BIJ MOEBEE THUIS ARNE GARBORG DOOR DIT HET NOORSCH VERTAALD DOOR M. A. ZEEMAN. 28) Na nog een uur wachtens, kwam er eindelijk een boer. Hij moest lin nen hebben. Hoeveel? Dat wist hjj niet. Dat hing van den prijs af. Ja, ze hadden hier linnen van allerlei prijzen. Goed, maar de boer wou iets goedkoops hebben, en toch iets goeds. „Jawel; hier is een soort lin nen, dat goed is en niet duur. Wil A dit eens zien Vroolijk en vlug moest men handeldrijven, met een vriendelijk gezicht zijn goed humeur en goeden wil toonen en duidelijk laten blijken, dat men begreep, wat de kooper wilde en wat zijn belang was. „Als u mijn raad wilt volgen, dan neemt u ditu krijgt geen beter linnen voor dien prijshet wordt veel genomen, huismoeders en zoo, die er verstand hebben, koopen daar altijd van vooral als u iets hebben wilt, dat lang duurt. Neen, dat het duur is, kan u niet zeggen. Wij ge ven het bijna voor inkoopsprijs wij verdienen zelf om zoo te zeggen niets. In de Groote straat Ja, hier kan u ook wel een goedkoope soort krijgen, maar die is niet goed niet zóo goed, begrijpt u wel. Maar 't is toch ook goede waar, heel goede. Ziet u maar eens dit en dit Alles, wat zij van dien j aard hadden, moest den boer voor gelegd worden, Neen, hij kwam te rug op het eerste, en dat wilde hij goedkooper hebben. Eindeloos geduld oefenen bij al het loven en bieden. Het niet opgeven. Zij wist, dat de boer het voor 16 Oere krijgen kon; er zou nog op verdiend worden, als zij het voor 15 verkocht; maar zij was toch genoodzaakt, 20 te blijven zeggen, totdat de kooper heen wilde gaan „Nu ja, voor 19 kunt u het mee nemen" „17" zei de boer en bleef staan. „In 's hemels naam voor 18, wij verdienen er zelf geen ore op, maar we willen graag verkoopen, ziet u Hoeveel blieft u P" „Twee el." „Twee el als 't u blieft. Niets anders van uw dienst HèZiezoo dat was voorbij Hoe laat was het nu Wat 1 Niet meer dan twintig minuten verder. Neen, hier was het niet vroolijk. Maar een jaar moest zij het kunnen uithouden juffrouw Stange, die hier vroeger geweest was, had het der tien jaar uitgehouden. Denk toch eens, dertien jaarl Maar toen was ze ook op geweest. Er was niets meer van haar over dan een ge raamte en een bril, zooals Ju nior zei, en toen was ze getrouwd met een leelijken man van 68 jaar, dien Fanny niet met een tang had willen aanraken. „Ik zou met een reiszak trouwen," had zij gezegd, „als ik maar uit den winkel weg kan komen." Er was hier nog eene winkeljuf frouw, Dorthe Baltzersen die had het twee jaar uitgehouden. Het was een lief meisje, maar ze was vroom. Da) maakte, dat Fanny zich niet nader bij haar aanslootwant als ze dat wilde, moest ze zelfs ook god vruchtig worden. En dat kon ze niet, ze wilde het tooneel niet op geven. Gelukkig sprak Dorthe niet veel over haar godsdienst, zoodat Fanny toch wel eenigen omgang met haar had. Om de mannelijke bedienden in dezen winkel gaf zij niet. Ilsnas, de plaatsvervanger van den patroon, was boven de dertig en getrouwd Moë, de bediende van het magazijn, was jonger, maar stil en wel wat eenzelvig. Hij kwam van buiten. Ju nior beschuldigde hem, een aanhan ger van de linkerzijde te zijn„hij leest, God helpe mij." Verdens Gang" lispelde Junior. „Niet noodig daarom te vloeken," zei Moë, hij wilde daar niet aan meedoen. Zij hield niet van Junior, ofsohoon hij de zoon was van den patroon. Hij was wel een heertje naar de mode, maar zoo lui en blasé. Hij moest in de zaak van zijn vader den handel leeren, maar hij hing meestal over de toonbank en praatte over zjjne gezondheid. „Die is naar de haaien", zei hij en meende zeker, dat dit heel mooi was Zoo dikwijls bij gelegenheid had, iets dubbelzin nigs te zeggen liet hij het niethij scheen aan te nemen, dat men zoo iets graag hoorde. Natuurlijk werden zij weer behandeld als ordinaire schep seis, omdat ze geen geld hadden, prachtig gekleed thuis te zitten „Als men ondergeschikt is in de wereld," zei Dorthe zachtmoedig „dan komt zoo iets dikwijls voor het is eene beproevingwij worden ge louterd als in een vuur, de vraag is maar, of wij geduldig zijn 1" Fanny sprak niet tegen Junior. Zij was op zekeren dag in het ma gazijn geweest, om eenige naaibe- noodigdheden in orde te brengen hij was haar achterna geloopen en had zitten toekijken. Toen zij weer naar den winkel wilde gaan, lispelde hij: „Kom op mijn schoot zitten!" Fanny ging hem trotsch voorbij en deed, alsof zij niets gehoord had. Maar van dat oogenblik af was er vijandschap tusschen haar en Junior. Houens garen- en linnenwinkel lag op een hoek, waar de Akersstraat en de beide Grenswegen samen komen. Burgerluidjes en boeren uit het West- land kwamen daar koopen. Op straat was er veel drukte, zelfs nu bij mor sig weerdoor de glazen winkeldeur kon men het gewoel daar buiten zien. Wie vrij was, had het goed Heerlijk te kunnen uitgaan, wanneer en waar heen men maar wilde! geen klok boven u te hebben hangen, die u vasthield op dezelfde plek; ach hoe goed had zij het vroeger gehad Nu moest zij voor lief nemen met het begluren van hen, die het goed hadden. Kijk, daar liep Gretha. Na tuurlijk met een boek onder haar arm, ze was zeker naar de leesbi bliotheek geweest. Daar kwamen juf frouw Buil en juffrouw Broch, zij gingen winkelen. Gelukkige men- schen Wie was dat Ds. Holck met zijn vrouw. Verbeeld je, hij had zijn pels aan en hooge kaplaarzen, het was nu toch niet koud meer Eens reed Christiaan Thorseng voorbij met zijn wederhelft hoe was 't mogelijk, dat zij op dien dik zak ooit verliefd was geweest Een enkele maal zag ze William. Hij was nu student en zag er bleek en overwerkt uit; de studentenmuts kleedde hem goed. O, als ze aan al dat kinderspel dacht I Hoe dikwijls was ze in dien tijd wel verliefd ge weest P Ach neen, dat beteekende nietsnu het zoo gek niet zou zijn, hield ze van niemand Wie zag ze daar P die kleine, keurig ge- kleede dame met den zwarten man tel met bont en dat KozakkenmutsjeP „Wel kijk die kleine Emilie Land eens 1" riep Junior met zijn lispelende slepende stem snoezig hoorHoe zonde, dat die schelm van een advo- kaat zoo'n prachtstukje heeft 1" Werelds loop", radicale courant in Noorwegen. „Advocaat P" vroeg Ilsnaes, „ik dacht een kapitein." „Allebei hoor, allebei, ze was den advocaat te duur, nu zijn ze beiden tevreden." „Waar hebt u het over vroeg Fan ny met strakken blik aan Ilsnaes. „Wel over Emilie Land, die er twee mannen op na houdt. Kent u haar Fanny had plotseling iets te ver schikken in de winkelkast. „Hoe zou ik haar kennen vroeg zij. „O ik dacht dat uit de vraag tc hooren, juffer juffrouw Fanny, maar mis schien kent u een der beide heeren „Ach 't was zoo maar een vraag I Men mag toch wel een vraag doen, zou ik denken Het praatje aangaande Emilie ver ontrustte Fanny. Zóo kon het gaan, eu dat met een meisje als Emilie P Dat levendige, mooie, interessante meisje, in den grond zoo goed, alleen maar wat wild om zoo te zeg gen in de goot, zoo goed als in de gootHeer in den hemel het was of de weg, die daarop uitliep, zoo vreeselijk kort was Emilie kwam iederen dag voorbij, zij woonde zeker ergens in de buurt, Fanny kon niet meer naar haar kij ken. Er kleefde een smet aan haar. Dat fijne toilet bedekte onreinheid zij pronkte zich op van hare schande, bedekte zich met hare oneer. En het zelfde lieve kindergezicht zag daar boven uit, bleeker dan vroeger, maar met een moed, die onnatuurlijk was. Fanny voelde telkens hare tranen komen. Zij kon Emilie niet van zich afzetten, zij dacht aan haar van den morgen tot den avond en zag haar 's nachts in akelige droomen. Zij zag haar verdrinken en kon haar niet redden, zag haar met smaad bejegend en kon haar niet bijstaan. Maar meestal droomde zij, dat zij met haar omging. Zij was ook zoo geworden. Samen liepen zij de Karl- Johanstraat op en neer in onpassende kleeding en werden nageloopen. En dan kwamen vrienden en vriendinnen hare moeder,. Mevrouw Kahrs: die zagen haar en maakten een gebaar vol verachting o, oFanny word toch wakker, je droomt zeker FannyZij werd wakker, lag een poos te beven, sliep dan weer in en had dien benauwden droom op nieuw. Dat was zoo verschrikkelijk zij had er zich vroeger reeds zoo dik wijls over beangst gemaakt als ze zelf maar niet zoo'n ordinair meisje wasO God Neen, ze was niet, zooals echte dames zijn. Als zij aan hare kinder jaren dachten toen zij grooter werd haar hart kromp ineen van ontzetting en het koude zweet brak haar uit. Gina en Ebba waren ook wel mee op den hooizolder geweest, en dat waren beschaafde meisjes, dat wist ze; maar ze waren er zeker niet zóo mee bezig geweest als zij zelf. Zij hadden het alleen maar leelyk, afschuwelijk gevonden.en dat had zij ook wel, maar toch En toen waren ze kleine meisjes en wat die al zoo bedachten, kon misschien zooveel kwaad niet, maar later? later! Ach, had ze toen wel aan iets anders gedacht dan aan jongens en engagementen, en aan kussen ach, en nu nog, nu nog kwelde het haarzij was er nog niet over heen, neen, zij was nog juist zoo. Zij heette nu volwassen, maar zij was er nog niet over heen Niemand vermoedde waar hare ge dachten heen dwaalden in eenzame uren; ze zou het niet durven uit spreken, echte dames wisten van zoo iets niet, vóór zij getrouwd waren en kinderen haddeD. O Godhoe ze er zoo door gepijnigd werd, en hoe machteloos ze zich er tegen voelde Zinnen en verstand werden haar er door beneveld, het brandde in haar bloed als vuurach een dame had dat zoo niet, alleen ordinaire meisjes waren zooEmilie had zich zeker ook op zoo'n oogenblik ver geten Waaróm zou het met haar ook niet slecht gaan, zooals met Emilie Zij was ook de dochter van een, die niet deugde. Haar vader was zeker niet veel beter geweest dan Thomas Throndby. De menschen verwachtten ook, dat het verkeerd met haar zou gaan. Hoe dikwijls had hare moeder haar verweten, dat ze zoo graag op straat I liep, en hoe dikwijls had ze gevraagd, hoe het toch gaan zou en Lea „als 't maar goed met je afloopt, nu je niets wilEn Ds. Holck, den laatsten keer, toen hij zo allen afzonderlijk nam, zei hij tegen haar: „Je moet oppassen, mijn kind, er zijn strikken gespannen aan de hoeken van alle straten, en overal ligt de jager op den loer; houd u ver van alle valstrikken, kindlief, Eén oogenblik slechts, en het kan gebeurd zijn."Ja, en zelfs de man op het armbureau, hij met zijn groote hoornen bril, had ook al zoo iets gezegd „Ik hoop, datje op past, dat je dezen kant nooit meer uitkomt" Zagen ze haar aan En die onkiesche professor Borchgre- vinck zou hij wel op het idee gekomen zijn, zoo leelijk te doen als den laatsten keer, als hij niet gezien had, dat zij wel o foeien de oude Schulze, die haar een zwarte mof durfde aanbieden voor een kus. en Junior „Kom op mijn schoot zitten 1" alsof zij een van die meisjes was, tegen wie men mag zeggen, wat men wilach, ach zij zagen het aan haar, zij dach ten en begrepen, dat zij zoo was nooit zouden zij zich zoo gedragen, als zij haar voor een dame hielden. Het ging verkeerd met haar, slecht natuurlijk ging het verkeerd er was geen twijfel aano foeifoeidie spot, die schande! o waarom, waar om had hare moeder haar het leven gegeven De straat op gaan ja dat had ze eens uit een grap geprobeerd. Alleen als je zóo was, kon je zoo iets be denken en het een pleiziertje vinden. Het was een voorteeken geweest, stel lig een voorteekener moest iets binnen in haar voorspeld hebben, dat het met haar daar heen ging. Als zij niet zoo wanhopig gestemd was, troostte zij zich er mee, dat ze eene moeder had, op wie niets te zeggen viel. Op de moeders kwam het aan, vooral voor de dochters. Lea was immers goed bezorgd. Tom was ook zoo kwaad niethij was in Amerika met het dienstmeisje ge trouwd en leefde fatsoenlijk hij werk te bij een spoorweg en had hoop, vooruit te komen het was dom van haar, zich zelf zoo te kwellen. Het was met Emilie een ander ding, die had ook een slechte moeder, naar wie zij aardde. In dien tijd kwam juffrouw Thor- sen in Kristiania. Hare zaak in Kris- tiansborg was verloopen, en nu wilde zij in de hoofdstad kamers verhuren. Zij zocht juffrouw Holmsen op en bracht haar groeten uit hare geboor teplaats. Op een Zondag voor den middag in Maart zat zij bij de Holm- sens koffie te drinken, en ratelde een heel uur met hare r's. Wordt vervolgd) Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1904 | | pagina 6