MONOLOGEN
DOOR
W F. MARGADANT.
BOLLENGANGERS.
2)
Yan muziek kun je ook leven. Ik
kan mij de wereld niet denken zonder j
muziek. Na geld, is het wel de grootste
macht. Zonder muziek geen concer
ten, geen opera's, geen bals, geen
matinée's. Het meest valt het je op,
als je een begrafenis ziet met muziek
en een zonder. Wat een verschil! Van
de eene wordt je akelig, en ik loop
altijd een straatje om, om ze niet
tegen te komen. Maar is er muziek
bij, dan loop ik graag een eindje mee,
en je knapt er heelemaal van op.
Ik houd van musicussen, daar,
ik zeg het ronduitniet om ze
als zoon of als schoonzoon te hebben,
maar als vriend of als gast. Wat heb
je aan een schilder of een dichter of
een schrgver in gezelschap? Niets!
Ze drinken je wijn en gewoonlijk
veel wijn en je hebt altijd het benau
wende idéé, dat ze een type in je ont
dekken, dat ze dan latar gebruiken.
Een musicushoudt het gezel
schap niet alleen prettig bezig, maar
als hg zingt, kan hij niet eten, en zoo
lang hg strgkt, tokkelt of hamert,
denkt hij niet aan zgn glas.
Een ingenieur is ook zoo'n artiest.
Ze verbeelden het zich ten minste.
Maar het .zijn praktische artiesten,
die het ver in de wereld kunnen
brengen. Ik heb er zelfs over gedacht
of het voor Barend niet beter was
dan advokaat. Geen ingenieur van de
waterstaatdaar is het vet al
van de ketel. Al ken je een brug
bouwen of een kanaal graven
de menschen moeten toch een brug
of een kanaal noodig hebben en overal
waar die noodig zgn, zijn ze er al.
Ingenieur-architekt,dat is nog
wat! Die kan ten minste een huis
bouwen, en dat kan een minister
niet en een professor niet, de heele
Eerste en Tweede Kamer, de Baad
van State en de Baad van Voogdg
niet, en dat zgn toch al mee de
knapste menschen van het land.
Aan huizen is altgd behoefte, en
je kunt een nieuw paleis of museum
gemakkelijk zóó maken, dat er een
aardig jaarlijksch revenu aan ver
timmeringen of reparatiën aan zit.
Nu begrijpt u waarom van al die
betrekkingen voor Barend geen spra
ke kon zgn. Begeef je je daarin, dan
ben je, met handen en voeten ge
bonden, aan het toeval geleverd, en
in mijn branche, de manufaktuur-
handel, bestaat geen toeval. Geloof
me, wat de menschen in den handel
en in 't gewone leven toeval noemen,
is niks dan hun eigen domheid,
onverschilligheid, onvoorzichtigheid,
en zwakheid.
Alleen dat uitstapje naar Haarlem
Daarmee heb ik me leelijk vergist,
en dat heeft voor het eerst mgn
vertrouwen in me zeiven geschokt.
Niet dat het toeval daar storend op
trad, o neen, ik had alles kunnen
voorzien. Van a tot z was alles eigen
schuld.
Ik dacht alles netjes geregeld en
aan alles gedacht te hebben I
met den boemeltrein van tien uur
naar Haarlemdaar een rijtuig ne
men en een toer maken door Over-
veen en Bloemendaal; koffiedrinken
bg Van den Berg in den Hout, en
dan met den stoomtrem dwars door
de bollenvelden naar den Haag terug,
en vóór den eten weer thuis. Alles
sloot als een bus!Alleen één
ding had ik vergeten, en dat werd
me ingepeperd, namelgk dat er
tien- a twintigduizend menschen pre
cies hetzelfde plannetje hadden ge
maakt.
Om nooit te laat voor den trein
te komen, neem ik den spoortgd al
tgd als lokaaltgd, en zoo liepen Jet en
ik, Anne en Barend vgf en twintig mi
nuten vóór den vertrektgd op het
plankier „Bichting Amsterdam" heen
en weer.
,'t Zal warm worden," zei ik.
„U hadt uw demi-saison en uw paraplu
toch wel thuis kunnen laten," zei
Anna, met haar kinderlgk vertrouwen
in het vaderlandsche klimaat.
.Gelukkig is het niet vol," merkte
Jet op, die nogal gezet is, en gauw
last krijgt van de warmte.
Terwijl ze zoo heen en weer kuier
den, kwam er uit den tunnel een onaf
gebroken stroom van reizigers naar
boven, allen .Bichting Amsterdam."
Na tien minuten was het vol. Na
een kwartier was het stampvol.
.Zou dat alles mee moeten vroeg
Jet ongerust.
,Ik ben er bang voor," zei ik.
.Daar komt de trein; 't is een heele
lange! Neem jij AnDe, Henriet. Ik zal
voor Barend zorgen."
De .lange" kwam dreunend aan
stormen, hield stilDe twaalf
voorste wagens zaten vol Botterdam-
mers, Schiedammers en Delftenaars,
en niemand ging er uit. Toen ont
stond er een wilde drang naar de zes
achterste wagens, een rennen, stooten,
klemmen en persen, waarbij ik de
vrouwen dadelijk kwijtraakte.Midden
in een kluwen menschen, aan de eene
hand Barend, terwijl ik met de andere
hand een ouden heer in zgn gezicht
plukte, werden we in een eerste klasse
geperstdertien voor acht paat-
sen.
.U moet voortaan uw vingers thuis
houden!" zei me de oude heer, woe
dend, en ik zweeg maar, al begreep
ik dat iedereen mg aanzag voor een
zakkenroller, ik was doodelgk onge
rust over Jet en Anne. De trein ging.
Zouden ze er in zitten? In Leiden
werden nog vier stampvolle wagens
aangehaakt, en in "Warmond kregen
we onzen veertienden passagier. Zoo
kwamen we in Haarlem Goddank,
daar kwamen Jet en Anne uit de
3® klasse, Jet vuurrood, en Anne
misselgk van den tabaksrook. Nu,
we waren big mekaar terug te
hebben, en in de koele wachtkamer
waren we spoedig weer op ons ver
haal, en lachten om de doorgestane
ellende.
Vol moed gingen wg aan het twee
de gedeelte van ons program
den toer naar Bloemendaal. Op het
stationsplein stond het vol rijtuigen,
waarvan de meesten hun vrachtje al
beet hadden.
.Met één of twee paarden vroeg
Anne.
.Met twee," zei ik, beslist, en onze
keus viel op een flinken landauer.
Barend zat er in een wip in, maar
van den bok klonk een somber .be
steld Een tweede, derde, vierde
alle waren besteldop twee na,
een victoria met twee plaatsen en
klapstoeltjete klein dus, en
de andere een landauer met een
uitgepieterden schimmel er voor, en
een koetsier met een vuurrood opge
blazen gezichtdaar wilde Jet
niet in.
„Kom, zei ik, „laten we bij een
huurkoetsier probeerenZoo gezegd,
zoo gedaan.
Wij draafden van den eenen rg-
tuigverhuurder naar den anderen.
Alle rijtuigen waren „uit" en na een
uur loopen door de heete straten,
gingen we weer naar het stationsplein,
met de flauwe hoop dat die dronken
koetsier met zijn schimmel er nog
zou staan. Al had Jack the Ripper
in eigen persoon op den bok gezeten,
hadden we hem genomen maar
het plein was akelig leeg. Niets dan
blakende zonneschgn.
„Zoo, dat 's mooi! Wat nou!" zei
Henriët, half huilend.
„Wel, zei ik, gemaakt opgeruimd,
„Bloemendaal geven we op. Wij gaan
naar Van den Berg, rusten wat en
gebruiken wat, en nemen daar den
stoomtrem naar Hillegom en Lisse."
Er zat inderdaad niets anders op,
en toen wg in een niet al te vollen
paardentrem door de koele Dreef naar
den Hout rolden, in het vooruitzicht
van een glas bier met het een en
ander in de schaduw, keerde onze
opgeruimdheid weer terug.
Maar ja wel! 't was of ik opdien
onzaligen Zondag niets kon bedenken,
zonder dat 10,000 andere menschen
precies hetzelfde idee kregen. Al uit
de verte hoorden we een groot lawaai
van roepen en stokkenslaan op tafels,
't Zag er zwart van de menschen,
bij Van den Berg. Ik zette de vrouwen
ergens neer, en ging met Barend op
de stoelenjacht. Ik vond er een, en
Barend stal er een, maar toen wg
terugkwamen, vonden we de dames
heel leuk op stoelen en aan een
tafeltje, in gezelschap van
meneer Gerrit HugderaatOch
ja, dat mankeerde er nog aan
Hugderaatdat was een van
die snaken, die om Anne heen draai
den, een employé op een kassierskan-
toor met f 800 salaris en vrg koffie,
en geen cent van z'n eigen
netjes gekleed en een knappe jongen,
maar voor de rest een schanslooper
en een kale jakhals.
Ik keek 'm niet vrindelgk aan,
maar door die beleefdheid van de
stoelen zaten we aan 'm vast Hg
verkocht allerlei flauwe uien, en Jet
zat te schudden van 't lachen. Jet
mag dien jakhals wel fijen. Dat heb
ik al lang gemerkt. Zg is romanesk
en dweperig, net als dikke vrouwen.
Maar ik ben er ook nog
Hoe nu aan wat eten, en vooral
drinken, te komenVgf of zes kelners
voor een 500 Hollanders, ga daar
eens aanzitten! Waren't Duitschers,
dan hadden vgf kelners hen met 500
glazen bier en met een el of tien
knackworst in een wip geholpen.
Maar 500 Hollanders willen ieder wat
verschillends, en verwgt je 't hun,
dan zeggen zewij wonen in eeD vrij
land! Wanneer er 's middags in de
Witte tien heeren aan een tafeltje
zitten, dan vraagt de een klare, een
tweede Voorburg, een derde maag-
bitter, een vierde Bijnbende en de
anderen Angostura, Oranjebitter, Boo
nenkamp, of een van 't jaar Nul, en
bestellen de twee laatsten toevallig
allebei Catz, dan wil de een 'n slappe
en de ander een straffe.
Terwgl ik de dames op dien natio-
nalen trek opmerkzaam maakte, had
Hugderaat een bediende gevangen,
en, na omvraag, bestelde ik hem één
broodje met tong, één met kaas en
twee met ham, een halven biefstuk,
vier eieren, twee hard en twee half
zacht, een flesch bier, een kop koffie
en twee chocola. Onderwgl trokken
ze hem van het tafeltje naast ons
aan zgn jas. .We wachten al een
half uur op onze spiegeleieren „Jan,
twee gemberbier!" .Een spuit!"
„Drie kotelet!" .Aannemen!
twee gerBten en driePilsener!" „Zes
melk, twee met brandewgn!" „Drie
Baucgzenbroodjes," „koffie, bier, limo
nade zoo gilde en daverde
het van alle kanten. Het zweet stond
den armen jongen in dikke parels op
't gezicht, en toen ik hem mgn be
stelling voor de derde maal herhaalde,
staarde hg me zoo wezenloos aan,
dat ik maar besloot er zelf op uit
te gaan.
Het buffet was in staat van beleg.
De kastelein met zgn helpers en juf
frouwen waren juist bezig om zes
jongelui, die door een omtrekkende
beweging zich achter de toonbank
genesteld hadden, terug te drgven.
Half dringend, half voortgedrongen
werkte ik mij naar voren, en begon
aan een juffrouw door teekenen den
staat van mgn maag duidefijk te
maken. Het meisje verkeerde iD een
staat van halve verbgstering, en wierp
mg een blik toe vol hoon en verach
ting. Toen smeet ik een gulden op de
toonbank, nam uit een glazen pul
zooveel eieren als ik met beide han
den in een greep vatten kon, stak
die in mgn achterzak, greep een flesch
bier, en begon den terugtocht. Juist
ondernam een bende uitgehongerden
een aanval op het front. Slechts om
één ding op aarde, mgn flesch bier,
bezorgd, hield ik die hoog geheven,
en liet me voor de reBt sollen, persen,
als ram gebruiken, totdat ik, door
een of andere wending in den strgd,
onverwacht uit het gedrang geworpen
werd, en nogal zacht op een gzer
rooster te recht kwam. Mijn flesch
was heel! Spoedig vond ik mgn
luidjes terug, en hun dankbare blik
ken maakten alles weer goed. Huij-
deraat, die maar net deed of hg bg
de familie hoorde, belastte zich met
de flesch, en Jet schikte mgn toilet
wat in orde.
„En wat heb je te eten?" vroeg ze.
„Wacht maar," zei ik, en ik stak
mgn hand in den achterzak,
om die er dadelgk weer uit te trek
ken, als had een adder me gesto
kenDe eieren waren half zacht
gekookt, en in het gedraDg
Brr.
Ik tuurde op mgn gele vinger
toppen, en wist niet of ik maar met
de anderen zou meeschateren, of de
menschheid in 't generaal aanvliegen
en afrossen. Vooral Hugderaat had
zgn lol wel wat kunnen matigen.
Toch hielp die jakhals me uit de ver
legenheid op een manier, waaraan ik
nooit zou gedacht hebben. Met zijn
zakmes tornde hg den zak van de
jas los, en gaf 'm aan een straat
jongen.
„Hier, jongen, laat je moeder daar
een omelet van bakken
Ik lachte maar mee, en toen ik
mijn expeditie naar het buffet be
schreef, maakte ons partijtje niet den
indruk van lui, die eigenlgk nog niets
dan tegenspoed en ellende haddeD
ondervonden. Hugderaat beweerde
dat er geen vervelender pretjes zgn
dan die, waar alles berekend en goed
geregeld is,een echte jakhal-
zentheorie! Zoolang hg een oogje
heeft op Anne, heeft hg een haat
aan berekeningen, dat is klaar als
een klontje
Met het bier stilden wg onze dorst,
en nu deed zich de honger des te
pijnlgker gevoelen. Hier bg Van den
Berg hadden we geen kans, en na
kort beraad besloten we naar Hille
gom te gaan. Daar reed een trem
voor,twee wagens en een
goederenwagen. Gauw er in
maar ja welAlweer hadden een
paar honderd menschen hetzelfde idee,
en het was weer een jagen, dringen
en persen, waarbij het opstootje in
Den Haag kinderwerk leek. Daar
we niet zoo ruw te werk gingen als
de rest, lukte het ons ook niet om
plaats te krijgen.
Wordt vervolgd)
Gedrukt bg DE EBVEN LOOSJES, te Haarlem.