BIJ MOEDEB THUIS
DOOE
ARNE GARBORG
DIT HET NOOR8CH VERTAALD
DOOR
M. A. ZEEMAN.
30)
Maar de zon en het licht en de
bloemen waren gevaarlijkin Fanny's
geest sloop veel, wat wereldsch was,
mee in. En toen gebeurde er iets,
wat haar bijna al te veel van haren
levenslust teruggaf.
Gretha Magnesen zocht opnieuw
haar gezelschap; zij had een verstan
dig mensch noodig, wien zij haar
roman kon voorlezen, zei ze.
Zoo gingen ze eens op een prach-
tigen, warmen Zondag in Juli naar
het LadegaardsvAanA, om het rustig
stil te hebben. Toen zij daar kwa
men, kregen zij lust te baden. Zij
vonden een eenzaam hoekje aan de
zuidzijde van het eiland, de kust was
daar hoog en dichtbegroeid, zij kleed
den zich uit en gingen te water.
Zwemmen konden ze er niet, alleen
maar staan en wat plassenweldra
begonnen zij elkaar met water te
gooien en pret te maken. Na het
bad, onder het aankleeden, babbel
den zij druk. Zij waren in vroolijke
stemming en praatten over los en
vast; eindelijk vertelden zij elkaar
hare kinderliefdehistories. Het ging
nu, om zoo te zeggen, gemakkelijker
nu zij elkaar in Evakostuum gezien
hadden, en hier in het bosch in
zonneschijn en zomer-warmte, sche
nen haar ergste geheimen niet meer
zoo groot. Zij lachten over hare twee
„edele winkelbedienden; de eene
geschiedenis lokte de andere uit,
en op het laatst was het moeielijk
uit te maken, wie van haar de erg
ste jongensgek geweest was. Gretha
vertelde van een van hare vrien
dinnen, die in allen ernst geëngageerd
was geweest, toen ze nog op school
ging. Echt geëngageerd. Zij had brie
ven van hem ontvangen en hem ge
kust „Ja, ik verzeker het je
„Ook gekust?" Ja zeker! Nu
was ze een van de fijnste dametjes
uit de stad en zou daar niet graag
meer van hoorenmaar waar was
het daarom niet minder. „Hi-hiver
beeld je, ik had ook eens zoo'n lust
om een jongen een zoen te geven,"
ging Gretha voort„ja toen was ik
nog heel klein, begrijp je Wat
zulke kleine meisjes al niet bedenken,
groote menschen zouden het niet wil
len gelooven I" Fanny viel Gretha
om den hals, zij was zoo blij, dat zij
het had willen uitroepen.
Dus was zij niet ordinair Zij was
juist als de anderen O, wat was
ze nu gelukkig Alle angst was van
haar geweken, als zonnedamp ver
vliegt in de heldere lucht, en het was
haar luchtig om 't hart als in vroe
gere dagen. Niets was nu verkeerd
met haarZij was een dame, was
gezond, mocht iedereen in de oogen
zien, had zich over niets angst aan
te jagen. Dat zij geloofd had, dat zij
verloren was, dat God alleen haar
redden kon En nu was het iets, dat
anderen ook hadden, iets, waar mis
schien de meesten over heen moes
ten komen. O, hoe zij het nu over
winnen zou Zij zou dame worden
op en top. Niet het minste van het
schoolmeisje zou in haar overblijven
zelfs in hare droomen zou zij niets
anders dan damesachtige gedachten
hebben o ja met Gods hulp na
tuurlijk.
Gretha las haar roman voorFanny
kon bijna niet stilzitten onder het lezen.
Zij prees het verhaal bovenmate, maar
begreep er niet veel van. Op den terug
weg was ze zoo uitgelaten vroolijk, dat
Gretha zich geneerde. „Hè, wees niet
zoo luidruchtig Weetje dan niet, dat
het niet fatsoenlijk is, zoo hard te la
chen P" Maar Fanny ging regelrecht
naar de Thorsengs en speelde en dolde
in de vreugde haars harten zoo bigde
met Lea's kleinen jongen, dat de kin
derkamer er van overeind stond.
De genade was nu een poos zwak
in Fanny; zij had tgden, dat zij spijt
had, het tooneel te hebben opgegeven, i
Neen, dat had ze toch niethet sprak
vanzelf, dat ze nu gelukkiger was,
nu zij vrede had met Goddat was
immers het hoogste en het beste; en
daarenboven bij het tooneel had
ze toch niet kunnen komen. Met
vijfentwintig kronen iD de maand
kwam men niet ver; in den winkel
versleten hare kleeren zoo gauw. En
wat er over bleef, had moeder hard
noodig voor de huishouding. Zelfs als
Fanny vijftig kronen in de maand
verdiende, zou er toch niets van over
schieten hare moeder kon niet zoo
veel meer naaien. Goed, dat zij het
tooneel opgegeven had.
Toen Andersson in September weer
te Eristiania kwam, was het wel noo
dig. En het hielp ook. Fanny werd
weer warm geloovig en meer nog:
zij kreeg ook de genade van te kun
nen getuigen. Op eene kleine hui
selijke samenkomst bij Dorthe liet
zij zich voor het eerst hooren. Al de
anderen getuigden, het was verve
lend daar alleen te zitten zwijgen,
Fanny gaf het in Gods handen, en
stond op. En het ging goed. Ze was
spoedig geheel in den toon, en de
rechte woorden kwamen van zelf.
Het was zoo licht en heerlijk, Jezus
toe te behoorenlaten wij toch niet
vergeten, Hem te danken voor zijne
groote liefde, dat hij ons gered had
als een brandhout uit het vuur
Dorthe en de anderen bedankten haar
hartelijk voor hare getuigenis, en de
volgende maal vond zij ook den moed,
om in de groote bijeenkomst tot spre
ken op te staan.
Hier ging het nog beterhet was
alsof de tegenwoordigheid van zoo
vele toehoorders hare veerkracht
spande en haar opwekte. Bij het
sluiten der samenkomst wenschten
vele der vrienden haar geluk en
Andersson drukte haar de handen.
Voortaan kwam zij dikwijls op, en
zij moest met dank aan God voor
zich zelf bekennen, dat zij het er
goed afbracht; er waren er, die min
der genadegaven hadden. Zij trok nu
ook de aandacht; een der broeders
wilde de dierbare zuster thuisbren
gen, en Andersson zei op zekeren
avond een paar vriendelijke woorden
tegen haar, wat iets heel bijzonders
was.
Ditmaal bleef hij slechts korten
tijd in Eristiania. Acht dagen na zijn
vertrek kreeg Fanny een brief van
hem. Zij was er niet weinig trotsch
op; overigens was de brief wel wat
vreemd. Geliefde Fanny" nu ja,
dat wasgeliefd in den Heerdan
kwam er veel, wat mooi was, maar
op eens vroeg hg, of zij niet met
,.je" aan elkaar zouden schrijven
„Dat vond zij toch wel wat erg, %Je"
aan elkaar schrijvenopdat wij
van gedachten kunnen wisselen over
waardiger onderwerpen." Wat meen
de hij daarmee? Was er een waar
diger onderwerp denkbaar dan dat
eene grootsche de verlossing in Chris
tus P
Hoe meer zij over den brief nadacht,
zooveel te vreemder vond zij dien. Er
werd een twijfel in haar gewekt
er schuilde toch geen aardsche liefde
onder? Was het mogelijk, dat zelfs
Andersson niet te vertrouwen was P
Nare, onuitstaanbare gedachten had
zij zij moest hulp zoeken en ging
met haar brief naar Dorthe.
Dorthe las hem en begon te lachen.
„Je verbeeldt je toch niet
uit dien brief P" vroeg ze lachend
maar haar lach klonk gemaakt.
„Neen, maar...." „Ga niet met
dien brief bij de menschen rond,"
zei Dorthe koel„ze zouden geloo
ven, dat je niet wijs was." „Neen,
je begrijpt, dat ik daar geen oogen-
blik over gedacht heb," zei Fanny
met een kleur; „maar vindt je niet
„Hij schrijft aan iedereen
hij kan niet ieder woord zoo wikken
en wegen.... Daar. Wees nu, als
't je blieft, niet dwaas 1"
Fanny werd in haar twijfel ver
sterkt; zij verloor het geloof in An
dersson.
En met haar vertrouwen vermin
derde ook de lust voor de Ansgar-
zending. Niet laug duurde het, of zij
bezocht de bijeenkomsten niet meer.
Zij kon niet langer zoo vast ver
trouwen op de mannen, die daar
spraken, gedreven door den geest.
Het was volstrekt niet gezegd, dat
zij enkel de redding van zielen op
het oog hadden. Op niemand kon
men bouwen dan alleen op God. Aan
Hem wilde zij zich houden. Dorthe
was ook niet zoo warm geloovig meer
als vroeger, en tegen Fanny was zij
onhartelijker geworden.
Maar naarmate het geloof vermin
derde, werd het gevoel van leegte
sterker. Zij had het een tijdlang zoo
goed gehadnu wist zij niet, waar
zij vergoeding zou vinden voor wat
zjj meer en meer verloor.
De saaiheid van den winkel drukte
haar weer even als te voren, zij had
nu niets als tegenwicht. Wat in de
wereld zou zij toch beginnen Hare
vroegere illusies waren weg, opge
geven. Zoo jong als ze was, stond
ze als een bladerlooze boom. De vrijers
waren ook niet gekomen, helaas; en
zij was nog wel bang geweest, dat
er te veel zouden komen. Geen en
kel aanzoek had ze gehad behalve
van den tolbeambteen er zou er
ook geen meer komen. Er was nie
mand, die om haar gaf. Zij zou hier
wel achter de toonbank staan, tot ze
er zoo genoeg van had, dat zij met
een geldzak tronwde. Dat was het
eind van het liedje en van hare groote
verwachtingen.
Wie gaf om een arm meisje, dat
garens en linnen stond te verkoopen?
Hare droomen kwamen bedrogen uit,
en hare hoop zou in rook vervliegen.
Als de liefde eens opbloeide in haar
hart, dan zou die toch ook bedrieg
lijk blijken. Dat wist ze, ze zag het.
Wat een geluk, dat zjj God had om
zich aan te houden I met God kwam
men nooit bedrogen uit. Maar nu
voelde zij zich zoo alleen.
Zij las het een en ander o. a.
Kjaerlighedens Komedie." Dat was
een merkwaardig boek. Falk en Svan-
hild, die elkander liefhadden, maar
ieder hun eigen weg gingen, zonder
eene enkele poging te wagen, waren
zoo héél groot. Zoo moesten de men
schen zijn 1 Svanhild was bijzonder.
En dan waren het zulke prachtige
verzen I Zij hield zooveel van Svan
hild en van wat die zeide, dat zij
toch spijt had, het tooneel te hebben
opgegeven. Svanhild werd zij zelf. „Ik
was een vreemdeling in mijn moeders
huis een vreemdeling in mijn eigen
binnenste Hoe waar was dat 1
En dan het slotwoord„Nu vallen
de bladeren, nu geef ik mij aan de
aard'
Gulstad was de tolbeambte Ryen,
en Falk zou zeker eens komen
•For forste Gang paa Jord
jeg fandt min Tanke bag en audens Ord.
Halvt stódte dn mig bort met hvas borstand,
halvt vidste da med mildhed mig at drage,
Som Havet drages af en sollys Strand,
og Fjeldet skyver Bólgerne tilbage...."
Het sprak vanzelf, dat zij hem zou
moeten missendan zou zij zich troos
ten als Svanhild:
Nu har jeg mistet dig for detle Liv:
men jeg har vundet dig for Evigheden.»
Die verzen waren zoo mooi, dat zij
er tot schreiens toe door bewogen
werd. De vaste maat ging als een
polsslag door hare ziel, en het krach
tige rijm zong in haar en bracht
haar in verhoogde stemming. Zij be
gon zelf ook verzen te maken. Als
zij nu, ongemerkt, naar den „lapjes-
winkel" ging, was het niet om te bid
den, maar om te dichten. Zij zong
van liefdessmart en liefdesverlangen,
zoodat het papier, waarop zij schreef,
bevochtigd werd door hare tranen.
Zg zong van de bleeke roos, die een
zaam verwelkte, omdat niemand haar
vond en haar hechtte aan zgn borst;
van de adellgke jonkvrouw, die zich
stortte in de blauwe golven, omdat
haar lief haar bedrogen hadvan
het vogeltje, dat alleen zat op eeD
berkeboom aan de stille beek en stierf
van liefdepijn.
Gretha leende haar Jbsens gedich
ten die leerde zij van buiten. Het
meest hield ze van die kleine ge
dichtjes, die enkel stemming waren,
klank, bleek. Het meisje in het mu
seum, dat haar leven lang Murillo
copieerde, 3) nam zg zich tot voor
beeld.
Zg begon te begrijpen, dat zij zelve
schilderes moest worden. Zij werd,
hoe dan ook, ongelukkig, en het zou
dus juist voor haar passen, met vochtig
starende oogen haar leven lang stil
te droomen van een rgk van geluk.
Schilderes te worden was ook Svan-
hilds plan geweest, 't Was zeker erg
duur, een beetje schilderen te leeren P
Op het laatst van den winter was
er eene dansparty bg Magnesen. Fan
ny was gevraagd en ging er been.
Zg kon niet anders, 't Was haar
eerste baleene baljapon had zg tot
nog toe nooit gehad. Zg wilde niet
dansen, alleen maar toekgken. In
ieder geval moest zg later boete doen.
Hare japon kon nu ook niet worden,
zooals die wezen moestmaar zg zou
er wel wat van maken witte tule
over een onderkleed van blauw alpaca.
Over hare schouders een fichu dat
kleedde haar prachtig. Op den eenen
schouder eene roode roos in haar dik
glanzig bruin haar ook eene roode
roos, dat was haar eenige tooi. Zg
kwam op het bal en zag er allerliefst
uit. Zii straalde van big genot en
jeugdhare oogen schitterden, hare
wangen bloosdende jongelui zoch
ten haar de fijnste complimentjes te
maken't liefst vergeleken ze haar
bg eene frissche roos. Haar voorne
men, om alleen maar toe te kijken,
wankelde, zoodra zg gevraagd werd
met een zalig lachje vergat zij God
en bewoog zich mee in het gewoel,
zóo gelukkig, dat zg zich zelf niet
meer kende.
i) «Voor het eerst vond ik in het woord van
een ander mijne eigen gedachten weder.
Half stiet gij my van n met koel overleg, half
wist gij door zachtheid mij tot n te trekken;
Zooals de zee wordt aangetrokken door een
zonnig strand, en de rotsen hare golven kee-
ren
Na heb ik n verloren voor dit leven; maar
gewonnen voor de eeuwigheid.»
Uit Ibsens «Comedie der Liefde."
'I galleriet.'' Ibsens gedichten. Bladz. 108.
Wordt vervolgd)
Gedrukt bg DE EBVEN LOOSJES, te Haarlem.