BIJ IBBBB TEDS ARNE GARBORG DOOR UIT HET NOOR8CH VERTAALD DOOR M. A. ZEEMAN. 35) „Met uw verlof, juffrouw Fanny, van uwe „overtuiging"' heb ik niets gezegdniemand belet u, eene overtuiging te hebben, maar Houen kan u niet toestaan, die zoo luide te verkondigen „Als ik eene overtuiging heb, dan kom ik er rond voor uit 1 U denkt, dat ik mij alles moet laten welgevallen, omdat ik eene weerlooze vrouw ben, maar als Houen zoo is, dat hij mij mijne betrekking opzegt, omdat ik mijne eigen meening heb, dan moet hij het maar doenik kan naar Ame rika gaanja, liever maak ik mij van kant, dan dat ik mij laat dwin gen te verloochenen, wat ik voor wéar houd." „Me dunkt, juffrouw Panny," zei Ilsnaes bedaard, „u mocht er ook wel eens aan denken, dat u niet alleen staatu hebt eene moe der als u zelf niet om uw leven geeft, zoo Maar dat is mijn zaak nietik vond alleen maar, dat ik het u af moest raden U neemt het mij toch niet kwalijk Uw die naar, juffrouw." Hij wilde heen gaan op hetzelfde oogenblik hoorde hij een onderdrukt schreien. Toen hij zich omkeerde, zag hjj Fanny met den zakdoek voor haar gezicht, hevig snikken. „Ikzal niet meer naar de vereeniging gaan," zeide zij. „Dat doet mij pleizier," antwoordde Ilsnaes. Maar van dat oogenblik af had zij het gevoel, niet eerlijk te zijn. Zij durfde den jongelui's-avond bij Dag- mar Dyring niet meer bij te wonen, en zij vermeed Uchermann zooveel mogelijk. Hij had zulk eene verach ting voor die kleine zielen, die eigen lijk met hunne overtuiging aan de linkerzijde stonden, maar hunne mee ning verborgen uit bijgedachten, om dat ze toch „leven" moesten zij kon dat niet uithouden. „Laaghartige, bange sukkelsals iedereen zoo doen wilde, dan kwam er niets tot stand. Ik b.v. die leven moet van lesgeven natuurlijk zou ik meer in trek zijn, als ik niet liberaal was maar ik zou mijzelf verachten, als ik mij daaraan wilde storen!" Hè; alle menschen waren zoo volmaakt! Zij zocht haar zelfgevoel weer op te wekken, door bij Thorseng zóóveel mogelijk de „radicale" uit te han gen. Zij streed heftig met Ryen, ver kondigde de politiek van de linker zijde en de vrouwenrechten, alles door elkaar, maakte Thorseng wanhopig en hare moeder driftig en stelde er een zekere eer in, het zwarte schaap van de familie te zijn. Maar het ge lukte haar niet, den tolbeambte boos te makenhij behandelde haar uit de hoogte en was altijd onuitstaan baar. „Laat de vrouwen maar praten, zeg ikhoe meer zij schetteren, hoe minder zij gedaan krijgen," en hij wijdde smakkend al zijn aandacht aan het vleesch op zijn bord, „ik meen natuurlijk alleen de geëmancipeerde vrouwen, dat begrijpt u, dames!" Den zomer brachten de Thorsengs buiten door; zij hadden een huisje op een der eilanden. Moeder Holm- sen ging, zooals gewoonlijk mee; zij konden haar nu zoo goed gebruiken, nu er een klein prinsesje bij gekomen was. Fanny bleef alleen thuis en had het erg ongezellig. In de eenzaam heid had zij een angst, dien zij niet meester kon wordenhet was, of ze kwaad gedaan had, en alsof iemand daar misnoegd over was. Zij werd zoo moedeloos, voelde zich zoo slap, zoo uit haar humeur en zoo treurig. Alle moeielijkheden werden erger, als zij alleen was; de buien van onge durigheid en dat andere dat nog niet uit was O ja het was uit ze was nu een groot mensch, natuur lijk was het uitzij loochende het voor zich zelve uit alle macht, terwijl haar jong, nu vol ontwikkeld lichaam trilde van koortsgloed. Het was zoo vernederend, zoo pijnigend en akelig; het kwelde haar, tot zij in snikken uitbarstte, en eindigde dik wijls in eene neerslachtigheid, waarin zij dagen laDg rondliep met het ge voel, dat zij van God en menschen was verlaten, niet wetend waar zij het zoeken moest, en in tranen, als iemand een goed woord tegen haar sprak. Eens moest zij Uchermann eene verklaring geven van haar wegblij ven uit de vereeniging; toen viel hij zoo uit en verwenschte Houen en zijne rechtzinnige klanten zoo har telijk, dat zij bijna bang voor hem werd. Haar zelf verontschuldigde hij als men ouders en familie en zoo had, dan was men niet vrij. O, dat ont zien van anderenHoevele duizen den bereikten nooit hun levensdoel, moesten hun innigst verlangen on derdrukken, hun hoogste streven laten varen, omdat ze een dommen vader of eene dwaze moeder hadden, aan wie ze moesten denkenEigenlijk was de gewoonte, die op de Zuid- zee-eilanden heerschte, nog zoo kwaad nietlastige ouders werden daar door hunne kinderen geslacht en opge geten. De gedachte, die daaraan ten grondslag lag, was niet onverstandig, al was er tegen de manier, waarop de kinderen te werk gingen, wel wat te zeggen. Panny lachtehet was eene verlichting, absolutie te krijgen. Maar gedrukt bleef ze toch; zij was niet vrij, mocht voor hare meening niet uitkomen; zij was en bleef onzelfstandig. Dagelijks ontmoette zij Uchermann, dat was haar een troost. En zij had hem ook noodig, tot gezelschap. Nu hare moeder niet thuis was, at zij elders, maar zonder geleide kon zij alleen gaan in de damesrestaurants, en die hadden den naam, dat de kost, die er op tafel kwam, nooit aan hee- ren zou zijn voorgezet; om dus geen honger te lijden, moest ze wel heeren- gezelschap zoeken. In de vereeniging kreeg men goed eten tegen denzelf den prijs als in de damesrestaurants en eten mocht zij daar toch zeker wel. Toch was het niet prettig voor haar, al kwam ze er niet alleen. Om naar de eetzaal te komen moest men door het café; daar zaten bij een glas bier kennissen, die zich voor de poli tiek interesseerden; zij zagen haar aan, dat zij er verlegen onder werd. lederen dag zaten zij er en keken haar veelbeteekenend aan. Dat kon haar niet schelen natuurlijk, maar toch Ucherman scheen het niet te merken, hij was dezer dagen zeer in zijn schik. Hij maakte gekheid en lachte, niet meer met dien scheeven, verachtelijken glimlach, en zijne hals boordjes waren geheel schoon en net jes. Sverdrups overwinning op den SH6" Juni had hem, zeide hij, ver jongd; zijn geloof was versterkt en zijn moed verhoogdnu was het de De strijd, waarover hier telkens gesproken wordt, liep over de vraag, of de ministers de verhandelingen van de Kamer (Storting) moesten bijwonen, zooals het door de vertegenwoordiging werd gewerscht. tweemaal weigerde de koning, het besluit dienaangaande te bekrachtigen; voor de derde maal stemde de Storting er voor. De regeering bleef weigeren en wilde het koninklijk veto absoluut maken. Maar met groote meerder heid ging op den 9den Juni 1880 het voorstel van Johan Sverdrup er door, dat een driemaal door de Kamer aangenomen wetsvoorstel ook zon der de bekrachtiging des konings geldig zon zjjn. De koning gaf eerst in 1884 toe. Toen werd Sverdrup minister moeite waard te leven de be- houdsmannen konden in dit land nu nooit meer de macht in handen krij gen. Dorthe Baltzersen ging naar Amerika. Panny kwam in hare plaats en kreeg nu 60 kronen in de maand. Het was ook noodig. Moeder en zij hadden het in den laatsten tijd zoo bekrompen gehad, dat zij er ternau wernood het leven bij hielden. In de huiskamer op den Dront- heimschen weg was het akelig leeg, nadat de piano weg was Panny ging op verkoopingen en kocht het een en ander ter aanvulling. Zij trof het, dat zij tegen matigen prijs een schommel stoel machtig kon wordenzoo mooi als die van Grootmoeder Lehmann was hij wel niet, maar toch gemak kelijk om in te zitten. Zoo had ze dan nu toch gehouden wat ze als kind aan hare moeder had beloofd. Mis schien kon zij het volgend jaar aan het tooneel gaan denken. Zij zou toch geen rust hebben, als ze het niet eens geprobeerd had. Ucher mann raadde het haar sterk aan. Zij was geschapen voor Ibsens vrouwen rollen, zei hijen als ze zijn raad wilde volgen, dan moest ze het eerst optreden als Svanhild in de „Comedie der liefde". Ja ze zou het probeeren. Over hare schoolvriendin, Gina Wiïg, werd reeds in de couranten geschreven zij had in Leipzig en elders gespeeld j en werd de „jonge begaafde pianiste" genoemd. Nu zou ze voor de eerste maal in Kristiania een concert ge ven. Fanny leende geld van Moë voor eene plaats op de galerijdaar zat ze twee uur in tranen, zoo aan gedaan was ze, dat het hare vriendin zoo goed ging. O, hoe mooi was het 1 zelf moest ze ook eens zoover komen. Den volgenden dag zond ze bloemen aan Gina met een groet, dat zou haar zeker pleizier doen. Misschien vroeg Gina haar wel eens een avond bij zich en vertelde haar van het bui tenland gelukkig menschenkind, dat in het buitenland was geweest 1 Zij wachtte verscheidene dagen op antwoord. Eindeljjk kwam er een 'visitekaartje, op den achterkant stond „Hartelijk dank voor de bloemen, die u mij gezonden hebt en uw vrien delijken groet. Ik zou wel eerder be dankt hebben, maar kon niet uitvin den waar u woont; nu zend ik dit aan Houens adres. Nogmaals dank. Vriendschappelijk Gina Wiïg. Dom, altijd onnoozel dom 1. wat verbeeldde zij zich toch, alsof „de begaafde pianiste" zich gelegen zou laten liggen aan eene winkel juffrouw D stond er,„U" ach, wat was ze toch een onnoo- zele bloedZij moest uit dien winkel weg. Maar zij bleef er en moest er wel blijven voor en na. Op diezelfde plek, even wanhopig als altijd, dezelfde klanten op dezelfde wijze bedienen, iederen dag hetzelfde zeggen met dezelfde lieve stem en hetzelfde ge maakte lachje. En dan iederen avond langs denzelfden weg naar huis voor bij de gevangenis, het armhuis en de lijken-barak, uitgeput, moedeloos, half geknaar huis, naar die akelige zolderwoning, en die oude vrouw, die haar altijd brommig ontving met het zelfde gezeur; en dan naar bed, het kleine, leelijke veldbed het eenige nog, wat goed wasohom den volgenden morgen opnieuw te beginnen om half zeven op, sla perig en ontstemddezelfde ver velende, half afgedragen kleeren weer aantrekken en dezelfde vervelende boterhammen naar binnen zien te krijgen; denzelfden eentonigen weg weer gaan naar dienzelfden naren winkel met diezelfde vervelende kas ten en planken en dezelfde vermoeide, saaie bedienden. En dat moest zoo voortduren jaar op jaar, dag aan dagde verveling beklemde hare borst als eene ziekte, woog zwaar op hare schouders als een kruis, waar onder zij gebukt gingzij kon niet vrij ademhalen, als liep ze in een mist. En nu werd het lente: de hemel hoog en ruim, de zon vroolijk; nu en dan een regentjede lucht vol geuren van gras en bloemen en uit spruitend groen. Voorjaarsgoed en zomerhoeden kwamen voor den dag; in de couranten stonden met groote letters reisrouten opgegeventoeris tenransels, zomerverblijven, badplaat sen werden aanbevolenverhuiswa gens hotsten over de straten, de men schen gingen naar buiten, waar do zee glinsterde en de lucht zoo blauw was. Fanny schreide van verlangen, en wrong, ziek van heimwee, haro handen; ze stond hier maar, moest hier staan; en dat heette leven, dat verbeeldde leven, een menschelijk leven Zij kwam niet bij Mevrouw Gun- dersen. Zij had geen geld en geen moed zij had niets dan hare moeder hare moeder, die altijd bij alles een bezwaar was. De dagen kropen als slakken, do uren waren eindeloos, de minuten gleden langzaam en treu rig weg, als tranen uit vermoeide oogen weggleden; de zomer kwam met hitte en benauwdheid; zij ston den voor de open deuren en kregen geen lucht, zelfs geen frisch glas water konden ze krijgen, het smaakte warm uit de kraan. „O Moë, erbarm u over een versmachtende trak teer op een halve flesch bier er helpt niet aan ik kan niet meer In het najaar begon Fanny te suk kelen. Het was geen gewone slapte, zij had hevige pijnen in het onder lijf, waarschijnlijk hetzelfde, wat Dor the Baltzersen nu en dan gehad had. 't Ergste was het op drukke dagen, wanneer zij onophoudelijk op en af de trap had moeten klimmen's avonds, als ze doodmoe mee den winkel moest helpen opruimen tegen den volgenden dag, kon het zoo erg worden, dat zij moest gaan zitten, bijna flauw van pijn. De kermisdrukte gaf haar den laatsten stoot. Op een avond in Ja nuari moest men haar in een rijtuig thuisbrengen. Hare moeder was bui ten zich zelve van schrik, toen twee mannen Fanny de trap opdroegen. XIX Het was niet gevaarlijk; eene ope ratie was niet verder noodig „Een kleinigheid," zei de dokter; „'t is spoedig doorstaanis u verloofd „Neen; o morfine, morfine.." „Ja, want als u geëngageerd is, moe ten wij het uw verloofde zeggen." „Neen, neen; o! ik houd het niet uitZij had blauwe vlekken in haar gezicht en schuim op den mond; de pijn was zoo hevig, en de angst pakte haar zoo aan, dat zij bijna geen bewijstzijn meer had maar toen het voorbij was, begreep zij niet, hoe zij het had kunnen toelaten. (Wordt vervolgd) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1904 | | pagina 6