste meisje ter wereld was, veel mooier dan Lea; zelfs hare voeten waren mooi, als ze slechts behoorlgke zgden schoentjes kreeg rinkinkinkdaar lag een van Lea's theekopjes op den grond. O, dit hield zij niet uit; zg hield het nooit uit!" Aan de verliefdheid kwam plotse ling een einde. Christiaan Thorseng verloofde zich met zijn nichtje. Fanny trachtte zich goed te houden. Zg kreeg nog wel een man, die even knap was als Christiaan. En eigenlgk wilde ze in *t geheel niet trouwen. Zg wilde zich alleen aan de kunst wgden. Als hg haar het hof had gemaakt en haar gevraagd had, dan had zg hem niet eens willen hebben. Maar het baatte niet. Zg had er geen vrede mee. Hare borst was zoo beklemd, zg kon aan niets anders denken dan aan hemmaar dat deed nu zoo'n pgn, zg had een gevoel alsof ze zich verwondde. Soms kroop zij weg om uit te schreien. Dat hielp wel een weinig, maar slechts voor korten tgd. wat moest ze toch beginnen? Als „ongelukkig zgn" zóó was, dan vond zg het niets prettig. Ds. Hoick had wel gelijk gehad alles op aarde was gdelheid en bedrog. Eerst had zij dit zoo niet begrepen. Waar men zgn zinnen ook op zette, nooit viel er op te bouwen. Ach ja, de aarde was een tranendal, zooals Ds. Holck zeide. Een blinkende schil maar zonder kern, en datgene, waar men het zekerst op vertrouwde, spatte uiteen als een zeepbel. Hg had wel gelijk. Voortaan wilde zij van de we reld geheel afstand doen en alleen aan God denken. Hg was de eenige, de eenige, die nooit begaf. Zg volgde den raad van Ds. Holck en beproefde te bidden. Dat hielp. Wat moest Holck het vredig hebben in zgn wit huisje tusschen de boomen vlak bg de kerk. Hoe rustig en goed moest hg het er hebben, ver van de wereld en haar gewoel, alleen met God en zijn bloemen. Hoe vreemd, dat hg niet getrouwd was! Misschien had het meisje, van wie hg veel hield, hem bedrogen Die arme Holckmis schien was hg daarom zoo treurig; ja natuurlgk daarom. Maar voor hem was het niets, want hg was zulk een waar Christen; Fanny wilde ook eene ware Christin worden. Het was niet gemakkelijk, dat voelde zij wel; vooral was het hard, om afstand te doen van de kunst. Maar zij zou veel bidden, en Ds. Holck zou haar leiden op den goeden weg Hij zou dit zeker doen, als hij zag, dat zij het ernstig meende. En nu meende zij het ern stig, daar was ze zeker van. Fanny begon een nieuw leven Zg bad vurig en leerde hare lessen en werd een flinke catechisantezij vroeg zich af, of Ds Holck het aan haar zien kon. Nu en dan wilde zg hem vragen doen, maar zg durfde niet. Meestal begreep zij zonder vragen. Wat moesten wij doen om een kind Gods te worden? Ons bekeeren en gelooven. Konden wg uit ons zei ven gelooven Neen. Wat moes ten wg dan doen? Bidden om den geest des gebeds. Fanny bad om dien geest. En als haar gebed niet zoo heel warm was, dan trachtte zg die warmte te vinden door te denken aan den dominee. De dag der bevestiging kwam. Er was zooveel drukte geweest voor hare aannemingsjapon, dat Fanny bij na weer wereldsch was geworden. Zelfs op den morgen der bevestiging moest Onze lieve Heer haar vergeven zg was een poos geheel vervuld met haar toilet. Het was ook zoo heerlgkZg beefde en trilde over haar geheele lichaam en kon bgna niet stil staan zg had willen springen, dansen, juicheö want vandaag werd zij immers een groote dame. Met hare oude afgedragen kleeren trok zij ook de kinderschoenen uit. O zalig! nu was zg den kindertgd te boven. Nu was ze vrij van armoe- lgden, en van school, vrg van alle moeiten en zorgen; nu behoefde ze nooit meer naar het armbureau te gaan. O, nu maar niet daaraan denken, 't lag achter haar, achter haar, weg, weg er mee, nu werd het een ander leven. O, hoe heerlijk! wat was het eene verlichting. Onder moeders vlugge handen werd zg langzamerhand omgeschapen in eene dame. Haar haar werd opge stoken wat stond dat goedZg moest lachen, toen zg zich in den spiegel zag. Haar kroeshaar was nu beter te regeerenmettertgd zou ze lange krullen hebben. Het werd ook donkerder van kleur. Zelfs over hare voeten was ze nu tevreden de nieuwe laarzen met hooge hakjes gaven er een mooien vorm aan. Over een uit- geschulpten witten onderrok, kreeg ze een sleeprok met een gepgpte strook en dan een korset, voor het eerst van haar leven een korsethoe vreemd was datnu werd ze heusch een dame. Nu de japon. Hare moeder had die keurig ge maakt. Het was een fgne zwarte japon, geheel wol, met een breeden zijden strik op zij en plooisel-gar- neering op het lgf; zg zat als ge schilderd, Fanny was er door getrof fen. Blozend ging ze voor den spiegel heen en weer en oefende zich in bet dragen van haar sleep was het wer- kelgk waar, was zg dat, die zoo mooi was? De witte kanten om haar hals en hare polsen stonden zoo gekleed zij deed denken aan een jonge bruid. Nu kwam het gewichtigste van het heele toilet de handschoenen. Nieu we mooie, zwarte handschoenen. Zg ging flink rechtopstaan en vond zich zelf een echte dame. Met kalme waar digheid knoopte zg langzaam de hand schoenen dicht, knoopje voor knoop je.... het deed baar pleizier, dat zg nauw waren. Nu kon men haar juf frouw noemen Hi-hi, dien middag zou men haar in allen ernst zoo noemen juffrouw Fanny. Eindelgk moest ze alleen nog maar haar hoed op zetten. Een zwart fluweelen hoed, met opgeslagen rand en witte veer. Hoe goed stond die 1 haarZg durfde zich in den spiegel haast Diet bekgken. Als ze later in zulk een kostuum eens op het tooneel optrad Vau het schoolmeisje was niets meer te zien. Niemand kon haar nu voor iets anders houden dan voor een meisje van goede familie. Alleen hare roode handen, hoe vervelend maar die zouden wel spoedig op- bleeken Ze was nu zoo keurig en elegant, zoo vrg en nobel en goed! „Juffrouw Funny Holmsen! aan genaam met u kennis te maken, juf frouw Holmsen.".... Het school meisje was vergeten, dat kleine ding met die jurk tot aan de knieën, dat was zg niet. Hoe kon iemand zóo rondloopen Hare moeder bekeek haar werk met een tevreden lachje. „Ja, nu ben je mooi, Krulkopje!" Fanny kon zich bgna niet goedhouden, zg kreeg zoo'n lust hare moeder te kussen en haar te bedanken voor zooveel goeds;zg voelde hare tranen komen, den heelen tgd had zg al zoo'n beklemd gevoel gehad op haar borst. Zft kuste hare moeder ook en bedankte haar, maar het moest voorzichtig gebeuren, opdat de japon niet zou kreuken en de tranen moest zg bedwingen, want zg mocht nu niet schreien. Zg moest dien dag mooi zgn, tenminste als ze de 1 kerk inkwam. Thorseng kwam haar met het rg- tuig afhalen. Ja, nu mocht kadet Horn haar gerust zien Op eens dacht ze aan Gretha. Wat zou die prachtig zijn vandaag! Een zgden japon kreeg ze aan, en zg zou gekapt worden door eene friseuse. En bij Gretha was 's avonds party. Fanny moest zich tevreden stellen met een middagmaal bij Thorseng en Lea. Nu niet daaraan denken, nu niet er aan denken. Nu niet. Nu alleen maar big zgn en ge nieten van den dag, 't was immers de dag van hare aanneming. Nu was die gekomen. „Eindelgkzei juf frouw Ped nu moest ze aan God denken, aan God en aan Jezus; het was niet gezegd, datja, en ook aan den Heiligen Geest 't was niet gezegd, dat Gretha mooier was dan zij, omdat ze rijker gekleed was; daar lag het niet in, op de kleeren kwam het niet aan, o lang nietde kleeren deden het hem niet In den West-Akerschen kerk toren begonnen de klokken te luiden. XIII. „Wou Mejuffrouw vandaag weer mooi zgn met de aannemingsjapon vroeg Moeder, die in haar ochtend humeur was. Fanny staarde haar niet verschrikte oogen aan. „Moet ik dan misschien mgn kinderjurk weer aantrekken?" „Wel heb je ooit? Nu heb je die eene japon, die een beetje netjes is, en nu moet die natuurlgk dadelijk afgeslonsd, alsof het er niets op aan kwam. Moet je den sleep er ook niet aan doen Dan kan je voor de stad de straten schoon vegen, niet waar?" Wordt vervolgd) Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1904 | | pagina 6