EU MOEDER THUIS DOOK ARNE GARBORG DIT HET NOOR8CH VERTAALD DOOR M. A. ZEEMAN. 23) Het werd een hoogloopende twist. Moeder was onuitstaanbaar. Fanny werd driftig; Moeder begon te kijven en Fanny bleef het antwoord niet schuldig. Eindelijk stond zij midden in de kamer als een klein kind te huilen. Zij was zoo in oproer, dat zij hare moeder een klap had kunnen geven. „Hu hk! altijd bent u zoo akelig tegen me, nooit vindt u iets goed, nooit! hu, huhk 1" Hare moeder wilde van geen praat jes hooren. „Natuurlijk kan de freule doen, zooals ze goed vindt, maar de japon komt niet aan, zoolang ik nog wat te zeggen heb. Je moet er aan denken, dat het lang kan duren, eer je weer een nieuwe krijgt. Je ver trouwt maar op je moeder; je bent zoo gewoon van haar te krijgenals je, een twee drie, je goed kapot ge maakt hebt, dan ga je maar naar je moeder, en die moet dan maar weer nieuw geven. Nu, zal ik je eens wat zeggen, juffrouw Fanny, dat wordt anders voortaan. Nu ben je groot, nu moet je maar zien, dat je je zelf kleeren aanschaft. Dan kan je het eens ondervinden, hoe het smaakt. Ik denk, dat je dan wel wat voor zichtiger met je goed zult leeren om gaan, als je merkt, dat je maar niet zoo dadelijk nieuw voor 't grijpen hebt." En daarmee uit. Zij hadden geen geld om een japon weg te gooien, eer die versleten was. Men moest de tering naar de nering zetten en niet deftiger willen zijn dan de beurs toe liet. „Zoo, heb je 't begrepen Fanny wierp ruw de aannemings- japon naar hare moeder toe. Lang zaam en met tegenzin in al hare bewegingen begon ze de oude plunje weer op te zoeken, die zy met zooveel blijdschap voor goed meende te heb ben afgelegd. Was dit dan nu aan genomen zijn? Was dit dan nu de gulden tijd, waarnaar zij haar heele leven had verlangd? 't Was vreeselijk Zij trok de leelijke vodden aan en knarste op hare tanden, 't Was niet te dragenzoo'n vernederingzij voelde zich beschaamd, beleedigd, verachte lijk behandeld. Haar gezicht was ver wrongen door krampachtig schreien, zij hijgde van boosheid. Nu zag ze er prachtig uit, zooals moeder haar wilde hebben I Nooit te voren had zjj geweten, hoe afgrijselijk die oude jurk was. Wijd en zonder eenig fatsoen, en zoo kort, dat het schande was, foei! hare beenen waren immers zoo lang en dun en hare voeten zoo plomp en grooteen lange rok alleen kon dat goedmaken hu hu h hkh! en dan dat af schuwelijke lijf, zoo afgedragen en vol vlekken, met opzet veel te groot en leelyk gemaakt.Met haar hoog opgeschoten, nog ongevormd figuur, dat zoo noodig had, wat fatsoen te krijgen, zag zij er uit als eene zottin. Hare moeder kwam met de bood schapmand. „Nu geen gekheid, Fan ny." Zij werd vriendelijk verzocht het noodige voor het middagmaal te gaan inkoopen. Toen viel Fanny in een hoek van de canapé neer en barstte uit: „Neen! ik ga niet!" riep ze. „Als u wil, dat ik zóo uitga, dan moet u mij maar dragen 1" Zij klemde zich aan de leuning van de canapé vast, haar geheele lichaam stond strak gespannen van weerbarstig verzet. Toen verloor juffrouw Holmsen haar geduld. Zij werd vreeselijk boos en uitte haar drift in een taal, die Fanny plat in de ooren klonk. Ten laatste kwam er een onduldbaar woord. Fanny sprong op, alsof ze door eene wesp gestoken was. Met een paar woedende rukken werden de oude kleeren uitgetrokken, en een paar minuten later stond zij voor hare moeder in hare aannemingsjapon, met den nieuwen hoed op, en keek haar oproerig vlak in de oogen. „Waar ga je naar toe? Wat moet dat nu?" „Goeden dag, zei Fanny, „ik ga er op uit, om eene betrekking te zoeken. Er zal wel wat op te vinden zijn, om mij kwijt te raken, denk ik." Bij de deur keerde zij zich half om„Ik kom niet thuis eten. Ik eet bjj Thor- seng, dag!" Moeder en dochter ontmoetten el kaar bij Thorseng tegen etenstijd. Juffrouw Holmsen zette een vrien delijk gezicht: „Wel je hebt zeker al eene betrekking gevonden 7" vroeg zij tergend. „Heb maar geen zorg, Moeder," antwoordde Fanny. „Ik loop zoo lang tot ik eene betrekking heb, al moest ik mijn schoenen vaD de voeten loopen." Lea kwam tnsschenbeide. Het was verstandig van Fanny, dat ze uit huis wilde. Natuurlijk kon ze ook by haar komen, als ze dat woumaar noodig was ze bij Lea nu juist niet, en ze wou zeker probeeren, wat voor zich zelf te verdienen. „Ja, wat voor mij zelf verdienen," knikte Fanny, 't Was heusch heel verstandig, Thor seng vond dat ook. Hij wou zelf moeite doen, om eene betrekking voor haar te vinden, en dat zou best luk ken. tWel ja, Fanny is er zoo geschikt voor," spottejuffrouw Holm sen. „Als de moeders flink zijn, dan zijn de dochters het gewoonlijk ook," zei Thorseng te goeder trouw. Fanny slaagde dien dag niet. Den volgenden dag ook niet. Maar zij hield vol. lederen morgen stond zij, als het nog nauwelijks licht was, met dienst meisjes, boerenknechts, studenten en allerlei andere menschen bij het aan plakbord van het „Advertentieblad" en de „Morgenpost", te lezen en op te schrijven, Dan vloog ze van het eene einde der stad naar het andere, van Oslo naar Homansby, van St.- Hanshaugen naar de landingskaden, heen en weer, trap op trap af; werd met wantrouwen van het hoofd tot de voeten opgenomen en onbarm hartig uitgevraagd, en dan met een medelijdend lachje afgewezen„Ik geloof niet, dat de betrekking voor u geschikt is, juffertje Als ze dan eindelijk tegen den avond doodmoe thuiskwam, flauw van den honger, tot schreiens toe afge mat, kreeg ze van hare moeder ste kelige gezegden te hooren, zoodat ze niets naar binnen kon krijgen, in het hoekje van de canapé wegkroop en onder tranen bad „O, morgen, morgen, om Jezus wil, o God, laat mij morgen iets vinden." Op hare zwerftochten ontmoette zy Gretha en andere vriendinnen van den laatsten tijd. Wat waren dat nu groote meisjes, en hoe mooi waren zeEn wat droegen ze haar haar nu damesachtig! Zij moest er met hare opgestoken krullen op den be- lijdenisdag al heel mal hebben uit gezien. En zooveel gouden sieraden hadden ze bij hare aanneming ge kregen! horloges, spelden, ringen, al wat maar mooi en sierlijk was. Wanneer Fanny, al wat zij gekregen had, samentelde, was het zoo arm zalig weinig, dat zij meende, er iets bij te moeten voegen. „Wat voor kostbaarheden kreeg je, Fanny „Ik, ik kreeg niet anders dan Thorseng vond, dat het beter was, dat ik het geld er voor kreeg op een spaarboekje." „O ja, hoeveel kreeg je?" ,'k Weet niet precies meer, hoeveel. Ik zelf kreeg het boekje niet, Thorseng heeft het in bewaring, ik hoorde er alleen maar over praten." Met Gretha vergiste zij zich leelijk. Zij bevoelde de stof van Gretha's japon en zei: „O had je ook wolGretha keek zeer verbaasd: „Zeg, denk je dat ik in mijn belijdenisjapon op straat loop „Neen, neen, dat weet ik wel.„Ik draag die japon toch niet voor alle dag, dat doe jij toch zeker ook niet?" „O neen, stellig niet, dat begrijp je ik zei het maar zoo; ik dacht aan wat anders Fanny ging beschaamd weg. Dien zelfden dag hoorde zij, dat Ds Holck van de West-Akersche kerk verloofd was. Den Zondag daarop moest zij aan de bediening gaan, hoewel zy voelde, dat zij niet voorbereid was. Zy kon aan niets anders denken dan aan het engagement van den dominee. Zij had een gevoel, alsof een uitweg voor haar versperd was. 's Middags aan tafel bij Lea meende zy te merken, dat de tolbeambte bij zonder beleefd was tegen hare moeder. Verbeeld je, dat die twee het eens samen konden vinden 1 Dat kon goed worden. Hare moeder kon lekker koken, als zij wat te koken had, en hij gaf zooveel om het etendan was hare moeder uit de armoede en kon het gemakkelijk en rustig krijgen, en dan was Fanny vrij van het zoeken naar eene betrekking en kon naar Mevrouw Gundersen gaan en tooneel stukken gaan bestudeeren. O, als Onze lieve Heer het eens zoo goed voor hen wilde schikkenJa, het was wel te merken, dat de belastingman trouw plannen had. Hij was ook aardig tegen Fanny, wat heel natuurlijk was; als hij haar stiefvader wilde worden, kon hij wel niet minder doen. En ze zou hem niet tegenwerken, ofschoon zy niet van hem hield. Arme moeder! het werd tijd, dat ze nu een weinig rust kreeg, 't Was erg, zoo ingevallen en rimpelig haar gezicht in den laatsten tijd was geworden, het was niet voor niemendal, dat moeder zoo dikwijls zei, dat ze oud werd. Toen de Zondag voorbij was, ging Fanny opnieuw er op uit, om eene betrekking te zoeken. Het was wanhopig. Gouvernante kon zjj niet worden, daar zij geen talen kende en geen muziekom telegrafiste te worden, moest men zoo heel veel weten, en om alle an dere betrekkingen vroegen zooveel personen, dat het was om van te schrikken. Tot hulp en gezelschap in huis wilden de mevrouwen haar buitendien niet hebben, omdat zij zoo jong was; wat dat er eigenlijk toe deed, begreep zy niet. Dus bleef haar geen andere keus over dan winkel juffrouw. Erg vervelend! zoodra men achter de toonbank stond, werd men niet meer voor een dame ge houden, maar het kwam er niet op aanFanny deed toch moeite voor zulk eene betrekking. Maar ook hier voor was zij te jong. Op een paar plaatsen wilde men haar wel nemen, als ze voor een half jaar of zoo, zon der loon wilde aangesteld worden, maar dat kon Fanny juist niet. Zy ging toen nog een trap lager en zocht een dienst als kindermeisje. Het kwam er niets op aan, als zij dit maar bereiken kon, dat zij niemand tot last behoefde te zijn. Maar nie mand durfde aan haar kinderen toe vertrouwen. En in geen geval wilde men haar daarvoor betalen. De eene dag voor, de andere na ging voorby, en de vooruitzichten werden altijd minder. Haar veerkracht verslapte en de moed ontzonk haarden heelen dag lag zij thuis op de sofa te schreien en was wanhopig. Yan God en men schen was zij verlaten, meende zij. Niemand kon haar gebrniken, niemand wilde van haar wetenwat moest zij doen, wat zou zij toch beginnen waarom was zy op de wereld geko men, als er geen plaats voor haar was? Alleen William dacht nog aan haar. Op zekeren dag kwam hare moeder uit de keuken met een open brief „Kijk eens, Fanny, weet je hier iets van Fanny keek naar den brief en kreeg een kleur. „Lieve Fanny als je mij vergeten bent, ik denk toch altijd nog aan je Kom van avond om haifacht bij de Drievul- digheidskerk, dan ontmoet je my daar. Je William." „Wat beduidt dat vroeg hare moeder scherp. „Niets," zei Fan ny. „Beteekent dat niets? 't ziet er niet naar uit" „Eene dwaas heid, nog uit mijn schooljaren," was Fanny's antwoord. „Zoo," her nam hare moeder, „maar zulke dwaas heden komen verder niet te pas, begrijp je? Voortaan lees ik alle brieven, die er voor je komen, en die jongen Wel, van avond zal hij iemand ontmoeten, die het hem wel eens aan het verstand zal bren gen, dat beloof ik hem 1" „Ach neen, moeder, kan het niet? hij meent er niets kwaads mee." „Wou je hem nog voorspreken Het zal goed zijn, als ik je een beetje onder toezicht houd, meisjeHet gaat niet altijd zoo mooi in de wereld, als je misschien gelooftdenk maar aan je broer Tom O, hy zal den wind van voren krijgen, zoo'n piepjong ventje! voortaan zal hij die dingen wel uit zijn hoofd laten, daar kan je zeker van zijn." Fanny durfde niets meer te zeggen. Tegen den avond ging hare moeder naar de stad. Toen zij thuis kwam, scheen zij zeer in haar schik te zijn „Boo, nu zal hij 't je niet meer lastig maken, denk ik!" Met Thorseng's hulp kreeg Fanny gedurende den drukken Kersttijd een plaats als winkeljuffrouw in Yollmanns bazaar. Zij zou daar anderhalve maand blijven met een salaris van zes daal ders. Fanny kon niet ontkennen, dat zij trotsch was, toen zij die som aan hare moeder noemde. Zes daalders en dat in zoo korten tijd als anderhalve maand. Zjj had niet gedacht, dat er zoo gemakkelijk geld te verdienen viel, zei ze. Het hinderde haar, dat het hare moeder niet meer verwon derde. Maar zoo was hare moeder nooit was haar iets goed genoeg. Zes daalders alles wat ze maar wilde, kon zy daarvoor koopen en dan zou er ook nog wel iets over blijven. Lieve tijdzoodra zy by Vollmann klaar was, ging zij naar me vrouw Gundersen. Geen uur later dan zij vrij was. Zy wilde geen dag meer verliezen. Op het tooneel was geluk kig plaats voor haar, op het tooneel behoorde zij tehuis. Mijnheer Joseph- son, de directeur, had ronduit tegen haar gezegd „Welkom weer hier." O wat een gelukwat een geluk I het zou zich nu wel schikken, het was niet goed van haar, dat ze al tijd zoo gauw moedeloos werd. Zij ging naar Yollmanns bazaar van acht uur 's morgens tot 's avonds laat. Wordt vervolgd) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlems

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1904 | | pagina 6