MONOLOGEN W F. MARGADANT. PIET VERWEERT, EEN ZILVEREN BRUILOFT. DOOK MATROOS. 3) Kees was mooi blij dat ze de trommel terug zag. Zij had 't nooit op dien Plok begrepen gehad, en gelijk had ze. „Heeft 't moeite ge kost?" vroeg ze. „Nee, zeg ik, mijn niet, maar meneer Plok maakte nogal drukte. Hij gaf zich eerst af met mistefikaties, maar in 't laatst konden we goed met mekaar opschieten. Hij schijnt dan slim en slim aan neus- bloeiingen en kiespijn te labereeren, en daar heb ik de baloorigste lui mak van zien worden." Eens in Helvoet was 'twas ik aan 't passazieren, en waarom, weet ik niet meer maar 'k had graag honderd centen. Ik loop in bij zoo'n zieleverkooper. „Zuigvisch",zeg ik Maar ik sta hier mijn tijd te ver- hannessen. Kees en Kraai wachten me op de koffie. Niet dat ik m'n eigen baas niet ben, en niet mag doen wat ik wildat niet, maar Kees houdt van orde. Zonder orde, zeit zeafijn, 'k heb 't 'r beloofd, en ik maak 'r liever niet uit 'r humeur. Atjuus, ik groet je! (Hinde van Piet Verweert.) 1 Ik heb mijn zilveren bruiloft ge vierd! Zoudt u wel zeggen dat ik al 25 jaren getrouwd ben? Toch is 't zoo 25 jaar getrouwd, en dan nog geen rimpeltje, geen grijs haartje, geen enkelen dag gijzeling voor schul den, geen cent boete wegens buren gerucht, geen enkelen intiemen huis vriend de trappen afgegooid zie, dat zijn, dunkt me, feiten die voldoende voor zich zeiven spreken en alle verdere uitwijding over ka rakter, humeur en eigenschappen van mijn vrouw overbodig maken. Gfeen kinderen ooknooit het kleinste, magerste schijntje van een kindIk heb altijd gezegdGer trude is te zenuwachtig om kinderen te krijgen. Ze heeft heelemaal geen zitZe behoort tot die ieverige huis vrouwen die nooit in den kelder zijn, zonder wat te doen te hebben op den zolder, en wanneer ze voor Zeerust kalm een advocaatje zitten te drinken, zich plotseling herinneren dat ze een afspraak hebben met een vriendin in de 3e Wagenstraat. Ik ben zeker, absoluut zeker, dat wanneer ik haar nu en dan zes weken aan haar stoel had mogen binden, wij nu al een onwaarschijnlijk getal krullebollen voor onze verantwoording zouden hebben. Maarbind een vrouw eens aan haar stoel!.... O, dan kunnen ze zoo boos worden Trouwens, heel rouwig ben ik er niet om. Ik gun ieder zijn huiselij- ken zegen in den vorm van één tot twaalf lieve kleinen tusschen de oen en twaalf jaar, en ik groet den ooievaar, als hij mijn huis voorbij vliegt. Aan hoeveel slechte kansen staat de pater familias niet bloot! Wil je bij vb. een jongen, dan komt er wiskunstig zeker een meisje, en wil je een meisje, dan komen er twee jongens. Is papa dol in zijn nopjes met een jongen, dien hij zal kunnen opleiden in zijn gnnstig bekende zaak, wed dan maar tien tegen één, dat de bengel geen lust heeft geen roeping, zeggen ze voor het kantoorleven en officier of student wil worden, om tot in lengte van dagen op den zak van zijn vader te blijven loopen. Heeft de uniform van adel borst of cadet zijn zinnen beneveld en zijn keus bepaald, dan wordt hij half idioot van het blokken op een van die drilscholen, en ten slotte toch afgekeurd om onzichtbare aderspatten, onbewuste mankheid of aanleg tot steenpuistenis hij per extra-bof goedgekeurd, dan druipt hij op een vak, daar hij „nooit vast in was," en voldoet hij, dan is er juist één plaats te weinig, en is hij juist één dag te oud om het volgend jaar te rug te komen. Gaat hij naar de academie, dan zie je je oogappel na vijf jaar thuis komen als doleerende of als socialist, en ben je toevallig lid van eigen hulp, dan veegt zoon lief je bij iedere gelegenheid als be stuurslid van Maatschappelijk Belang den mantel uit. Is het een meisje en is ze mooi, dan heeft ze geen geld, of ze kan de 1 niet zeggen. Heeft pa een rechten neus en lange ooren, ma een haakneus en kleine ooren, dan zul je altijd zien dat Marie of Willem de ooren van papa en den neus van mama geërfd heeft, en is papa leelijk maar knap, en mama mooi maar dom, dan heeft kindlief van papa het ge zicht en van mama het verstand, Nu spreek ik nog niet eens van dokters, bakers, luiers, mazelen, roodvonk, schoenenreparatie, gebroken ruiten en vacantie! Neen, alles wel beschouwd, is het beter zóó. Wij zijn allebei daarenbo ven te veel gehecht aan de geriefe lijkheden en genoegens, die we ons met ons kleine inkomen kunnen ver oorloven, om die met een licht hart te ruilen voor iets, dat je misschien later iets leelijks voor de voeten zal gooien, omdat je het buiten zijn voor kennis en goedkeuring in het leven hebt geroepen. Ge weet dus nu dat we geen for tuin, geen standjes en geen kinderen hebben. Mijn vrouw heet onder ons „Trui," als we visite hebben „Ger trude," eu uw onderdanige dienaar heette tot, zijn zevende jaar Mopje, op school „Krukje" waarom, weet ik niet maar sedert hij 2 e klerk aan het ministerie en lid van de Wit te Sociëteit werd, wordt hij bij zijn doopnaam Nic Tupke genoemd. Onze zilveren bruiloft viel op 24 Juli 1892, en al in 1891 was het aan de thee een gewone vraag „denk je wel aan 24 Juli?" wat dan den stoot gaf tot een reeks ongelijk soortige plannetjes, die ten slotte daar op neerkwamen, dat we besloten aan niemand iets van ons jubileum te vertellen, en stikem een reisje te gaan maken naar Parijs. Een bruiloft met vier familieleden in de opgaande, en twaalf in de af dalende linie is ontegenzeggelijk heel aardig. 11e oude lui drinken bij zoo'n gelegenheid een glaasje te veel, en kunnen dan zoo komiek uit den hoek komende kindoren vertoonen aller lei grappen de kleinkinderen zeggen versjes opde gasten hebben al licht van vorige bruiioften een goeje mop onthouden, en de bruidegom besteedt zes weken van zijn vrijen tijd aan een toost op rijm. Maar zooals ik reeds zeide in de afdalende lini hebben we niets tot stand gebracht, en in de opgaande rest ons alleen één moeder van mijn vrouw's kant, van 94 jaar, die 't blijft onder ons 1 voor haar leeftijd erg tobberig en langzaam is. 't Is waar, als je den dag niet viert, krijg je ook geen cadeaux, en dat was een keerzijde van ons plan, die zwaar bij ons woog. Een pendu le, een eetservies, zes stoelen met een paarbankjes zijn van die din gen, die gewoonlijk na 25 jaren ech telijk samenwonen vernieuwd moeten worden, maar je dient al die beleefd heden te beantwonrden met een dinee, en ik heb meermalen gelegenheid ge had op te merken dat zoo'n zilveren bruiloftsfeest de gasten in een stem ming brengt van vandaag-'t-er-aan, zet-de-blom-metjes-buiten, en van nog- eens-en-dan-nooit-weer, met het gevolg dat men den zilveren bruide gom nog wel een maand na de par ty gerust op zijn hoofd kan zetten zonder kans té loopen dat er een zilverstuk van beteekenis uit zijn broekzak zal vallen. Alles wel beschouwd hadden we ons dus bepaald tot een uitstapje naar Parijs ParijsHè Eindelijk ook eens over die stad der steden te kunnen meeprateneinde lijk ook een Bock te drinken op de Boulevards, eindelijk dien Eiffeltoren ook eens op te klimmen, eindelijk eens een echte cocotte, een echte anarchist te zien Ik leende een Guide de Paris, en Trui leerde iederen dag onder het aankleeden 5 volzinnen en 20 woor den van buiten, die ik haar dan on der het uitkleeden weer moest over- hooren. Natuurlijk hadden we, als eerste werk, een begrooting van kosten ge maakt reis heen en terug f 50.- 8 dagen verblijf ad f 10. p d. en p. h160.- f 210 Minder kon het niet, anders doe je beter thuis te blijven. We hadden ons in het begin van den winter dan ook voorgenomen om wat op zij te leggen, maar daar was om verschillende redenen nietB van ge komen. Zoo druk als we in dien win ter van 91 op 92 uitgevraagd wer den, was nog niet beleefd, en dan dien je de menschen terug te zien; daarbij was het nu eens een kinder hospitaal in nood, dan een weduw vrouw met 14 kinderen, en dan weer het gejammer van een troep werkloo- zen, die arbeid zochten en God dank ten dat ze het niet konden vinden, laatje dan eens onbetuigdDan kwam vandaag Lamoureux, morgen Kes, den eene dag Coquelin en den anderen dag Van Zuylen, of Brantsma, en blijf dan eens thuis Zoo kwam het dat we in Maart nog maar f 60.bij mekaar hadden. Wilden we dus ons plan nog vol voeren en dat wilden wedan diende er bezuinigd, kromgelegen te worden. Aan mijn tafeltje in de Wit te maakte ik de lui wijs dat ik een chronische keelontsteking had en niets dan water mocht drinken; mijn zes sigaren per dag kromp ik in tot drie, en toen de lente kwam geen jonge groenten, geen eerste aardbeien en geen nieuwe aardappelen. Och, Gertrude en ik houden alle bei zoo van de lente! Ik om de ra dijsjes, de aardbeien en kersen, de jonge groenten, en de warme zon Gertrude om het jonge groen, de nachtegalen en merels, en de nieuwe modes. We strjjden altijd wie het meest van de lente houdt. Om den herfst kibbelen we ook al. Ik houd niet van den herfst daar, ik zeg het ronduit! In den herfst ben ik doorgaand verkouden, half van het weer en half van de con- tributiën en bedelpartijen, waarmee ze „bij het naderen van het strenge seizoen" aan je deur komen. De dagen korten, de blaren val len, en aan waaien en regenen geen gebrek. Nu schijnt mijn vrouw in dien herfst iets te zien. loderen dag moet ik mee naar het Groote Bosch om de tinten te bewonderen. Ik zie altijd naar één tint, de gele, en van geel houd ik niet. Ik houd van rood of blauw. Dan moet ik weer kijken naar die „heerlijke luchtenDie dik ke opgeblazen wolkgevaarten kan en wil ik niet mooi vinden; ze maken me benauwd! En dan gaan we tel kens aan de vijvers op een bank zit ten' zoo'n zonder leuning afschuwelijk! Dan steek ik een si gaar op, en ga wat beukenootjes pellen, en verveel me. Onderwijl luis tert Gertrude naar „het lied der zwa nen," dat ik niet hoor. Ik heb nog nooit een zwaan hooren zingen, en vind het ook volstrekt niet noodig dat een zwaan zingt. Als een zwaan mooi wit is en mooi zwemt, dan doet hij alles wat je in gemoede van zoo'n beest kan verwachten. „Zie toch dat lichteffect!" krijg ik dan weer. „Waar is het vraag ik. „Daar op de kruinen van die boomen! dat zonlicht op het geelNou vind ik geel niet het mooist in den donker, maar om Trui pleizier te doen, zeg ik dan: „ja, mooien wat doen die kraaien goedgoud met zwarte stippen „Zie nouw de ondergaande zon door de boomstammen 1" roept Trui weer, maar dan geef ik er den bui van „zoo, gaat do zon onder? Nu, dan moeten naar huis om te eten. Ik heb honger?" Maar zoo gemakkelijk krijg ik haar niet mee. Zij is dol op wat ze noemt: „gewijde stilte," en ik houd niet van stilte, gewijde of ongewijde. Ik heb graag leven en drukte. Maar het ergste is als ze om potlood en papier vraagt. Ik geef haar dan een circulaire van een soepcommissie of een convocatiebiljet voor een of an de- re vergadering waarvan ik in die da gen den zak vol heb, en dan gaat ze op de onbedrukte zijde haar over vol gemoed uitstorten. Sedert de Nieu we Gids één van die ontboezemin gen opgenomen heeft, is Trui niet meer te honden. Dat komt altijd met het vallen van de blaren en houdt op met de eerste sneeuwbui. Ze leest mij die verzen wel eens voor, en dan verbaas ik mij altijd wat blijv. zoo iets als de wind al niet kan uitvoe ren. Ik dacht dat de wind niet an ders kon dan waaien, maar volgens Trui kan hij ook zuchten, fluisteren lispelen, spelen, dartelen, kussen, snokken, brullen, loeien, rukken, gee- selen, streelen, liefkozen, juichen, dra ven en galoppeeren, ja eens heeft ze hem laten „steigeren!" Neen, de lengte kan er door, daar voel ik wel wat voor, maar de herfst is een jammer! Die lente van 1892 vergeet ik nooit! „Bezuinigen over de heele li nie!" was het parool, week aan week, maand aan maand; en alleen om die fatale ontbrekende f 150.bij me kaar te krijgen. Hadden we koelbloe dig onze heele levensmanier veran derd, bijvb. de meid den dienst op gezegd en gaan eten in de volksgaar keuken, dan was het gauw in zijn werk gegaan, maar we wilden den schijn ophouden, en ondervonden wat een collessale som f 150.is, wan neer je het moest bezuinigen op vleesch, boter, sigaren, glaasjes bier, bittertjes en bitterkoekjes. Alles moet er aan! Ons jaarlyksch uitstapje naar Haarlem om de tulpen te zien bloei en, versche haring, jonge groenten, nieuwe hoeden, ja, het abonnement voor het Kurhaus, alles werd geof ferd aan die acht dagen naar Parijs, waarop we nu eenmaal in een onbe waakt oogenblik onze zinnen gezet hadden. Nu moet men Hagenaar we zen om goed te begrijpen wat het is, geen abonné van het Kurhaus te zijn. Geen lid van de Witte te zijn, laat zich nog denken, maar geen abonné zijn van het Kurhaus laat zich niet eens droomen. Geen offer viel ons zoo zwaar als dit, en het was met een bedrukt gemoed dat we ie deren avond naar de boschjes gingen, om het jonge groen te zien ontluiken en naar de nachtegalen te luisteren. Gedrukt by DE EBVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1904 | | pagina 6